12
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
Bij die behandeling werd opgemerkt, dat thans door
burgemeester en wethouders wordt verwezen naar Jan.
van dit jaartoen naar vroegere jaren tot 1889. Eigen
aardig, dat kringetje, telkens komt de zaak hier weer aan
de orde en telkens afwijzing op grond van verwijzing
naar vroeger.
Zoo kan men jaren voortgaan zonder verder te komen,
en dat zal toch niet de bedoeling zijn.
Elders wordt de zaak niet dood gezwegen telkens doen
zich nieuwe strijders op voor deze zaak.
Deze spreker wees er ook nog opdatwaar in een
der vorige vergaderingen door een der leden hoopvol
werd uitgezien naar de Kamers van Arbeid ter beharti
ging der belangen van de arbeid er thans door 7 parti
culiere raden aangedrongen werd op de gewenschte
maatregelen.
Toch werd ook nu nog zonder hoofdelijke stemming het
voorstel van burgemeester en wethouders op een stem na
aangenomen.
23 Octob. 1894. Adres J. Dijkstra Szn e.a. om bepa
lingen in bestekken enz. enz. Gesteld in handen van
burgemeester en wethouders om bericht en raad.
12 Febr. 1895. Circulaire Prof. Mr. H. L. Drucker, hetzelfde
onderwerp behandelende. Yoor notificatie aangenomen.
26 Febr. 1895. Adres van J. Dijkstra e.a. om aan te
dringen op beslissing vei zoek van 23 Octob. 1894.
12 Maart 1895. Ter tafel adres 23 Octob. 1894.
9 April. Behandeling van vorenstaand adres met voor
stel daarop van burgemeester en wethouders.
Ter kenschetsing van de voortschrijding der denkbeel
den omtrent dit onderwerpis het van belang de hoofd
strekking van het prae-advies van burgemeester en wet
houders hier mede te deelen.
Burgemeester en wethouders zeggen daarin o.a., dat de
afwijzende beschikking op de adressen, welke den wensch
tot bepalingen in gemeentebestekken omtrent loon en
arbeidsduur inhielden, vooral hierop berustte, dat men de
toepassing der gevraagde bepalingen niet uitvoerbaar als
algemeene maatregel achtte, (en hierop werd aangedrongen)
terwijl vele leden weinig heil van dergelijke bepalingen
in gemeentobestekken verwachtten.
Burgemeester en wethouders waren evenwel niet doof
gebleven, gelijk in een strooibiljet was gezegd, en als be
wijs wordt aangehaald dat 9 Jan. 1894 reeds was gead
viseerd om voor verfwerken en bestratingen bepalingen
omtrent minimum-loon op te nemen, en dat dit ook was
geschied, terwijl zij ook niet zouden aarzelen om bepalin
gen omtrent arbeidsduur op te nemen, indien misbruiken
bleken.
„Want te ontkennen valt niet, dat het systeem van
aanbesteding aanleiding kan geven tot bekrimping van
loon en tot overmatigen arbeidsduur." Dit wordt door
enkele voorbeelden nader aangetoond en dan vervol
gen burgemeester en wethouders ook onder gewone om
standigheden kunnen wel bepalingen opgenomen worden
ofschoon dan minder noodig. De vroegere meening van
burgemeester en wethouders was gesteund door het advies
van den vroegeren Directeur der Gemeentewerken, die de
bepaling ten minste niet voor alle bestekken toepasselijk
achtte. Hierbij vooral het oog op onderhoudswerken. De
controle, daar komt het op aan, want het kan geen doel
treffen iets te omschrijven, dat niet gecontroleerd kan
worden. Wel zeggen adressanten nu, dat, waar in door
den aannemer te houden contraboekjes aangeteekend moet
worden, hetgeen buiten het in het bestek bepaalde wordt
geleverd, ook daarin gemakkelijk uren en loonen opgeno
men kunnen worden, maar men hangt ten dezen geheel
af van de opgaven van den aannemer, die weer zal moeten
afgaan op de opgaven van andere werkbazen wier dien
sten hij heeft ingeroepen.
Wil men bepalingen, dan moeten die kunnen worden
nageleefden bij algemeene onderhoudswerken zouden
die ontbreken.
Tegenover de meening, die het adres weergeeft door
de woorden „dat het toch ontegenzeggelijk de taak, de
plicht der gemeente is, er ten zorgvuldigste voor te waken,
dat de arbeider in haar dienst behoorlijk voor zijn werk
wordt beloond en beschikken kan over een behoorlijken
rusttijd, gedurende welken zijne krachten zich kunnen
herstellen," zijn burgemeester en wethouders van oordeel,
dat die uitspraak met betrekking tot werklieden in indi-
recten dienst der gemeente niet kan worden aanvaard'
Zij meenen zich te moeten stellen op het standpunt inge
nomen in de circulaire van het Alg. Ned. Werkl. verbond,
dat n.l. bij het toekennen van concessiën of bij net aanbesteden
van werk een loon worde berekend, als plaatselijk ge
bruikelijk isen dat de uitbetaling van dat loon den
werklieden worde verzekerd.
Yerder herinneren burgemeester en wethouders er nog
aan, dat in Amsterdam de invoering der bepalingen door
de gemeente een gevolg is geweest van een adres, inge
diend door architectenaannemers en werkliedendie zelf
reeds geruimen tijd zich hadden onledig gehouden met
wijziging der loon- en werkduurregeling, en waarin zij
verzoeken, dat ook de gemeente voor hare werken vaste
bepalingen dienaangaande invoert, opdat de maatregel
algemeen moet zijn, zal ze doel treffen.
De Amsterdamsche verordening dient dus om parti
culieren te steunen en zoo kunnen er gunstige gevolgen
voor de werklieden worden verwacht.
De handteekeningen bekijkende, blijkt dit in Leeuwarden
niet het geval te zijn. Na nog eenige beschouwingen, dat de
zaak veel moeielijker is te regelen, dan men zich voorstelt,
en ook de verwachtingen ten opzichte der gevolgen veelal
te hoog gespannen zijn, eindigen burgemeester en wet
houders hun advies met de mededeeling, dat zij, hoewel
er voor de werklieden geen voordeel in ziende, er in
beginsel niet tegen zijn, en stellen zij aan den Raad voor
thans nog geene verordening vast te stellen, en het maken
van bepalingen voor het toepassen van bedoelde maatre
gelen aan hen over te laten, en te besluiten aan adres
santen te berichten
I. dat met de tot dusverre genomen proeven ten aan
zien van het opnemen van bepalingen omtrent minimum
loon in bestekken en voorwaarden van aanbesteding van
gemeentewerken zal worden voortgegaan, voor zooverre
de aard dier werken daarvoor geschikt zal worden geoor
deeld
II. dat, wanneer voor misbruik van de werkkrachten
der werklieden gevreesd wordt, ook met het bepalen van
maximum-werktijd proeven zullen worden genomen.
Bij de beraadslagingen waren er thans twee leden, die
zich voorstanders van dergelijke bepalingen toonden. De
jongste verheugde zich, dat het voorstel van burgemeester
en wethouders zoo geheel anders klonk dan het besluit,
„dezer dagen" door den Utrechtschen raad aangenomen.
Hij wees er op, dat sedert 1890 de meeningen omtrent
dit vraagstuk belangrijk zijn gewijzigd. Toen achtte de
Commissie voor openbare werken dergelijke bepalingen
eene onmogelijkheiden meende men door wering van
aannemers, die 10°/0 beneden de begrooting inschreven,
een behoorlijk loon te kunnen verzekeren.
Het daarop gevolgde voorstel van burgemeester en
wethouders om opgiet verzoek van het A. N. Werklieden
verbond omtrent fflinimum-loon afwijzend te beschikken
werd unaniem aangenomen.
„Hoe geheel anders klinkt thans het voorstel van bur
gemeester en wethouders, en spr. meent in dit stadium
voorloopig het maken van bepalingen gerust aan dat col-
legie te kunnen overlaten, hoewel hij van oordeel is, dat
op den duur eene verordening niet kan uitblijven. Hij
geeft nu echter in overweging de proef uit te breiden.
Op dit laatste wees ook vooral de reeds vroeger genoemde
voorstander, die de tot dien tijd genomen proeven, van te
geringe beteekenis achtte om dien naam te kunnen dragen.
Hij acht dus uitbreiding der proeven noodig, en boven
dien meerdere publiciteit, omdat dit helpt voor de controle.
Dan moet het uurloon bij stukwerk gewaarborgd zijn
en is noodig eene regeling voor jongelieden beneden de
20 jaren.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
13
Het samenvatten der verschillende bepalingen in eene
verordening heeft bovendien deze goede zijdedat daar
door de raadpleging en navolging der bepalingen door
particulieren zeer bevorderd worden. Hij vraagt ten slotte
aan burgemeester en wethouders, of zij in het vervolg
gebruik zullen willen maken van de door hem gegeven
wenken, en nadat dit onder eenige reserve is toegezegd,
wordt het voorstel van burgemeester en wethouders zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
25 Augs. 1896 kwam in een adres van J. S. de Jong
en anderen met verzoek om verfwerken afzonderlijk aan
te besteden met minimum-loon van 14 ct., en 13 October
d.a.v. een nader verzoek van dezelfden met betrekking tot
hetzelfde onderwerp. Ten opzichte van beide adressen werd
besloten ze te stellen in handen van burgemeester en
wethouders ter fine van beschikking. Hiermede eindigt
voorloopig de actie van den kant der Werkliedenvereeni-
gingen en eerst in Augustus 1899 dus circa 10 jaren
nadat het eerste adres van de Werkliedenvereeuiging in
1889 over dezelfde zaak den Raad bereikte, kwam het
adres in van de Timmerlieden Yereeniging, waarvan dit
rapport een gevolg is.
In de Provinciale Statenvergadering van Friesland is
de kwestie van minimum-loon en maximum-werktijd
vooral uitvoerig behandeld in de zomer- en winterzitting
van 1895. Reeds vroeger, n.l. in 1892, naar aanleiding
van de bekende circulaire van het Algem. Ned. Werkl.
Yerbond, en in 1893 van adressen van de Algem. Ned.
Timmerlieden Bond, de St. Jozefs Yereeniging Sneek
Patrimonium Sneek, de Leovereeniging, onderafdeeling St.
Jozefs vereeniging Sneek, was in de Staten het vraagstuk
ter sprake gekomen, en waren daarbij adviezen gevraagd
van den Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat,
die, erkennende de ongunstige positie der werklieden en
het een weldaad achtende daarin verbetering te kunnen
brengen toch van oordeel is, dat de Provincie op ver
zoeken van dezen aard niet kan ingaan, omdat bij water
staatswerken vaak lang achter elkander doorgewerkt moet
worden, om eenig resultaat te verkrijgen of dat te behouden.
Ook een gelijk loon voor werklieden in eenzelfde vak,
onverschillig of ze gelijkelijk voor hun werk berekend
zijn, acht hij verkeerd en voor de werklieden ook niet
wenschelijk. Eenige waarborg ten goede zou mogelijk
gelegen zijn in het niet te angstvallig vasthouden aan
de laagste inschrijvingen. Yerder wordt nog in dat advies
te kennen gegeven, dat onderaanneming een goed middel
isom vlug iets klaar te krijgen en de werklieden zelf
van achteren met de opheffing van dat systeem zeker niet
tevreden zouden zijn.
Bovendien zullen loonbepalingen het werk duurder
maken en daarvan vermindering van werk het gevolg
zijnzoodat precies het tegenovergestelde van wat adres
santen wenschen n.l. vermindering der werkeloosheid
door toepassing van loon- en werktijd-bepalingenzal
bereikt worden.
Uit het zeer uitvoerig advies van den hoofd-ingenieur
inzake het adres van den Algem. Ned. Timm. Bond, vinden
nog enkele aanhalingen hier eene plaatswijl in de
resolutiewaarin de overwegingen, die tot het besluit
hebben geleid, om dat adres aan te nemen voor notificatie,
ook voorkomt„dat intusschen mag worden verwacht, dat
de uitnemende arbeid van den hoofd-ingenieur nog later
wel als bouwstof bij de behandeling van dergelijke zaken
dienst zal kunnen doen."
Behalve het reeds genoemde omtrent vermindering van
werkeloosheid door werkduurverkorting, wat in het advies
een kwakzalversmiddel wordt genoemd, luidt het aldaar:
„Minimum-loon per uur is naar mijn vaste overtuiging
een premie op luiheid en ongeschiktheid.
„Hoezeer ik met Ned. arbeiders dweep, moet ik, tot mijn
spijt, het minimum-loon noemen, althans voor een groot
deel der arbeiders, een premie op die kwade eigenschappen."
„Het belang wordt den arbeider ontnomen, er is geen
prikkel, om uit te blinken, zich verder te bekwamen, als
hij ziet, dat met luieren toch wordt uitgekeerd, wat zijn
werkgevers noemen een aan goeden arbeid geëvenredigd
loon. Hij zal zoodoende het werk rekken en in hooge
mate den prijs van den kostenden arbeid verhoogen. Ook
de minder geschikten zien hun ongeschiktheid gedekt
door het minimum-loon. Minimum-loon werkt depraveerend
op den goeden werkman."
„De goede werkman besteedt zijn geheelen beschikbaren
tijd voor zijn werk en ziet gaarne den gewonen werktijd van
10 a 11 uur verlengd met een paar uur, wanneer hij
daarmede het inkomen van het gezin kan verbeteren."
„Duidelijk blijkt dit, wanneer hem werk wordt uitbe
steed. Hij is dan ongevraagd vroeger en langer op het
werk, dan in den regel wordt toegestaan. Het zijn die,
waarvan de werkgever zegthij ontvangt wel dubbel loon,
maar is wel driemaal meer waard dan de andere."
Nog wordt gewezen op het gevaar, dat bij verkorting
van den werktijd, bij werken, waar vaak verbleven wordt in
keeten en woonschepen, zulks eene straf zou zijn en vaak
aanleiding tot ontspanning kon geven, die in losbandigheid
eindigt.
Ook aanleiding tot thuiswerk dus concurrentie aan
de bazen.
„Want niet ieder heeft grond te bewerken, en de meesten
zijn daarvoor ook niet geschikt."
„Mijn vaste overtuiging is, dat het stelsel van den
Bond alleen ten voordeele van die arbeiders zal strekken,
die tegenwoordig de wereld in beweging brengenmaar
niet noodig is voor den goeden oud-hollandschen werk
man, die nog gelukkig prijs stelt op een goed loon voor
goed werk en dit ook, wanneer er werk is, verdient."
„Alleen verruiming van arbeidsveld kan helpen tot
opheffing van werkeloosheid."
„En waar ook bij de provincie regel is de werken open
baar aan te besteden, en zij dus voorgaat maximum-werk
tegen minimumprijs te krijgenmoet (het werd reeds
vroeger door U erkend) niet worden ingegrepen in de
verhouding tusschen aannemer en werkvolk, en moet het
loon zich blijven regelen naar het aanbod.
„Door niet den laagsten aannemer altijd te gunnen is
het den werkgever mogelijk den werkman goed loon te
verzekeren voor goed werk.
„In plaats dat dan voor den minder geschikten moet
worden geredetwist, zooals tegenwoordig, zal het hem
duidelijk zijn, of worden, dat alleen eigen inspanning en
eigen wil de middelen zijn ter verkrijging van betere
toestanden."
Gelijk boven reeds is gezegd, werd de kwestie vooral
uitvoerig behandeld in de zomer- en winterzitting van 1895.
Het uitgangspunt was eene missive van Mr. H. L.
Drucker. e. a. als voorzitters van verschillende particuliere
arbeidsraden, verzoekende opname in de bestekken voor
de provinciale werken van minimum-loon en maximum
werktijd, waaruit voortvloeide een voorstel met ontwerp-
bepalingen van den heer Van Zinderen Bakker. Een en
ander had tot gevolg, dat in de wintervergadering eene
motie van den heer Yan Hettinga Tromp werd aange
nomen luidendeDe Staten van Friesland achten het
wenschelijk, dat, voor zooverre de aard der werken dit
niet bepaald belet, in de bestekken der werken, voor
rekening van de provincie uit te voerende uitvoering
van onderhoudswerken daarbuiten gelatenbepalingen
worden opgenomen tot regeling van het minimum-loon
en het maximum van den werktijd der werklieden bij die
werken gebezigd. Zij verzoeken Ged. Staten op dezen
wensch der staten te letten, bij de uitvoering van werken,
in het vervolg voor rekening van de provincie uit te voeren.
Het is wel wenschelijk, dat naast deze eindbeslissing
ook kome eenig overzicht van de Resolutiën van
Gedeputeerde Staten en de beraadslaging over de zaak in
de openbare vergaderingen der Statenom het betere
verband, en ook, omdat in een rapport van den Leeu
warder gemeenteraad uitgaande, dat ook inhoudt eene
beknopte geschiedenis van het vraagstuk van minimum
loon en maximum-werktijddit deel ten minste voor
Leeuwarden en Friesland eenigszins volledig moet zijn.