8
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
Na de Februari revolutie vaardigde het voorloopig be
wind een decreet uit, dat er te Parijs niet meer dan tien,
en in de provincie niet langer dan elf uur in fabrieken
gewerkt zou worden. In September verving men dat
decreet door een wet, die overal twaalf uur als maximum
noemt. De Regeering mocht voor bijzondere takken van
nijverheid dit maximum verhoogen, als dit noodig bleek
bepaalde artikel 2. Dit is het eenige artikel der wet,
dat goed in toepassing is gebracht. In 1874 werden 15
inspecteurs benoemd ten einde nakoming der wet te ver
zekeren, waartegenover echter weer stond, dat in 1885
alle werkplaatsen buiten de werking der wet werden ge
bracht, die alleen menschelijke arbeidskracht gebruikten
en waar minder dan twintig werklieden in één gebouw
werkzaam waren. Hoewel sinds 1883 de wet vrij goed
wordt toegepastis het aantal werklieden, dat er door
beschermd wordt, zeer gering. Van de 30.200 werkplaat
sen en fabrieken in het Departement van de Seine in
1887 waren er maar 3336 onderworpen aan de bepalin
gen der wet.
Een wet van 3 Juni 1874, aangevuld en veranderd
in 1886 en 1890, regelt den arbeid van vrouwen en
kinderen.
De achturenbeweging, die tegen 1870 ook in Frankrijk
begon, vond bij de regeering weinig goedkeuring. Reeds
werd gemeld het verbod aan de Fransche afgevaardigen
om op het Berlijnsche Congres de arbeidsverkorting te
bespreken.
Werkstakingen hadden geen succes of het moest zijn,
dat er een Commissie werd benoemd uit de kamer der
afgevaardigden om arbeidstoestanden te onderzoeken.
Van werkstakingen, die onmiddellijk een verkorting van
den werkdag ten gevolge hadden, heeft de heer den Tex
niets te weten kunnen komen, ook niet, of er in Frankrijk,
evenals in andere landen, proeven zijn genomen met een
korteren dag. Hij zegt„ik geloof dat men Malon na mag
zeggen, dat Frankrijk op dit gebied zeer achterlijk is."
Het gemeentebestuur van Parijs heeft pogingen gedaan
om te reglementeeren den arbeid der werklieden in dienst
bij zijne aannemers. Onder meer werd daarbij ook bepaald,
dat bij loon, betaling per uur of per week op zijn minst
moest worden betaald het loon, dat voor elk vak als
minimum was vastgesteld. Verscheidene aannemers kwamen
tegen de hun opgelegde verplichtingen in verzet bij den
Raad van State, die op 21 Maart 1890 de bepalingen
onwettig verklaarde en vernietigde als inbreuk makend
op de vrijheid van den arbeid en van de overeenkomsten
tusschen patroons en aannemers en als overschrijdend de
wettelijke bevoegdheid ven den gemeenteraad. De heer
den Tex zegt hiervan „Zeer juist dunkt mij de opmerking
hierover van de redactie van het Sociaal Weekblad (1891
no. 14)die ik hier laat volgen„Die beslissing van den
Raad van State dunkt ons wonderlijken van de overwe
ging, dat de gemeenteraad van Parijs had aangerand de
vrijheid van arbeid en van contract tusschen patroons en
werklieden daarvan begrijpen wij, eerlijk bekend, niets.
Hij was, 't spreekt van zelf, niet opgetreden als wetgever
hij had slechts besloten zekere bepalingen, die toch aller
minst in strijd waren met de openbare orde en de goede
zeden, op te nemen in contracten, welke hij wenschte
te sluiten. Hij zeide tot de aannemers wilt ge mij tot
klant hebben, goed, maar aangezien ik, als de eigenlijke
werkgever, begeer, dat de arbeid te mijnen behoeve niet
worde verricht dan onder zóódanige voorwaarden, die
ik voor billijk houd, moet gij tot het vervullen van die
voorwaarden u verbinden rekent dus daarop bij het uit
cijferen van de som, waarvoor gij gaat inschrijven op het
bestek en als gij van die voorwaarden niet gediend zijt,
zal ik zoo vrij zijn te contracteeren met uw buurman.
Waarom was dit niet geoorloofd Wat ter wereld had
daarmee te maken de vrijheid van het arbeidscontract
Oostenrijk. In Oostenrijk bewandelt men voorzichtig
den weg der wetgeving. In 1885 reeds deed men den
gevaarlijken stap den arbeidsduur van den volwassen
arbeider te bespreken. Men deed dien stap echter met
gematigdheid en onder voorbehoud. Elf uur arbeid pei'
dag werd in de fabrieksnijverheid het wettelijk maximum
voor de arbeiders, die aan de eigenlijke fabrikatie deel
nemen. Voor hulparbeiders geldt die bepaling niet. Van
daar, dat veel gelegenheid werd gegeven voor het toestaan
van tijdelijke en bijzondere vergunningen tot overwerk. De
toepassing der bepalingen heeft niet veel moeite gekost.
Wel haperde er in den beginne wat aan, maar van klach
ten, als die der Zwitsersche Inspecteurs in de jaarlijks
verschijnende uitgebreide verslagenbundels, geen spoor,
De heer den Tex gelooft, dat dit komt, doordat de inspec
teurs zich minder verzetten tegen het toestaan van over
werk, dat zeer ruim en dikwijls werd gegeven. Sinds
1891 let men wat nauwer op.
De wet wordt in Oostenrijk trouw nageleefd en de
uitwerking daarvan is zoo gunstig mogelijk. De ook
in dit land aangekondigde ruïne der industrie bleef achter
wege de arbeidsloonen ondervonden over 't algemeen
geen nadeeligen invlced, en de fabrieksinspectie heeft
een zekere populariteit, zelfs onder de fabrikanten. In de
verschenen rapporten wordt zeer dikwijls melding gemaakt
van een verkorting van den dagelijkschen arbeid tot 10
uur en in sommige afdeelingen der inspectie is zelfs dat
aantal uren 't algemeen gebruikelijk maximum. Enkele
fabrieken werken 9'4 uur per dag.
Deze verkortingen zijn vaak het gevolg van werksta
kingen, maar ook dikwijls uit eigen beweging der werk
gevers geschied, waaruit men kan besluiten, dat het voor
deel aan beide kanten is en de onderneming daardoor
geen schade lijdt.
De heer den Tex oordeelt, dat de wet in Oostenrijk
een te klein deel der industrie bindt. In de buiten de
wet vallende kleine ondernemingen is zeer lange arbeids
duur in zwang en de inspecteurs constateeren herhaaldelijk
met leedwezen hun onmacht.
Van een verbetering door de bazen zelf of door de
werking der vereenigde arbeiders is weinig of niets te
merken en ook niet veel te verwachten. De inspecteur
der 5de afdeeling zegtDe waarnemingen van dit jaar
bevestigen opnieuw de ervaring dat daar, waar de wet
aan de arbeidsduur perken stelt, nl. in de grootindustrie,
overtreding van den llurigen arbeidstijd, bijna nooit
voorkomt, dat daarentegen dikwijls de lOurige arbeidstijd
regel isdat echter daar, waar de inspecteur aan de
klachten over te langen arbeidstijd niets hoegenaamd kan
doen, nl. in de kleinindustrie, regelmatig 13, 16, 18, ja
24 uur per etmaal helaas geen zeldzaamheid zijn.
Er is veel overeenkomst in de geschiedenis van de
Oostenrijksche wet en de daarop volgende bekeering der
„mannen van de praktijk" en de geschiedenis der Zwit
sersche wet. Alleen heeft men in Zwitserland meer willen
dwingen en daardoor ging het er wat moeilijker maar
men is er dan ook een heel eind verder.
Australië. Reeds 45 jaar kent de praktijk in Australië
den werkdag van acht uren.
Zonder werkstaking en zonder wettelijke tusschenkomst
werd in 1856 deze werktijd als maximum verkregen door
de werklieden der bouwvakken te Melbourne.
Een achturenvereeniging werd opgericht, en, gesteund
door de arbeiders op de in 1851 ontdekte goudvelden,
die een aantrekking bleven voor hen, die ook maar eenigs-
zins ontevreden waren over hun loon of hun toestand,
was de stelling der werklieden in die jaren zóó sterk, dat
zij daardoor in staat waren een van de arbeidersideaien te
verwezenlijken.
Er is een groot verschil tusschen deze vaststelling van
een maximum arbeidsdag en datgene, waarnaar zoovele
Europeesche arbeiders verlangen. In Europa is het een
maatregel tot bescherming, die gevraagd wordt. De
Australische werklieden wenschten geen korteren werktijd,
zeiden ze, omdat ze geen tijd meer hadden voor ontspan
ning na het werk, maar omdat ze na het lange werk
er geen lust meer toe hadden.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
9
Evenals in Engeland waren ook in Australië de bouw
vakken vooraan. Geleidelijk sloten zich meer vakken bij
de beweging aan, te zamen nu reeds meer dan van
de arbeiders-bevolking omvattende, en welke den 8-uren-
dag verwierven. Het volgende lijstje vertoont de toename
der begunstigde vakken.
Vakken. Vakken.
In 1856 waren er 8. In 1885 waren er 34.
1857 9.
1859 11.
1869 12.
1869 17.
1883 20.
1884 29.
1886
1888
1890
1891
1892
44.
48.
50.
60.
52.
Natuurlijk hebben niet alle vakken van het oogenblik,
dat zij den 8-urendag verwierven tot nu toe onafgebroken
dat voordeel behouden. De wagenmakers b.v., die hem
in 1856 verwierven verloren hem al in 1859 om hem
pas in 1880 terug te krijgen. Niet allen ook verkregen
den korten werktijd zonder werkstaking en worsteling.
Merkwaardig is de groote verscheidenheid van de vakken,
die een 8-urendag verkregen en het zijn volstrekt niet
alleen de goedbeloohde vakken, die in staat waren den
8-urendag te verkrijgen. Men heeft dat wel eens inge
bracht tegen het gebruiken van Australië als voorbeeld
voor elderszeggende, dat de loonen daar in Australië
ook zoo hoog zijn dat de werklieden zich wel iets kunnen
veroorlovenwaaraan de werklieden in andere landen
niet kunnen denken.
Maar aangetoond is, dat vele vakken in Australië, die
een 8-urendag voor hun vak bewerkten, betrekkelijk min
der verdienden, dan de Engelsche vakgenooten. En als
het aan het hooge loon lag, dan zouden ook de Californi-
sche arbeiders, die minstens even hooge loonen hebben
als die van Victoria, ook wel een 8-urendag hebben maar
Californië is een 10-uren land, waar alleen de Straten
makers een 8-urendag hebben.
Wettelijke regeling heeft in Australië betrekkelijk lang
op zich laten wachten.
Na pogingen daartoe in 1859 en 1869, welke geen
succes hadden, werd in 1870 in de kamer van afgevaar
digden een motie aangenomen, dat het wenschelijk was
een 8-urendag in de wet te bepalenmaar bij dien wensch
bleef het voorloopig. Voor vrouwen en kinderen was ge
zorgd in een algemeene fabriekswet van 1874, welke echter
voor vele vakken niet werd nagekomen tengevolge van
den sterken tegenstand der vrouwen zelf. Zij verkozen
langere uren boven minder loon.
Ook was' zeker die tegenzin versterkt, omdat de maat
regelen niet zoozeer genomen waren om de vrouw te be
schermen, dan wel om haar de concurrentie met den man
wat te bemoeilijken. Uit de verslagen der arbeiders
inspecteurs blijkt echter, dat op deze wet minder en min
der inbreuk gemaakt wordt.
Behalve bepalingen der eigenlijke fabriekswet bestaan
in Victoria voor arbeiders van enkele bedrijven wettelijke
voorschriften omtrent geoorloofden arbeidsduur. Pogingen
tot de algemeene wettelijke invoering van een achturen
dag zijn afgestuit op den onwil der „eerste" kamers zoo
wel in Nieuw-Zeeland, in Queensland, als in Victoria. Voor
de winkelbedienden heeft de wetgever wat willen doen,
nadat zij van 1855 tot 1885 met particulier initiatief ge-
tobt hadden. Na de enquête van 1882 verklaarde de
commissie „dat moreele kracht niet de noodige uitwer
king kan hebben, en dat een wet alleen aan de achturen
beweging volharding kan geven, waar zij betreft winkels
en dergelijke inrichtingen."
Twaalf honderd winkeliers steunden die verklaring door
een petitie. In de wetten van 1885 en 1890 werden toen
bepalingen omtrent winkelsluiting opgenomen, die echter
door de gemeentebesturen slecht werden uitgevoerd, niet
tegenstaande de publieke opinie sterk is voor vervroegde
sluiting.
Zonder wet maar door gewoon ministeriëel besluit
hebben de arbeiders in de gouvernementswerken ook een
achturendag gekregen. De Staat volgde de gewoonte
hij was niet voorgegaan. Bij aanbestedingen en concessiën
wordt geregeld een bepaling omtrent een achturendag ge
maakt. De bewering, dat dit alles in Victoria slechts
mogelijk is door het systeem van protectionisme in 1866
aldaar aangenomen, wordt weersproken door het feit, dat
in de vrijhandelstaat Nieuw-Zuid-Wales even goede ar
beiderstoestanden bestaan als in Victoria. Omtrent de
uitwerking van de verkorting van den arbeidstijd op het
aantal der gebezigde arbeiders en op de productiviteit had
de heer den Tex slechts weinige gegevens.
Uit elders gepubliceerde staatjes kan men besluiten tot
verhoogde productiviteit van het individu.
In boeken over Australië vindt men herhaaldelijk ge
prezen de ijverige werkzaamheid, de „go" van den Austra-
lischen werkman. Er zijn ook vakken, waarbij het aantal
arbeiders sinds de werkduurverkorting stadig toeneemt.
In het algemeen echter kan niet worden aangenomen,
dat die verkorting de werkloosheid zal doen verminderen,
zoo niet verdwijnen. In Australië is de werkloosheid even
groot als elders.
Het loon werd door de invoering van een korteren dag
niet anders.
Op den toestand van den werkman heeft de kortere
werkdag een zeer gunstige uitwerking gehad. Daarover
zijn alle schrijvers het eens. Zijn phvsiek heeft er bij
gewonnen en zijn moreel.
In „Argus", het orgaan der conservatieve partij werd
den 21 sten April 1891 ter gelegenheid van het jaarfeest
van den achturendag geschreven„Het achturenstelsel,
waarvan heden de jaardag gevierd wordt, kan de goede
wenschen van iedereen krijgen, zoolang het niet op den
grondslag van dwang, maar op dien van vrijheid en gezond
verstand berust. Zooals prof. Marshall in zijn onlangs
verschenen boek over de grondstellingen der economie zegt,
zijn er weinig bedrijven, waarin een persoon met voordeel
voor zich en zijn land werkelijk gedurende meer dan 8
uren daags ingespannen arbeiden kan."
Amerika. Het aantal der wetten, die in de Vereenigde
Staten den arbeidstijd van volwassen mannelijke arbeiders
regelen, is legio.
Sinds 1849, toen in Pennsylvanië een 10-uren wet werd
uitgevaardigdhebben ongeveer alle staten zich beurtelings
bezig gehouden met wetgeving op dit gebied. Nu zijn
er in een dertien staten der Unie achturen wetten
Wanneer men nu echter hoort, dat de arbeiders nog ge
stadig ijveren voor een verkorting van den werktijd, voor
het vaststellen van een arbeids-maximum van 8 uren
en daarvoor uitgebreide en talrijke werkstakingen plaats
vindendan lijkt dat moeilijk te rijmen. De oplossing
dezer moeielijkheid vindt men hierin, dat die wetten in
Amerika niet nageleefd worden. De heer Chas. F. Peek,
een der Labour Commissioners schreef„Alleen in de
gevallen, waar de vermindering der uren door de werk
gevers aan de georganiseerde arbeidersdie er dringend
om vroegen is toegestaan is er iets tot stand gekomen.
De vakvereenigingen die een achturendag zich willen
verzekeren, vragen dus niet meer om wetgeving. Zij ver
trouwen alleen op hun organisatiewat na hunne erva
ringen niet te verwonderen is.
Niet alleen in de uitvoering der wetten is een groot
gebrekook haar inhoud laat voor iemand die wettelijk
den arbeidsduur regelen wildikwijls veel te wenschen
over. In vele Staten bepaalt de wet n.L, dat acht uren
een wettelijke arbeidsdag zijn maar zij laat onbeperkte
vrijheid om door overeenkomst van dat maximum af te
wijken. De uitwerking van deze soort wetgeving op de
publieke opinie was niet naspeurbaar.
De Amerikaansche arbeider wil wel gaarne de pionier
van de achturen-beweging genoemd worden.
Zeker is de verkorting van den arbeidstijd zeer vroeg
in deze eeuw in Amerikaansche arbeiderskringen ter
sprake gekomen. Reeds in 1830 werd er door arbeiders
in Massachusetts het werk gestaakt tot verkrijging van
een dag van 10 uren, hun zin hebben ze toen niet ge-