2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. Volgens de rekening van ontvang en uitgaaf' der gas fabriek over 1900 heeft de vergoeding van de gemeente voor de straatverlichting bedragen f 22,807.39, terwijl de kosten van verlichting van de hiervoren bedoelde ge bouwen kunnen worden geschat op 3000 4000. Het komt nu vrij wel op hetzelfde neer, of bepaald wordt, dat de fabriek zonder vergoeding van de gemeente voor bedoelde verlichting zal zorgen, dan wel, dat de fabriek wordt belast met eene jaarlijksche uitkeering aan de gemeente tot een bedrag ongeveer gelijkstaande met de kosten voor die verlichting. Uit een comptabel oog punt schijnt zelfs het laatste boven het eerste te verkiezen. Ook maakt het weinig verschil, of de uitkeering tot nagenoeg het kosten-bedrag van de verlichting, wordt gevondendoor te bepalendat jaarlijks een zeker bedrag per strekkende meter buizenleiding in de ge meentekas zal worden gestort. Hieraan is nog dit voor deel verbonden, dat de uitkeering hooger wordt naarmate het buizennet uitgebreider wordt, en dit is niet onbillijk, omdat naarmate van die uitbreiding ook de kosten der straatverlichting toenemen. Wordt nu de uitkeering per strekkende meter op/'0.70 gesteld, dan zal het hiervoren opgegeven kosten-bedrag van 26000 a 27010 nagenoeg worden gevonden, daar de lengte van het buizennet volgens opgave der commissie nagenoeg 38000 meter is. 0.70 X 38000 26600). Wij kunnen ons zeer goed vereenigen met het voorstel der commissie, om de effectieve schuld van de gasfabriek te bepalen op 168,500 en om de rente van die schuld te stellen op 3'/s °/0. De toepassing van het denkbeeld, om de fabriek te belasten met dezelfde aflossing als de gemeente op de betrekkelijke leeningen heeft te doenis niet zonder bezwaar. Over 1902 tot en met 1905 lost de gemeente op de nog loopende leeningen ten behoeve der fabriek jaarlijks af 4000. Met eene rente van 5,897.die, bij een aflossing van 4000, jaarlijks met 140 zal verminderen, zal de fabriek het eerste jaar bezwaard worden met rente en aflossing tot een bedrag van 9,897—, Dit nu zal wel geen bezwaar ontmoetenmaar nu zal op de leening groot f 48000 met 1906 tot en met 1915 in plaats van 1O00 jaarlijks 2000 moeten worden afgelost en van af 1916 jaarlijks f 3000. Daar bij komt nog, dat binnen kort belangrijke uitga ven ten behoeve der fabriek moeten worden gedaan waarvoor de gemeente een geldleening zal moeten aan gaan. Voor het vervolg zal dit wel een gewone gemeente- leening worden, dus niet zooals vroeger, afzonderlijk voor de fabriek, terwijl het ook gebeuren kan, dat daarin wor den opgenomen uitgaven voor andere takken van dienst. De aflossingen zullen dan geregeld worden met het oog op de gemeentefinancien in het algemeen; maar nu dient de aflossing door de fabriek geregeld te worden met het oog op de financiën van deze. Daar de gasprijs niet geheel afhankelijk kan worden gesteld van de kolenprijzen, maar ook afhankelijk is van alle andere uitgaven die de fabriek heeft te doen, dienen de jaarlijksche aflossingen niet te hoog gesteld te worden. Naar het ons voorkomt is het wenschelijk, voor de verplichte aflossing een vast cijfer te stellen b.v. 2 elke leening zal dan in hoogstens 40 jaar zijn afgelost. Te dezen aanzien zij nog opgemerkt, dat de gemeente in menig geval aan de fabriek zal leenen en daartegen over in de gemeentebegrooting een tijdelijke geldleening zal uittrekken, die, bij voldoend kasgeld, niet dadelijk behoeft te worden aangegaan en eerst later in eene defini tieve leening wordt opgenomen. In zoodauig geval zou het denkbeeld der commissie niet, of althans niet dadelijk kunnen worden toegepast. Wat de rente betreft, zal ook dienen te worden bepaald, welke interest de fabriek zal hebben te betalen voor het verstrekken van gelden, waarvoor de gemeente niet of niet dadelijk eene leening aangaat. Een vraagstuk, dat door de commissie in het midden wordt gelaten, dient hier nog besproken te worden. Volgens het stelsel der commissie zullen de financien van de gasfabriek geheel gescheiden worden van die der gemeente, behoudens een vast te stellen regeling, en met dien verstande, dat de ontvangsten en uitgaven zullen blijven loopen over de gemeentebegrooting en de ge meenterekening. De gemeente verkrijgt een zekere vaste uitkeering, waarmede de exploitatierekening der fabriek onder alle omstandigheden wordt bezwaard, en van de gelden, die de gemeente haar voorschiet, moet rente worden betaald en tevens heeft zij voor een geregelde aflossing te zorgen. Maar als nu bij het einde van het jaar de rekening wordt opgemaakt, zal die een winst, of, wat ook mogelijk is, een nadeelig saldo aanwijzen. In het laatste geval zal het nadeelig slot als eerste post van uitgaaf op de nieuwe rekening moeten worden overgebracht, maar het is dan ook even natuurlijk, dat het voordeelig saldo als eerste post van ontvang op de nieuwe rekening wordt geboekt. Waartoe moet nu dit batig saldo worden aangewend? Naar ons oordeel tot buitengewone aflossing van schuld. Reeds volgens het voorstel der commissie zal de alge- heele aflossing der schuld ad 168,500 42 jaar ver- eischen. En daar nu, zooals wij reeds deden opmerken, de fa briek ongetwijfeld met nieuwe leeningen zal worden bezwaard, is het wenschelijk, dat buitengewone aflossingen kunnen plaats hebben. Dan alleen zal men de verplichte aflossing op een betrekkelijk laag cijfer kunnen stellen, b.v. op 2'/j zoo als wij in overweging zullen geven. Met het ocg op de gemeentebegrooting maakt het niet een groot verschil, of het voordeelig saldo als winst of als buitengewone aflossing in de gemeentekas vloeit; in beide gevallen toch geeft dit eene vermeerdering van de ont vangsten. Heeft de gasfabriek geen schuld meer af te lossen, dan zal zeker ook de gemeentebegrooting wel niet meer bezwaard zijn met rente en aflossing voor gelden aan de fabriek verstrekt; en dan zou de vraag kunnen worden gesteld, op welke wijze over de winst moet worden beschikt. Nog meenen wij als algemeene opmerking hieraan te kunnen toevoegen, dat bij invoering der nieuwe regeling zeker geen belangrijke saldo's zijn te wachten. Naar aanleiding van ai het voorafgaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten 1. dat in plaats van de uitkeering, die jaarlijks uit de opbrengst der exploitatie van de gasfabriek, aan de gemeente onder den naam van vergoeding voor interest wordt gedaan, de gasfabriek, met ingang van 1 Januari 1 902, worde belast met eene jaarlijksche uitkeering aan de gemeente in verhouding van 0.70 per strekkende meter buizenleiding; 2. de schuld der gasfabriek aan de gemeente met 1 Januari 1902 vast te stellen op 168500. 3. dat alleen van deze schuld en van verdere door de gemeente aan de gasfabriek te verstrekken gelden rente zal worden betaald, welke voor de gemelde schuld zal bedragen 372 ü/o i'1 'iet jaar en voor a"e v'erdere leeningen, de interest, die de gemeente zal hebben te voldoen, en voor zoover zij voor de verstrekte gelden niet of niet dadelijk eene definitieve leening mocht aangaan, 4 °/B 4. dat op gemelde schuld van 168500.en op alle verdere aan de fabriek te verstrekken gelden, jaar lijks moet worden afgelost 2'/2 °/o 5. dat het voordeelig saldo, dat bij het opmaken der jaarlijksche rekening mocht worden geconstateerd, zal wor den aangewend tot buitengewone aflossing van schuld, tenzij de raad op voorstel van burgemeester en wethouders, de commissie voor de gasfabriek gehoord, anders mocht besluiten; zullende de buitengewone aflossingen geacht worden te geschieden op de oudste der nog openstaande leeningen Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 3 6. burgemeester en wethouders uit te noodigen, om, in verband met voorgaande bepalingen, de boekhouding der fabriek nader te regelen en in overleg met de com missie voor de gasfabriek de kapitaalswaarde der gebouwen c.a. nader vast te stellen. Leeuwarden, den 24 September 1901. Burgemeester en Wethouders A. RÖELL, Fturgemeester. P. A. BERGSMA. Secretaris. No. 284. Leeuwarden, den 24 Augustus 1901. In de raadsvergadering van 9 November 1895 werd in behandeling genomen het voorstel van burgemeester en wethouders omtrent eene nadere regeling van de finan- cieële verhouding van de gasfabriek tegenover de gemeente. Hierbij werd voorgesteld te besluiten 1. te beginnen met 1 Januari 1896 zal door de gas fabriek alhier, in plaats van de berekende rente wegens kapitalen, door de gemeente verstrekt, eene retributie worden betaald voor het gebruik van gemeentegrond ten behoeve van de buizenleiding der fabriek, berekend naar 1.25 per strekkende meter lengte; 2. burgemeester en wethouders uit te noodigen, om, in verband met het vorenstaande, de vereischte wijzigingen jn het model der gemeentebegrooting aan te brengen. Dit voorstel werd na uitvoerige besprekingen met 12 tegen 8 stemmen verworpen. Wij achten het overbodig hier een resumé te geven van de toen gevoerde discussiën, omdat deze voor belang stellenden zijn na te slaan in 's raads handelingen van 1895; alleen wenschen wij te constateeren, dat het voor stel van burgemeester en wethouders om door de rente betaling te doen vervallen en te vervangen door eene retributie voor het gebruik van gemeentegrond ten behoeve van buizenleiding, ook naar onze meening geen aanspraak mocht maken op den naam van gezonde reorganisatie. En juist dit moet o. i. het doel zijn het ongezonde, met elk jaar verergerend stelsel, waarbij het rentebedrag voortdurend klimt en de schuld van de gasfabriek aan de gemeente allengs tot een belachüjk hoog cijfer stijgt, moet hoe eer hoe beter vervangen worden door eene andere,gezonde regeling, waarbij in de allereerste plaats rentebetaling met aflossing op den voorgrond treden. Van dit standpunt uitgaande, veroorlooven wij ons, u in 't kort uiteen te zetten, op welke wijze wij de finan- cieële verhouding van de gasfabriek tegenover de gemeente zouden wenschen te zien gewijzigd en geregeld zooveel mogelijk met behoud van het tegenwoordig eindcijfer van 32000,omdat wij niet een wijziging van dit eindcijfer, doch wel het aanbrengen van een anderen deug- delijken basis hoofddoel achten le. door hetfixeeren van een bedrag, dat te beginnen met 1 Januari 1902, de gasfabriek zal geacht wordenaan de gemeente nog schuldig te zijn. Op 1 Januari 1901 bedroeg die schuld reeds het respec tabele cijfer van 656000. Waar sommige raadsleden beweren, ja, met cijfers staven, dat deze schuld eigerdijk reeds lang is gedelgd door te hooge rente-bedragen plus zuivere overwinsten en derhalve thans slechts eene fictieve schuld zou zijn, evenals ook de daaruitvoortvloeiende rentepost ad 32000.waar anderen daarentegen betoogen, dat deze redeneering mank gaat, daar die zuivere winst slechts in naam zuiver is, omdat daarbij o.a. uit het oog wordt verloren, het bedrag der aflossingen, die de gemeente telken jare had en nog voortdurend heeft te betalen voor de ten behoeve der fabriek aangegane geldleeningen, daar mag men toch gerust als vaststaande aannemen, dat de tegen woordige schuld van ruim 656000.— voor deze fabriek toch in elk geval veel te hoog is. Wil men op gezonden basis reorganiseeren, dan dient dit cijfer op radicale wijze te worden besnoeid. Rest de vraag hoe, en tot hoever Onzes inziens staan daarvoor 3 wegen open a. door de fabrieksgebouwen te laten tauxeeren door een deskundige en dit cijfer als restantschuld aan te nemen h. door zonder deskundige tauxatie geheel wille keurig een cijfer daarvoor vast te stellen (bijv. of l/i van de tegenwoordige schuld) c. door, als restant-schuldcijfer aan te nemen het bedrag, 't welk de gemeente op 1 Januari 1902 nog ten behoeve der gasfabriek zal hebben te betalen. Plan a. komt ons tijdroovend, omslachtig en doelloos voor, omdat reeds de beantwoording der vraagof de fabriek al of niet als industrieële onderneming zou moeten worden geschat, van gevoeligen invloed op de waardebe paling zou zijn. En daar, zooals bekend, de meeningen over dit vraagstuk bij onzen Raad niet onverdeeld zijn, zou dit reeds bij voorbaat een twistappel kunnen worden. plan b komt ons wat al te willekeurig voor; blijft over plan c, 't welk o. i. beslist de voorkeur verdient, omdat het op aannemelijker! grond berust en de brug vormt tusschen hen, die beweren, dat de 656000.een fictieve schuld is en hen, die dit betwisten. Edochde gemeente heeft op 1 Jan. 1902 nog te betalen voor leeningen ten behoeve der fabriek de som vanf 149000. Rekent ment hierbij le in 1900 door de gemeente voor de fabriek betaald8770.38 2e. Idem in 190110560. Totaal 168330.38 dan zou, om een ronde som te nemen, kunnen worden voorondersteld en bepaald, dat de restantschuld dient te worden gesteld op 168500. Rejite en aflossing. Van bovengenoemde restant-leeningen ad 149000. betaalt de gemeente eene rente berekend naar 3V5 plus eene jaarlijksche verplichte aflossing van f 4000. Wij zouden wenschen, dat de gasfabriek zoowel voor deze als volgende leeningen ten dienste der fabriek aan gegaan, dezelfde rente en dezelfde aflossing aan de gemeente vergoedde, als welke deze zelf heeft te betalen. In dit geval nu zou de gemeente niets ontvangen voor al de bemoeiingen en de niet te onderschatten risico, die zij zich ten belange der gasfabriek getroost. Ook dat systeem zou niet deugen, integendeel, de gemeente mag en moet o i. daarvoor aanspraak maken op eene billijke vergoeding. Wij achten als equivalent daarvoor het meest geschikt eene matige retributie in den vorm van grondrente voor gebouwen en buizennetle. omdat dit verband houdt met uitbreiding der fabriek en grootcre productie2e. omdat tal van andere gemeenten ons hierin voorgaan. Zoo ontvangt o.a. (voor recht van opstal en voor 't recht van het leggen van buizen in den gemeentegrond) Amsterdam jaarlijks 5 ii 6 ton (bij de begrooting vast te stellen)Rotterdam van 4060 cent per meter (voor 1900 bedroeg dit cijfer f 240576.82 V2) i Alkmaar 50 cent per meter; Middelburg 50 cent per meterGravenhage f 1.50 per meter plus 8000 voor het beheer; Tilburg f 8000 voor het gebruik der straten etc.; Zwolle 1cent per stère voor verkocht lichtgas, bedragende ongeveer 250i0.— per jaar; Dordrecht 45 cent per meter; Hoorn f 8000.voor vergoeding van 't gebruik van den grond; Utrecht 1'/2 cent per stère; Groningen l'/2 cent per stère voor levering aan particulieren (de op brengst hiervan bedroeg over de laatste 7 jaar van 62 tot 90 mille)Gouda 10 cent per meter voor services, 20 cent voor 2, 3 en 4 duimsbuizen, 30 cent voor 5 en 6 duims en 50 cent voor grootere buizen. Over 1900 bedroeg dit ruim f 7000.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 129