4
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
doen, waarvan is bestemd voor straatdienst, terwijl de
resteerende uren in de wacht worden doorgebracht, van
welken regel bij buitengewone omstandigheden wel eens
moet worden afgeweken.
Afdeeling IV, volgn. 184. Een lid der 3e sectie sprak
den wensch uit, dat men toch zoo zuinig mogelijk zou
zijn met het geven van vergunning en vroeg of burge
meester en wethouders gedurende den lotingsdag de ver
gunning niet konden intrekken. Nog stelde hij de vraag
of, wanneer bij buitengewone gelegenheden aan de her
bergen enz. een later sluitingsuur werd toegestaan, het
schenken van alcoholische dranken na het gewone slui
tingsuur niet kan worden verboden.
De andere leden van de sectie, de goede bedoeling van
hun medelid erkennende, waren echter van meening
dat aan een en ander groote moeielijkheden verbonden
zijn.
Rapporteurs merken op, dat het uur van sluiten door
den burgemeester, als hoofd der politie, wordt vastgesteld.
Ook zijn zij van meening, dat met het oog op het ver
gunningsrecht dat betaald wordt, het wellicht wenschelijke
niet uitvoerbaar zal zijn.
Hoofdstuk VII, afd. I, volgn. 185. In de 3e sectie
werd gevraagd, of van de bewoners van het armenhuis
niet te veel werkzaamheden worden geeischt en of die
werkzaamheden bij een rooster geregeld zijn. De voor
zitter deelde mede, dat het opdragen van sommige werk
zaamheden aan de bewoners meer als een gunst werd
beschouwd en dat hij nooit van overmatigen arbeid had
gehoord.
Door een ander lid der sectie werd medegedeeld, dat
volgens inlichtingen door den vader van het armhuis ver
strekt, de hieromtrent loopende geruchten ten eenenmale
bezijden de waarheid zijn.
Rapporteurs hebben gemeend ter dezer zake een onder
zoek te moeten instellen. Den dientengevolge met de meeste
bereidwilligheid aan hen verstrekten staat, de noodige in
lichtingen bevattende, hebben zij de eer hierbij over te
leggen.
Naar aanleiding van sommige vragen in de sectiën ge
daan, meenen rapporteurs op hun beurt te moeten vragen
of het niet wenschelijk is, dat, wanneer beambten met
klachten tot leden van den raad komen, deze een onder
zoek instellen naar de gegrondheid dier klachten, ook bij
de chefs van dienst, voor en aleer ze over te brengen bij
burgemeester en wethouders of bij de sectiën.
Afdeeling V, volgn. 230. In de 2e sectie werd, en
terecht, opgemerkt, dat in de toelichting van dezen post,
binneiislijns is uitgetrokken 2000.— wat moet zijn
f 1200.-.
ONTVANGSTEN.
Hoofdstuk I, art. I, volgnummer 1. In de 2e sectie
werd de aandacht gevestigd op de herkomst van het zoo
belangrijk saldo en evenzeer op den onder u. bedoelden
post van 17500.die vroeger steeds binnenkoloms
van het saldo werd afgetrokken en dus buiten de begroo
ting bleef.
Naar aanleiding hiervan merken rapporteurs op, dat het
groote saldo, hetwelk deze begrooting ten goede komt,
hoofdzakelijk te danken is aan de belangrijke opbrengst
van in het jaar 1900 verkochte bouwterreinen aan het
Nieuwe Kanaal. Blijkens de rekening is in dat jaar uit
dien hoofde ontvangen eene som van 42.559.—
waarvan voor wegen-aanleg is besteed 12.270.
zoodat aan deze begrooting ten goede komt
een bedrag vanf 30.289.—
Rapporteurs brengen hierbij in herinnering, dat in de
toelichting op volgnummer 02 der begrooting voor 1897,
eene becijfering voorkomt, waarbij het gemiddelde bedrag,
dat aan elke begrooting ten goede zou kunnen komen,
werd gesteld op f 14000.— per jaar, onder opmerking
evenwel dat de eerstvolgende begrootingen wel iets meer
mogen profiteeren. Ook wanneer men zich met dit be
toog van burgemeester en wethouders kan vereenigen
kan daaruit nog niet volgen dat, meer dan het dubbele
van genoemd bedrag in de begrooting van één jaar mag
versmelten, zooals nu wordt voorgesteld. Volgens de
memorie van antwoord op het verslag van rapporteurs
over genoemde begrooting, moest dan ook het toen uit
getrokken bedrag van 20.000,— als maximum worden
beschouwd.
Wanneer men nu nagaat, dat de opbrengst van bouw
terrein in 1897 bedroeg 2498.in 1898 8178.
in 1899 8517.- en in 1900 42.559.-, dan blijkt
dat deze opbrengst zeer uiteenloopt en in 1900 buiten
gewoon hoog is geweest.
Op grond van het vorenstaande komt het rapporteurs
doelmatig voor, om, van het onder volgnummer 1 bedoelde
saldo, minstens 10.000.te reserveeren voor het vol
gende dienstjaar. De wenscbelijkheid hiervan springt te
meer in het oog, wanneer men bedenkt, dat de opbrengst
van verkocht bouwterrein in 1901 tot heden slechts
6884.bedraagt, zoodat de 8000.— in dit jaar
voor stratenaanleg besteed, vrij zeker niet zal worden
bereikt, en de rekening van dat jaar, uit dezen hoofde,
dus in het geheel geen voordeelig saldo voor den dienst
van 1903 zal overlaten.
Zij stellen daarom voor om volgnummer 253 met
P',000.te verhoogen en dit bedrag binnenkoloms te
reserveeren, met de volgende omschrijving:
toestand der begrooting laat voor onvoorziene uitga
ven beschikbaar eene som van11613.95£
Hierbij het voor het volgende dienstjaar
te reserveeren gedeelte van de opbrengst der
in 1900 verkochte bouwterreinen aan het
Kanaal, ten bedrage van10000.—
maakt te zamen het op dit artikel uitgetrok
ken begrootingscijfer vanf 21613.95|
Rapporteurs merken nog op, dat de eerste post en dus
ook het totaal gewijzigd zullen moeten worden, naarmate
voorstellen tot wijziging van de begrooting aangenomen
of verworpen worden.
Bij rapporteurs is ingekomen een nota van burgemeester
en wethouders, waarin omtrent dit artikel eenige be
schouwingen worden medegedeeld en een voorstel tot wij
ziging wordt gedaan.
Burgemeester en wethouders merken op, dat de ge
meenterekening van 1900 sluit met een saldo van
55997.10 en dat daaronder begrepen is, het beschik
baar gebleven bedrag voor werken langs het Nieuwe
Kanaal adf 17500,
en voor het maken van een dam in de Tot-
marge 4000,
Samen 21500.
In afwijking van sommige jaren, zoo vervolgen burge
meester en wethouders, is het geheel bedrag van het
saldo der rekening, als eerste post op de begrooting over
1902 uitgetrokken en zijn de hiervoren gespecificeerde
bedrager. in uitgaaf gesteld.
De stand der gemeentebegrooting voor 1901 in aan
merking nemende, is het bij nader inzien wenschelijk
voorgekomen, om, gelijk vorige jaren, de voor bepaalde
doeleinden beschikbaar gebleven bedragen, voor den loo
penden dienst te reserveeren, teneinde ter gelegener tijd,
dat is, zoodra de gemeenterekening door Gedeputeerde
Staten zal zijn goedgekeurd, te worden overgebracht.
Temeer bestaat daartoe aanleiding, omdat op de begroo
ting voor 1901, zooals die bij raadsbesluit van 28 Mei
1901 is gewijzigd, tot dekking van de daarop uitgetrok
ken som van 12000. voor werken langs het Nieuwe
Kanaal, eene tijdelijke geldleening onder de inkomsten is
opgenomen om later te worden veranderd in het bedrag
dat voor de bedoelde werken begrepen is onder het saldo
der rekening van den vorigen dienst, of wel door een
zeker bedrag uit de opbrengst van bouwterreinen.
Tot dit laatste kan, wegens de tot nu toe ingekomen,
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
5
betrekkelijk weinige aanvragen, hoogstwaarschijnlijk niet
worden overgegaan.
Ook ten aanzien van de gereserveerde som voor het
maken van een dam in de Potmarge, is het meer regel
matig voorgekomen, om ook deze som op den dienst van
1901 over te brengen en, voor het geval dat daarover
niet wordt beschikt, de overschrijving op een volgend
dienstjaar te bewerkstelligen.
In verband met het vorenstaande wordt voorgesteld
het op de begrooting voor 1902 uitgetrokken saldo der
rekening van 1900, te verminderen met f 21500 en uit
te trekken op 35497.10$.
Dit toe te lichten als volgt
Onder het saldo der rekening van 1900, ad 55,997.10£
is begrepen voor nog uit te voeren werken langs het
Nieuwe Kanaal17500
voor het maken van een dam in de Potmarge 4''00
Samen 21500
Het is wenschelijk deze sommen op de begrooting over
1901 over te brengen. De resteerende som ad 34,497.10è,
is als eerste post op deze begmoting onder de inkomsten
opgenomen.
Voorts tot dekking van de uitgetrokken som voor
werken langs het Kanaal ad 17500. welke som nood
zakelijk op de begrooting moet behouden blijven, teneinde
zoo noodig voor mogelijke stratenaanleg en rioleering daar
over te kunnen beschikken, onder volgn. 67 nog uit te
trekken eene tijdelijke geldopneming tot een bedrag van
17500. en alzoo het totaal van dat artikel te bepa
len op 22500.
Toelichting: Tot dekking der uitgaaf onder volgn. 153,
is aanvankelijk eene tijdelijke geldleening onder de in
komsten opgenomen, in afwachting dat de middelen kunnen
worden aangewezen tot bestrijding van de voorgedragen
uitgaaf.
De toelichting op de uitgaaf volgn. 153, te doen luiden
Het is wenschelijk voor het maken van bestrating, rio-
leeren en des noodig voor beplanting, in verband met
eventueele verdere bebouwing aan het Nieuwe Kanaal,
de uitgetrokken som beschikbaar te stellen.
Vervolgens art. 1 van hoofdstuk XI, door royement
van de daaronder begrepen som van 4000. voor den
te maken dam in de Potmarge, terug te brengen tot
7613.954.
Rapporteurs kunnen zich met de beschouwingen en
voorstellen van burgemeester en wethouders vereenigen
en stellen daarom voor den onder art. 1, volgn. 1 van
hoofdstuk I uitgetrokken post ad 55997.10| te vervan
gen door een post van 35497.10^, en in verband hier
mede art. I van hoofdstuk XI door royement van de
daar onder onvoorzien opgenomen som van ƒ4000.— voor
een te maken dam in de Potmarge, met dat bedrag te
verminderen.
Hoofdstuk II, volgn. 5. Als gevolg van de door rap
porteurs voorgestelde wijziging van volgnummer 253, zal
huns inziens het percentage van den hoofdelijken omslag
eene fractie verhoogd moeten worden. Zij stellen daarom
voor, om in plaats van 3 35, 3.50 ten honderd te heffen,
waardoor het geraamde bedrag 8700,— hooger wordt,
en komt op 2"2,500.—in welk geval het nog 200
beneden het voor 1901 geraamde bedrag blijft. Het komt
hun voor, dat hiertegen geen overwegend bezwaar bestaat.
In de toelichting destijds gevoegd bij het ontwerp op de
nieuwe verordening, was ook op 3.5 °/0 gerekend.
In de 2e sectie werd opgemerkt, dat de opbrengst der
suppletoire kohieren geraamd is naar het middencijfer der
beide laatste jaren, zijnde ƒ5500.
Daar nu bij het in werking treden der nieuwe veror
dening geen belasting meer kan worden geheven van
erfenissen, die in den loop van het dienstjaar toevallen
aan aangeslagenen op het kohier, zal, zoo werd verder
beweerd, dit bedrag met f 1000 verminderd moeten
worden. Blijkens de rekening toch van 1900, werd in
dat jaar 1083.27 afgeschreven wegens overlijden.
Rapporteurs, de gegrondheid van deze opmerking erken
nende, kunnen echter mededeelen, dat, volgens bekomen
inlichtingen het middencijfer waarvan sprake is 6228.
moet zijn, dus ruim 700.hooger dan is uitgetrokken.
Aangezien hierdoor het verschil voor het grootste gedeelte
gecompenseerd wordt, en het hier een globale raming be
treft, meenen zij geen voorstel tot wijziging te moeten
doen.
Nog werd opgemerkt, dat in de toelichting gesproken
wordt van eene berekening naar 't primitief kohier van
1900, wat 1901 moet zijn.
Hoofdstuk II, afd. VI, art. 6, volgn. 13.
Een lid der le sectie sprak de wenschelijkheid uit om
te onderzoeken in hoeverre de bestaande bepalingen om
trent het heffen van marktgeld, kunnen worden toegepast
op de vele vracht- en hondewagens, die op alle werkdagen
de stad binnen komen en hun standplaats hebben op het
Waagsplein, de Nieuweburen, bij de Vrouwenpoort en bij
het beursgebouw. Het is naar zijne meening niet billijk,
dat zij, die op deze wijze gebruik maken van onze pleinen
en open terreinen niets betalen, terwijl daarentegen van
de inwoners marktgeld wordt geëischt.
Rapporteurs, de gegrondheid van deze opmerking erken
nende, brengen haar onder de aandacht van burgemeester
en wethouders, maar meenen er toch op te moeten wijzen,
dat het gebruik maken van de genoemde middelen van
vervoer zeker zal afnemen door de concurrentie van
locaalspoor en tram.
Hoofdstuk III, volgn. 26.
In de 2e sectie werd de wenschelijkheid besproken, om,
wanneer de verhuring van de viscbmarkt aan de L. Stb. M.
niet tot stand mocht komen, dat gebouw publiek ter huur
aan te bieden. Wordt, zoo meende men, een huurder
gevonden, dan is er toezicht, wat nu het geval niet is.
Rapporteurs geven burgemeester en wethouders in beden
king, om dezen wensch in overweging te nemen.
Volgnummer,29. In de 2e sectie werd gevraagd, of
nu tot publieke verpachting van het buffet zal worden
overgegaan. Men meende te weten dat bij het eindigen
van den vorigen termijn, de pacht onder de hand aan
denzelfden pachter is gegund, maar acht het beter nu tot
publieke verpachting te besluiten.
Rapporteurs brengen de vraag over bij burgemeester en
wethouders.
Hoofdstuk VI, afd. I, volgn. 67. Overeenkomstig het
voren medegedeelde voorstel van burgemeester en wet
houders, moet onder dit volgnummer worden uitgetrokken
eene tijdelijke geldopneming tot een bedrag van 17500.
en zal dus het totaal van dit artikel bepaald moeten
worden op 22,500
Rapporteurs doen daartoe het voorstel.
Hoofdstuk VI, afd. II, volgn. 71. In de tweede sectie
werd gevraagd waarom de verkoop van bouwterrein aan
den heer T. Overmeer, door den raad goedgekeurd, is
afgesprongen. Een der leden deelt mede, vernomen te
hebben, dat de gestelde voorwaarden te bezwarend waren
bevonden.
De voorzitter antwoordde, dat men naar het schijnt
met de aanvraag wat voorbarig is geweest en er later
wel afwilde.
Rapporteurs zijn van meening, dat het laatste schrijven
van don heer Overmeer geen aanleiding geeft tot de
veronderstelling, dat hij de gestelde voorwaarden te
bezwarend zou bevonden hebben.
Intusschen betreuren zij het, dat door het niet doorgaan
van den verkoop, de andere gegadigde de gelegenheid
heeft gemist van het bedoelde terrein te koopen, ten einde
daar ter plaatse een fabriek te stichten. Naar aanleiding
van het bovenstaande meenen zij te moeten vragen, of
dergelijke onderhandelingen niet zoo kunnen plaats hebben,
dat, indien daarvan het gevolg is het indienen van een
voorstel aan den raad en dat voorstel onveranderd wordt
aangenomen, het genomen besluit voor beide partijen
verbindend is.
Twee andere leden dezer sectie verklaarden er zich