7
6
Bijlage tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901.
wethouders sprake kon wezen, het zou deze zijn, dat zij
van een zevendeliever zoogenaamd zevende" leerjaar
hebben gesproken, wat, althans bij de school no. 10, niets
anders is dan een parallelklasse van de zesde klasse.
Naar ons intusschen voorkomt, hadden burgemeester en
wethouders gerust ook een zeker getal leerlingen van de ove
rige drie scholen der derde klasse in berekening kunnen
brengen bij het door hen als vermoedelijk aangenomen
getal leerlingen, die naar de voorgestelde dagschool zullen
overgaan Doch ook zonder dit achten wij het door
hen aangenomen getal alleszins gerechtvaardigd.
Men geve zich ook in deze zaak niet aan een gevoel
van pessimisme over. Ook in vroegere jaren waren er,
die, bij het oprichten van nieuwe inrichtingen van onderwijs
alhier, de vrees uitspraken, dat deze inrichtingen niet
genoeg belangstelling zouden opwekken. Steeds echter
werd deze vrees op de meest schitterende wijze gelogen
straft. Niet één van deze inrichtingen, hetzij van middel
baar, hetzij van hooger onderwijs, of zij werd gaandeweg
zóó druk bezocht, dat na verloop van niet veel jaren tot
uitbreiding der schoolgebouwen moest worden overgegaan.
Het meest sprekend voorbeeld levert we! de Leeuwarder
ambachtsschool. Ook ten haren aanzien bleven de ongun
stige voorspellingen niet uit. Intusschen is ook deze
school van jaar tot jaar gekomen tot een bloei, als bij
haar oprichting zelfs haar warmste voorstanders niet hadden
durven denken. Dit zijn alle heugelijke, gelukkige ver
schijnselen, die moed geven ook voor een dagschool met
driejarigen cursus en den bij haar aan te sluiten avond
cursus. Wij twijfelen er dan ook niet aan, of beide
inrichtingen zullen tot gelijken bloei komen als met alle
inrichtingen van onderwijs te Leeuwarden steeds het geval
is geweest.
Als laatst belangrijk punt wenschen wij te behandelen
de voorstellen, in no. VI opgenomen.
Ook bij ons bestond daarover in het begin geen een
stemmigheid. Na vele overwegingen en herhaalde samen-
sprekingen met den directeur der gemeentewerken, die
ons telkens welwillend ten dienste stond, kwamen wij ten
slotte eenparig tot het gevoelen, dat, hoeveel waardeering
de plannen van burgemeester en wethouders ook verdienen,
toch aan die van de commissie van toezicht op het lager
onderwijs de voorkeur behoort te worden gegeven. Ware
er alleen sprake van voorziening in de behoeften van het
oogenblik, wij zouden niet hebben geaarzeld, de goed
keuring van de plannen van burgemeester en wethouders
aan te bevelen. Er moet echter ook aan de toekomst
worden gedacht. Door den voorzitter van genoemde com
missie werd in diens rede reeds gewezen op de belangrijke
toeneming der bevolking van Leeuwarden in 1900, waar
onder 150 kinderen. Al moge nu een toeneming in
gelijke mate in volgende jaren zich niet voordoen, er zal
wel allerminst van overdrijving sprake kunnen zijn, indien
de vermeerdering van het getal schoolgaande kinderen op
gemiddeld 40 a 50 per jaar voor de scholen der tweede
klasse b en der derde klasse wordt gesteld. Men denke hierbij
ook aan de werking der leerplichtwet. Reeds in vijf jaren
komt men alzoo tot een getal van 200 tot 250 kinderen.
Berekend op 40 leerlingen per lokaal, zou dus reeds na
vijf jaren een nieuw schoolgebouw met zes a acht lokalen
noodig zijn. Dit kan evenwel worden voorkomen, als, nu
toch tot de vergrooting van schoolgebouwen moet worden
overgegaan, dit dadelijk op ruime schaal geschiede, zoodat,
althans in de eerste jaren, geen nieuwe behoefte aan
plaatsruimte zal ontstaan.
Afgescheiden van de reeds in de tweede sectie ontwik
kelde bezwaren tegen de overbrenging van de school no.
4 naar de school no. 1met acht lokalen, schijnt voorts te mogen
worden betwijfeld, of acht lokalen voldoende voor de school
Blijkens een door den secretaris der commissie van toezicht op
het lager onderwijs ons later nog verstrekte opgave was het getal
leerlingen der zoogenaamde zevende klasse in al de scholen der tweede
klasse b en der derde klasse als volgt: school no. 1, 37no. 5, 36;
no. 6, '26; no. 7, '20: no. 8, -15; no. 9, 12; no. 10, 9; no. 11, 8; te
zaiinen 156.
no. 4 zouden zijn, zooals burgemeester en wethouders
zelfs met zekerheid aannemen. Uit de reeds aangehaalde
tabel van de bevolking der gemeentescholen op 18 Juni
van dit jaar toch blijkt, dat het getal leerlingen van de
school no. 4 op dit tijdstip bedroeg 894, waarvan 26 in de
achtste en 4 in de negende klasse. Bij de reorganisatie
dezer school vervallen deze twee klassen en wordt alzoo,
indien men voor de overige zeven klassen het getal leer
lingen ook verder op hetzelfde getal aanneemt, het geheel
teruggebracht op 364. Bij een maximum van 40 leerlingn
per lokaal, zullen er dus reeds dadelijk ten minste negen
lokalen noodig zijn. Dit maximum zouden wij echter
voor deze school, althans voor de hoogste drie klassen, nog te
groot willen noemen. Evenals op de scholen der eerste
klasse sinds jaren bij een getal van 30 leerlingen en meer
parallelklassen worden ingesteld, achten wij zoodanige rege
ling ook voor de school no. 4 wenschelijk, met het oog
op haar karakter als school van meer uitgebreid lager
onderwijs. Naar ons voorkomt mogen bovendien de ouders
der hier schoolgaande kinderen, waar zij een schoolgeld
van f 22 per jaar hebben te betalen, ook wel eenige aan
spraak maken op parallelklassen, indien het getal leerlingen
30 of meer in de klasse bedraagt.
Ten einde èn reeds dadelijk én voor de toekomst in de
behoefte te kunnen voorzien, verstrekte de directeur der
gemeentewerken ons, op ons verzoek, de noodige opgaven.
Wij zijn daarna gekomen tot het volgende plan
1. Het gebouw van school no. 5 (Oldehoofster Kerkhof),
thans acht lokalen, wordt, geheel overeenkomstig het voor
stel van burgemeester en wethouders, verbouwd en uitge
breid tot een schoolgebouw met twaalf lokalen
2. Het gebouw van school no. 7 (Eestraat), thans zes
lokalen, wordt uitgebreid tot een schoolgebouw eveneens
met twaalf lokalen.
3. Het gebouw van school no. 11 (Versch water vijver),
thans acht wordt, uitgebreid tot een schoolgebouw mede met
twaalf lokalen.
Op deze wijze zouden dus worden verkregen veertien
lokalen meer, zes voor de scholen der tweede klasse b en
acht voor die der derde klasse, plaatsruimte aanbiedende
voor 560 leerlingen, gerekend op 40 per lokaal.
De vergrooting van het gebouw van school no. 5 levert
geen technisch bezwaar op, gelijk uit het voorstel van
burgemeester en wethouders blijkt.
Anders is het gesteld met de gebouwen van de scholen
nos. 7 en 11.
Wat school no. 7 betreft, valt te rekenen met het voor
de vergrooting beschikbare terrein en ook met den wel
stand. Dit maakte, dat wij voor deze school eerst niet meer
dan tien lokalen aannamen. Bij nadere overweging kwam
het ons echter voor, dat een school met tien lokalen min
der wenschelijk zou zijn met het oog op de bezwaren,
die hiervan in de practijk soms worden ondervonden.
Nader overleg met den directeur der gemeentewerken
leidde er toe, dat door hem, op ons verzoek, werd opge
maakt een gewijzigd plan, waarin twaalf lokalen zijn op
genomen.
Ook ten aanzien van de school no. 11 deed het ter-
reinsbezwaar zich gelden. Het zal echter kunnen worden
overwonnen door vereeniging van liet gebouw met de naastge
legen bewaarschool no. 5, waardoor vier lokalen meer zullen
worden verkregen. Op andere wijze zou de vergrooting
niet wel mogelijk zijn. Gelijk toch de directeur der ge
meentewerken ons mededeelde, is aan de noordzijde de
terreinsgrootte voor vier lokalen meer onvoldoende, een speel
plaats zou dan niet meer overblijven. Het verhoogen van
de bewaarschool is niet aan te raden, omdat de muren aan de
zijde van den Versch watervijver nu reeds scheuren vertoonen.
Het zal reeds duidelijk zijn geworden, dat, indien de
raad onze plannen goedkeurt, dit ten gevolge zal hebben,
dat voor de bewaarschool no. 5 een nieuw gebouw zal
moeten worden gesticht. Door den directeur der gemeen
tewerken zijn ons daarvoor aangewezen drie plaatsen, allen
gelegen ten noorden van de school no. 11. De plaats,
Bijlage tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901.
met A aangeduid, komt ons het meest geschikt voor; het
terrein behoort aan de gemeente. Wel bezit dit niet de
vereischte vo le grootte, doch men mag zich vleien, dat
de eigenaar van het aangrenzend terrein, gemerkt B, ge
negen zal worden bevonden, het daarvan benoodigd ge
deelte voor niet te hoogen prijs aan de gemeente te ver-
koopen.
Tot toelichting van onze plannen leggen wij hierbij over
de van den directeur der gemeente-werken bij ons ont
vangen brieven en bijlagen.
Alles te zamen genomen zullen de kosten bedragen voor:
school no. 5 (opgaaf aan burgemeester en wethouders
verstrekt) pl.raf 40,000.
school no. 749,000.
Te zamen 89,000'
Te verminderen met de rijksbijdrage ad 25 pCt. 22,250-
Blijft 66,750.
Hierbij de kosten van het stichten eener
nieuwe bewaarschool no. 525,000.
Maakt 91,750.
Er komen dan nog bij de kosten van het stichten
van een gebouw Achter de Hoven voor de school met
driejarigen cursus.
Over de rangschikking en nummering der scholen zij
het ons nog veroorloofd, het volgende in het midden te
brengen.
Wij verschillen in gevoelen met burgemeester en wet
houders over het „herdoopen" van de school no. 4 van
school der 2e klasse a in school der le klasse b. Door
haar reorganisatie zal zij geenszins meer overeenkomst
hebben met de scholen der eerste klasse, dan nu het geval
is. Zij zal dan evenzeer zijn een school, geheel op haar
zelve, met eindonderwijs.
Naar ons voorkomt zal art. 4 der verordening, Gemeen
teblad no. 15 van 1894, moeten worden gewijzigd als
volgt
„De scholen der eerste klasse zijn bestemd tot voorbe
reiding voor hooger of middelbaar onderwijsdie der
tweede klasse voor meer uitgebreid lager onderwijs die
der derde en der vierde klasse voor gewoon lager onderwijs.
Wij zouden dan tevens wenschen, de scholen te zien
genummerd als volgt
School eerste klasse voor jongens no. 1
meisjes 2
tweede 3
de overige scholen, te beginnen met de tegenwoordige
school no. 1, onderscheidenlijk met nos. 4 tot en met 11.
Voorts achten wij het dienstig om, evenals in vele
andere gemeenten geschiedt, bij iedere school aan te geven de
plaats, waar zij is gelegen, gelijk thans ook reeds door
burgemeester en wethouders is gedaan, bijv.School no. 1
(Sint Anthoniestraat) enz.
Wij zouden burgemeester en wethouders in overweging
wenschen te geven, op het bovenstaande te letten bij het
ontwerpen eener nieuwe verordening, ter vervanging van
van die, opgenomen in het Gemeenteblad no. 15 van 1894.
Over de noodzakelijkheid van het behoud der burger
avondschool waren de leden in alle sectiën het eens. Toch
zouden wij de redactie van no. III6 eenigszins wenschen
te zien gewijzigd, om te doen uitkomen, dat de raad deze
school „voorloopig op den bestaanden voet" verlangt te
behouden. Daargelaten de vraag, of na het in-werking-
treden der nieuwe regeling niet een wijziging van haar
leerplan na korteren of langeren tijd zal blijken noodig of
wenschelijk te zijn, hebben wij meer bepaald op het oog
een nadere regeling, zooals die reeds in enkele plaatsen
van ons land is tot stand gebracht, n.l. haar vereeniging
met de bestaande ambachtsschoolindien het bestuur
van deze inrichting daartoe genegen mocht zijn. De
gemeente zou dan natuurlijk zich moeten verbinden tot
het verstrekken eener jaarlijksche geldelijke bijdrage aan
de vereeniging „De Ambachtschool" tot een bij onderling
overleg vast te stellen bedrag.
Eindelijk nog een kleine redactie-wijziging van no. 5,
n.l. om, in plaats van „mag", aan het slot, te lezen „zal."
Op de aangevoerde gronden hebben wij de eer, u in
overweging te geven, de voorstellen van burgemeester en
wethouders aan te nemen met de volgende wijzigingen
1. In no. lila 2 na het woord „administratie" te laten
volgen „voor jongens en meisjes".
2. No. IIIó te lezen „de burgeravondschool voorloopig
op den bestaanden voet te behouden.
3. No. IV te doen vervallen.
4. In no. VI5, in plaats van „twee lokalen", te lezen
„zes lokalen".
5. Na no. VIc te laten volgen
d. De gemeenteschool no. 11, op Vijversbuurt, te
vergrooten met vier lokalen en daartoe gebruik te maken
van het naastgelegen gebouw van de bewaarschool no. 5.
6. Een nieuw gebouw voor de bewaarschool no. 5 te
stichten op het gemeentelijk terrein ten noorden van de
gemeenteschool no. 11.
Gerapporteerd ter raadsvergadering van 10 December
1901.
A. DUPARC,
Rapporteur van de eerste sectie en algemeen rapporteur.
S. JANSEN,
Rapporteur van de tweede sectie.
J. BAART DE LA FAILLE,
Rapporteur van de derde sectie.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co. Leeuwarden.