Bijlage No. 26. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 1 Aan den Gemeenteraad. In Uwe vergadering van 23 Juli j.l., waarin werd be handeld ons voorstel tot verlaging van den gasprijs, is opnieuw gewezen op den onjuisten grondslag, waarop de financieele regeling tusschen de gemeente en hare gas fabriek berust en op de onzuivere boekhouding, die daar van het gevolg is, in dien zin, dat daaruit niet blijkt het bedrag der zuivere winst, welke de gemeente van de fabriek geniet. Dit heeft der commissie voor de gasfabriek aanleiding gegeven, met loffelijken spoed deze zaak ter hand te nemen. Reeds toch bij missive van den 24 .Augustus j.l., no. 284 deelde zij hare beschouwingen en voorstellen omtrent eene andere financieele regeling aan ons mede. Wij leggen die missive hierbij over. De commissie is van oordeel, dat de gemeente aan spraak heeft op een zeker bedrag uit de opbrengst der fabriek, en dat, waar tot dusverre de ten behoeve der fabriek verstrekte gelden niet werden terugbetaald, voortaan de rekening der fabriek moet worden bezwaard met rente en aflossing. Bij dit stelsel vervalt natuurlijk de tegenwoordige rente berekening. Ten aanzien dezer renteberekening zij het volgende medegedeeld Tot het jaar 1870 schijnt het regel te zijn geweest, dat van de ten behoeve der fabriek door de gemeente verstrekte gelden, dus van de schuld der fabriek, de jaarlijksche winst werd afgetrokken en van de rest 5 °/0 rente aan de gemeente werd betaald. Zoo vindt men in de memorie van toelichting op de gemeente-begrooting voor 1869 de volgende berekening: ,.Ten vorigen jare was op dit artikel in uitgaaf gesteld rente van een een bedrag van 13000. kapitaal ad hierbij gevoegd de daaronder niet begrepen aannemingssom van het tweede gedeelte der werken tot uitbreiding der fabriek 260.000.— 20.480.— Samen 280.480. „Tan dit bedrag dient echter te worden afgetrokken a. de zuivere winst over 1867 door de fabriek verkregen en beloopende eene som vanf 18,916.19è b. de winst over 1868, voorloopig begroot op1 1,563.80 Samen 30,480.— zoodat wegens een kapitaal van 250.000over 1869 rente aan de gemeente zal verschuldigd zijn, berekend naar 5 ad 12.500. In 1870 werd de winst niet meer afgetrokken van de schuld der fabriek, zonder dat daarvoor eenige redenen zijn opgegeven. Sedert is tot stelsel aangenomen, dat de gemeente de uitgaven, die de fabriek doet voor gebouwen en gebruiks- materieel, aan de fabriek vergoedt. In onderscheidene rekeningen van ontvangsten en uitgaven van de gasfabriek vindt men dergelijke vergoedingen. Zoo b.v. vindt men in de rekening over 1900 onder de ontvangsten den volgenden post „Vergoeding van de gemeente voor gelegde straatbuizen en zinkers, geplaatste lantaarns en verbindingen van de hoofdbuis tot de stoep bij gasverbruikers f 8770.88. Zoo „vergoedt" dus de gemeente aan de fabriek de uit gaven voor sommige zaken, onverschillig of dit volgens de exploitatie-rekening der fabriek al of niet noodig is. Van terugbetaling is dus geen sprake; alleen moet in de exploitatierekening worden opgenomen eene rente van 5°/0 van al de verstrekte „vergoedingen", en treedt als het ware de winst in de plaats van de terugbetaling der ver goedingen. De vergoeding brengt de gasfabriek onder hare ontvang sten en begrijpt die onder het winstcijfer, waardoor het gebeurt, dat de balans van de fabriek een winstcijfer, maai de gemeenterekening betreffende de exploitatie der fabriek een nadeelig saldo aanwijst. Het stelsel, dat de commissie aanbeveelt, komt ons meer rationeel voor. Het komt hierop nederdat de gemeente zich uit de jaarlijksche opbrengst van de exploitatie van de fabriek een zekere som reserveert voor haar beheerde risico en de diensten, die zij aan de gasverbruikers verleent voor het leveren van gas tegen billijken prijs, en dat de gemeente aan de fabriek de noodige gelden verstrekt, mits nu niet meer als „vergoeding", maar als wordende werkelijke schuld der fabriek, die door haar moet worden afgelost en waarvoor inmiddels rente moet worden betaald. Wij kunnen ons met dit stelsel geheel vereenigen. Intusschen hebben wij bedenkingen tegen de door de commissie voorgestelde retributie. Al dadelijk doen wij opmerken, dat de commissie, blijkens hare missive, het bedrag daarvan zooveel mogelijk in verband heeft gebracht met de som, die de gemeente thans als rente geniet, daar zij het bedrag daarvan zóó heeft gesteld, dat de totale op brengst met de jaarlijksche rente en aflossing die de fabriek zal hebben te betalen, nagenoeg overeenkomt met de thans genoten wordende 32000. De commissie voert hiervoor aan, dat zij niet een wijzi ging van het eindcijfer, doch wel het aanbrengen van een anderen deugdelijken basis hoofddoel acht. Hieromtrent valt op te merkendat met dit hoofddoel voor oogen, de retributie door haar anders zou zijn gesteld, indien de jaarlijksche aflossing en rente, die zij ten laste der fabriek wenscht te brengen, een ander cijfer aantoonde zoodat de 'retributie op zich zelf dus een bepaalden grond slag mist. Met het oog op de discussiën, die den 9 November 1895 over het voorstel van burgemeester en wethouders tot het vaststellen eener retributie van 1.25 per strekkende meter buizenleiding zijn gevoerdzouden wij vreezen, dat een, als het ware toevallig genomen, cijfer van 0.60 per strek kende meter, zooals de commissie voorstelt, niet ongegronde kritiek zou uitlokken. Intusschen is er, naar onze meening, wel een op deug delijken grond berustenden maatstaf te vinden voor het bepalen van het Ledrag der uitkeering aan de gemeente. In de zoo even bedoelde vergadering wees de heer Dujrnrc er op, dat de gasfabriek is opgericht allereerst ten behoeve van de gemeenten.l. voor de straatverlichting, om te vol doen aan de verplichting haar opgelegd bij art. 2051 in verband met art. 179/t der gemeentewet. Dat ook de ingezetenen van de fabriek genot hebben is zoo beweerde de heer Duparc geheel secundair, eigenlijk geheel onverplicht, en het kon ook niet opgaan, om de gasverbruikers eene retributie te laten betalen voor iets, dat in de eerste plaats voor de gemeente zelve moet dienen. In diezelfde vergadering deed de heer Oosterhoff de vraagwaarom moet de fabriek aan de gemeente betalen voor het gebruik van gemeentegrond, en waarom moet de gemeente aan de fabriek betalen voor de straatver lichting Hij vond dit een over en weer ontvangen en betalen in en uit één beurs, die van de gemeente. Naar wij meenen, ligt in deze opmerkingen een basis voor het bepalen der retributie, of liever voor het bedrag der bijdrage of uitkeering door de gasfabriek jaarlijks aan de gemeente te doen. Hier toe ga men van het stelsel uit, dat de kosten van de straatverlichting voor rekening der gasfabriek worden gebracht, waaraan, naar ons voorkomt, moeten worden toegevoegd de kosten van verlichting van de openbare gebou wen (gemeentehuis, politiebureau, ziekenhuis, armhuis enz.) en van de openbare scholen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 128