d. bij minder dan vijf jaren dienst bij het 2 Bijlage tot bet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. Is de onderwijzer aangesteld op eene jaarwedde van 500, dan wordt deze, na volbrachten twee jaren dienst bij het onderwijs, verhoogd tot 600 en, na volbrachten tien jaren dienst bij hot onderwijs, tot 700. Is hij aangesteld op eene jaarwedde van 600dan wordt deze, na volbrachten tien jaren dienst bij het on derwijs, verhoogd tot f 700. De jaarwedde van 700 kan tweemaal, telkens na verloop van zeven jaren, met 50 worden verhoogd. De jaarwedden der onderwijzers in het bezit der hoofd- acte bedragen bij aanstelling: onderwijs600. b. bij vijf of meerjaren dienst bij het onderwijs 700.— Is de onderwijzer aangesteld op eene jaarwedde van 600, dan wordt deze, na volbrachten vijf jaren dienst bij het onderwijs, verhoogd tot 700. De jaarwedde van f 700 kan tweemaal, telkens na verloop van vijf jaar, worden verhoogd met 100. Tijdelijke diensten blijven voor de berekening der dienst jaren buiten aanmerking. Vorenstaande regelen van be zoldiging gelden mede voor de onderwijzers, die bij het in werking treden dezer verordening bij jhet openbaar lager onderwijs in deze gemeente werkzaam zijn. Artikel 4. Aan de onderwijzers wordt, boven de jaarwedden in het vorig artikel bepaaldeene jaarlijksche toelage van 100 toegekend: a. als eerste onderwijzer; b. voor het geven van onderwijs in elke vreemde taal. Deze toelagen kunnen gelijktijdig worden genoten. Artikel 5. Voor het geven van onderwijs in de gymnastiek wordt, boven de in art. 3 bepaalde jaarweddenjaarlijks voor elk lesuur per week f 30 toegekendvoor zoover de on derwijzer niet is in het bezit eener vaste jaarwedde als gemeentelijk gymnastiek-onderwijzer. Artikel 6. Alle verhoogingen van jaarwedden geschieden door burgemeester en wethouders, doch die volgens art. 2, na de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs te hebben gehoord, en die boven de 700 volgens art. 3, op voorstel der Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, het hoofd der betrekkelijke school gehoord. Iedere verhooging van jaarwedde volgens de artt. 2 en 3 gaat in met den lsten Januari, volgende op het besluit tor verhooging. Indien een onderwijzer in het bezit der hoofdacte komt, wordt zijne jaarwedde met den lsten Januari daaraanvol gende opnieuw geregeld overeenkomstig de bepalingen van art. 3. De toelagen volgens art. 4 gaan dadelijk in. van twintig en meer jaren800. b. indien zij de hoofdacte bezittenbij een diensttijd van minder dan vijfjaren700.— van vijf en meer, doch minder dan tien jaren. 750.— van tien en meer, doch minder dan vijftien jaren 800. van vijftien en meer, doch minder dan twintig jaren 900.— van twintig en meer jaren 1000.— Als diensttijd komt in aanmerking de tijd zoowel aan openbare als aan bijzondere scholen, hetzij binnen of buiten de gemeente, als onderwijzer en als hoofd eener school doorgebracht. Tijdelijke diensten blijven voor de bereke ning der dienstjaren buiten aanmerking. Artikel 4. Elk der mannelijke onderwijzers, bedoeld in artikel 3, geniet, indien hij gehuwd, of weduwnaar met minderjarige kinderen is, en den leeftijd van acht en twintig jaren bereikt heeft, eene tegemoetkoming in de huishuur ten bedrage van 50. Artikel 5. Aan de onderwijzers wordt, boven de jaarwedden en de tegemoetkoming, in de beide vorige artikelen bepaald, eene jaarlijksche toelage toegekend a. van 100.— als eerste onderwijzer; b. van 100.— voor het geven van onderwijs in ééne vreemde taal van 150.— voor het geven van onderwijs in elke vreemde taal meer. Deze toelagen kunnen gelijktijdig genoten worden. Artikel 6. Yoor het geven van onderwijs in de gymnastiek wordt, boven de in art. 3 bepaalde jaarwedden, jaarlijks voor elk lesuur per week 30.— toegekend, voor zoover de onder wijzer niet is in het bezit eener vaste jaarwedde als ge meentelijk gvmnastiek-onderwijzer Artikel 7. Alle verhoogingen van jaarwedden, ingevolge de artikelen 1 of 3, geschieden door burgemeester en wethouders. Dit college is bevoegd, mits met inachtneming van de minima bij artikel 26 der Wet tot regeling van het Lager Onderwijs bepaald en behoudens beroep van den betrokkene op den Raad, eene verhooging niet toe te kennen, hetzij ambtshalve na ingewonnen advies van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, hetzij op voorstel van genoemde Commissie. In beide gevallen hoort deze, waar het een onderwijzer van bijstand geldt, het hoofd der be trokken school. Behoudens het bepaalde bij het voorgaande lid, gaat elke verhooging van jaarwedde, zoowel wegens volbrach ten diensttijd als wegens het verkrijgen der hoofdacte, in met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen. De toelagen volgens artikel 5 gaan in met den dag, waarop de belanghebbende als eerste onderwijzer optreedt of met het geven van onderwijs in de vreemde talen aanvangt. Bijlage tot het verslag der handelingen Artikel 7. De jaarwedden van de onderwijzeressen in de hand werken bedragen aan de school der eerste klasse 500 aan de overige scholen van 100 tot 250, telkens bij raadsbesluit te bepalen. Artikel 8. De jaarwedde van den onderwijzer in het teekenen aan de school der eerste klasse voor meisjes bedraagt 200. Artikel 9. De jaarwedde voor een onderwijzer, belast met de lei ding eener herhalingsschool, bedraagt 150; voor de andere onderwijzers 100. Artikel 9bis. De belooning van hendie krachtens artikel 32 der wet op het lager onderwijs de betrekking van onderwij zer tijdelijk waarnemen bedraagt voor iedere maand dienst 40 voor hen, die minder, en 50 voor hendie meer dan twee jaren practisch bij het lager onderwijs zijn werk zaam geweest. Artikel 10. De uitbetaling der jaarwedden en toelagen geschiedt per maand, telkens voor een twaalfde gedeelte. Bij overlijden wordt de loopende maand voluit betaald, bij ontslag geschiedt de uitbetaling tot en met den dag der aftreding. Artikel 11. Deze verordening verstaat onder „onderwijzers" ook „onderwijzeressen", tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald. Artikel 12. De onderwijzers, die bij hot inwerking treden dezer verordening eene jaarwedde of extra bezoldiging genieten, afzonderlijk of te zamen hooger dan hun volgens deze verordening zou toekomenblijven in het genot daarvan. De onderwijzers met verplichte hoofdacte, als zoodanig op 31 December 1897 werkzaam, behouden hunne aan spraak op hooger bezoldiging volgens de regeling van art. 3 der in de tweede alinea van het volgende artikel ver melde verordening. Artikel 13. Deze verordening treedt in werking den lsten Januari 1898. Behoudens het bepaalde bij het vorig artikel, vervalt op dat tijdstip de verordening tot regeling der jaarwed den van de onderwijzers aan de scholen van openbaar Lager Onderwijs te Leeuwardenvastgesteld bij raadsbe sluit van 8 November 1892 en gewijzigd bij raadsbesluiten van 14 Augustus 1894 en 18 December 1894. van den gemeenteraad van Leeuwarden. 3 Artikel 8. Do jaarwedden van de onderwijzeressen in de hand werken bedragen aan de school der eerste klasse 500 aan de overige scholen van 100 tot 250, telkens bij raadsbesluit te bepalen. Artikel 9. De jaarwedde van den onderwijzer in het teekenen aan de school eerste klasse voor meisjes bedraagt 200. Artikel 10. De belooning voor een onderwijzer belast met de lei ding eener herhalingsschool bedraagt 175, voor de andere onderwijzers 12b per cursus van ten hoogste twee honderd lesuren. Artikel 11. De belooning van hen, die krachtens artikel 32 der wet tot regeling van het lager onderwijs de betrekking van onderwijzer van bijstand tijdelijk waarnemen, wordt berekend naar 500 per jaar voor hen, die minder en f 600 per jaar, voor hen, die meer dan twee jaren prac tisch bij het lager onderwijs zijn werkzaam geweest. Artikel 12. De uitbetaling van alle inkomsten, krachtens de voor afgaande artikelen genoten, geschiedt per maand, telkens voor een twaalfde gedeelte. Bij overlijden wordt de loopende maand voluit betaald bij ontslag geschiedt de uitbetaling tot en met den dag der aftreding'. Artikel 13. Deze verordening verstaat onder „onderwijzers" ook „onderwijzeressen", tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald. Artikel 14. Deze verordening treedt in werking met den lsten Januari 1902. De jaarwedden en verdere inkomsten van de hoofden van scholen en van de onderwijzers van bijstand, die als dan bij het openbaar lager onderwijs in de gemeente werkzaam zijn, worden, met ingang van genoemden datum, opnieuw geregeld en met de bepalingen dezer verordening in overeenstemming gebraeht. Zij, wier gezamenlijke inkomsten krachtens vroegere regelingen het bedrag overschrijden, dat hun volgens deze verordening zou toekomen, blijven in het genot daarvan. Artikel 15. Met het in werking treden dezer verordening vervalt de verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere belooningen van de onderwijzers aan de scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwarden, vastgesteld bij Raadsbesluit dd. 28 September 1897 en goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland dd. 21 October d.a.v. no. 61, aangevuld bij Raadsbesluit dd. 28 Maart 1899, goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland dd. 6 April d.a.v. no. 46.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 131