14
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
Het standpunt van Ged. Staten tegenover het vraagstuk
blijkt allereerst uit de volgende overwegingen ten opzichte
van de circulaire van het Algem. Ned. Werkl. Verbond
gaarne bereid mede te werkendat hunnen werklieden
een behoorlijk loon voor hunnen arbeid worde toegekend;
voor inwilliging verzoek staan echter praktische be
zwaren in den weg
voor provinciaal werk is noodig groote vrijheid van
beweging, bepaaldelijk wat werktijd betreft, in verband
met vaak wisselende weersgesteldheid
bij vaststelling illusoir;
beste wijze is vaak stelsel onder-aanbesteding, om de
finantieele verhouding tusschen aannemer en werklieden
op voor beide partijen meest gewenschte wijze te regelen;
dat in het algemeen de bezwaren verbonden aan de
beperking der vrijheid, om voorwaarden arbeidsovereen
komst te regelen, zooals partijen zulks goed vinden, te
overwegend, en de daarvan te verwachten voordeelen te
onzeker zijn, dan dat aanleiding zou bestaan om bij prov.
werken toepassing te bewerken
dat veeleer dan van de algemeene regeering bindende
bepalingen uit moeten gaan.
Aan St. Jozef enz. wordt o.a. geantwoord
dat, waar bepalingen van een maximum-werktijd niet
wenschelijk worden geacht, ook het voorschrijven van een
minimum-loon geene aanbeveling verdient, dat toch het eene
voorschrift met het andere in onafscheidelijk verband staat
de ervaring volstrekt niet geleerd heeft, dat het thans
gevolgde stelsel geleid heeft tot ongunstige resultaten be
paaldelijk voor de arbeiders
dat integendeel opmerking verdient, dat uit het midden
der arbeiders zelf nimmer, voorzoover bekendeen stem
daartegen is opgegaan, nimmer op regeling, als door adres
santen bedoeld, is aangedrongen
sluiten zich aan bij advies Hoofd-ingenieur, die oordeelt,
dat uitbesteden aan den werkman per stuk of hoeveelheid
is in het belang van den werkman, omdat daarin juist
een prikkel voor hem ligt om door beter, meer oordeel-
kundiq werk of door meerdere krachtsinspanning meer te
verdienen
naar aanleiding der missive Drucker e. a. is door Ged.
Staten niet opnieuw het advies van den Hoofd-ingenieur
gevraagd, omdat zich geen enkel nieuw gezichtspunt voor
deed;
ook niet aannemen beroep op Amsterdam dat de
maatregel geene finantieele offers aan die gemeente zou
hebben gekost
achten dit onbewezen, en vooralsnog onbewijsbaar;
standpunt nogdat het in hooge mate bedenkelijk is
om den aanbesteder te doen optreden als dwingende
macht bij de regeling van het arbeidscontract tusschen
aannemer en werkmanwat betreft minimum-loon en
maximum-werktijd
„wij erkennen belang maatschappijmaar ook dat van
den aanbestederdat werklieden niet worden afgebeuld
door inspanning boven zijne krachten te vragenen hem
een loon toe te kennen voldoende om de behoefte te
bevredigen die hij met het oog op den door hem te
verrichten arbeid in billijkheid kan laten gelden;
niet doctrinairwant verzekering ongelukken in be
stekken voor prov. werken
tegenover genoemde bezwaren is het bedenkelijk
indien publiekrechtelijke lichamen het iniatief nemen
ten einde door hun voorbeeld de opneming van zoodanige
bepalingen burgerrecht te doen verkrijgen
Bij de behandeling in de zomervergadering bleek, dat
het standpunt van Ged. Staten niet door alle leden der
Staten werd gedeeld.
Een der leden had bezwaar tegen de overgelegde
stukken en merkte op, dat het standpunt in de kwestie
van minimum-loon en maximum-werktijd moet zijn in
den geest van het Algem. Ned. Werklieden-verbond. Hij
achtte het noodig, dat gemeentelijke en provinciale besturen
aan den wensch der vereenigingen van allerlei kleur en
richting voldoen tot op zekere hoogte. Hij herinnert er
aan, dat uitbesteden regel is, dat dit systeem scherpe
concurrentie in het leven roepten waardoor het mogelijk
is, dat de loonen beneden het normale dalen vooral bij
minder werken daarvan mogen gemeente en provincie
niet profiteeren.
Ook wil hij niet stilzwijgend voorbijgaan, wat door den
Hoofdingenieur is gezegd. Deze heeft naast veel waars,
ook veel overdrevens gezegd.
Vreest men, dat de beste krachten alleen door loonbe-
palingen getrokken zullen worden, in een goede verorde
ning moet afgeweken kunnen worden onder goedkeuring
van de Directie, ten behoeve van oude, invalide en jonge
personen.
De bedoeling met minimum-loon is een loondat men
gemiddeld aan goede werklieden uitkeert, en dan moet
men uitzonderingen omschrijven.
„Enorme verhooging van prijs" zal de maatregel niet
ten gevolge hebben, als normaal loon als minimum wordt
gesteld, want was dat het geval, dan is dat een bewijs, dat de
aannemer bij het ontbreken van bepalingen te weinig loon
uitbetaalt, en dat wil men voorkomen, en dat is billijk ook.
De stelling van dr. Mouton, dat een minimum-loon den
ijver en het streven naar geschiktheid in de hand werkt,
acht hij juist.
Zeker zijn er practische bezwaren.
Doch als men den weg van minimum-loon opgaat, dan
moet men in de bestekken ook opnemen bepalingen om
trent onder-aanbestedingen. Het is misschien moeilijk,
maar om te zeggen dat het onmogelijk is, ziet spr. niet
dadelijk in.
Dat bepalingen omtrent den werktijd de vrijheid van
beweging geheel illusoir zouden maken, is hij niet met Ged.
Staten eens en is overdreven.
Waar de Hoofdingenieur zegt, dat maximum werk tegen
minimum prijs verkregen moet worden, daar acht spr. dit
zeer nadeelig uit economisch standpunt en dus te duur
gekocht, indien het laaghouden der werkloonen daaraan
mede helpt. Waar Ged. Staten de uiteenzettingen, van
den Hoofdingenieur zoo uitnemend achtten, daar wilde hij
ze niet onbesproken laten.
Deze spr. eindigt aldus
Men heeft het meer gezien, als men eerst maar gewend
is aan een nieuw denkbeeld, als men het langzamerhand
met een ander oog gaat beschouwen. Ged. Staten erken
nen zelf dat, zij niet doctrinair willen zijn, en daarom bepa
lingen ter verzekering tegen ongelukken opgenomen hebben.
Spr. verwacht, dat zij over de thans behandelde zaak ook
nog wel eens nader zullen willen nadenken en misschien
niet ongenegen zullen worden bevonden eens een proef
te nemen.
Na dezen kwamen nog een viertal sprekers aan het
woord, die allen eveneens in meer of mindere mate tegen
werpingen maakten op het oordeel van Ged. Staten en
den hoofdingenieuro.a. werd ook de vraag gedaan
waarom Ged. Staten niet eens hadden toegestaan de kleine
proef, die het waterschap Hemelumer Oldephaart en Noord-
wolde wenschte te nemen.
't Betrof slechts een werkje van 4000.
Een hunner keurde het in sterke bewoordingen af, dat
de hoofdingenieur geen enkel goed woord voor de ar
beiders over heeft, maar wel een paar insinuaties^mini
mum-loon zal leiden tot luiheid en ongeschiktheid."
Hij stek daartegenover een andere uitspraak van
den heer W. v. d. Vegt, hoofdingenieur in Zuid-Holland r
„Ik ben zoozeer doordrongen van het nadeel van aan
bestedingen ten opzichte van het loon, niet in een tijd
van velerlei werk, maar in dagen van slapte, dat ik het
mijn plicht acht opnieuw op deze zaak de aandacht te
vestigen." Een ander vraagt, of, bekend zijnde, dat in de
gemaakte begrootingen natuurlijk ook loon voorkomt, het
eene reductie op het loon beteekent, wanneer bij de jaren
lang gehouden aanbestedingen zoo veel werken beneden
de raming worden aangenomen. Dat ware inhumaan.
„Is het nu zoo ondenkbaar, wat men zelve vaststelt
als redelijk loon, te verzekeren, dat dit ook betaald wordt
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
15
„De arbeider kan daartegen niet waken, omdat hij, gelijk
de vorige spr. het zoo gematigd uitdrukte, niet de macht
hoeft bij de regeling van het loon invloed uit te oefenen
zooals het kapitaal." Na uitvoerige repliek van Ged. Staten,
en een voorstel van een statenlid om het onderwerp op
nieuw te hehandelen in de a.s. winterzitting, wordt een
motie aangenomen van den heer van Hettinga Tromp
„De vergadering de zaak, in het adres bedoeld, op dit
oogenblik niet rijp achtend voor eene beslissing, doch zich
haar oordeel daarover voorbehoudend, verklaart het stuk
des Heeren Drucker c.s. aan te nemen voor notificatie."
In de nu volgende wintervergadering van 6 Nov. kwam de
heer van Zinderen Bakker met een voorstelontwerpbe-
palingen. Na eenige woordenwisseling omtrent het al of
niet voldoende omtrent vorm van indiening, werd zonder
hoofdelijke stemming aangenomen, om het voorstel in over
weging te nemen, nadat een lid van Gedeputeerden vooraf
had verklaard daartoe wel te willen medewerken onder
reserve, dat dit niet insluit eene instemming met hetgeen
de voorsteller wil tot bereiking van het door hem voor
gestelde doel.
Woensdag 13 November kwam het voorstel in behan
deling. Na korte toelichting van den voorsteller, welke
hier niet behoeft gegeven te worden, omdat de argumen
ten zich vrijwel doen kennen uit het behandelde over de
zaak in de zomervergadering, volgde het advies van Ged.
Staten, dat ook achterwege kan blijven; te meer, waar in den
aanvang reeds wordt verklaard, dat zij nog hetzelfde stand
punt innemen, als bij de behandeling der missive Drucker c.s.
Opgemerkt dient evenwel, dat Ged. hier herinneren
dat de voorsteller zijn doel wil bereiken ten eenenmale
in strijd met de beginselen der wetregelende samen
stelling en macht van prov. staten en bovendien in de
practijk het geheele administratieve raderwerk in de war
brengt. De dagelijksche leiding en uitvoering van zaken
behoort bij Ged. Staten, tenzij de statenvergadering de
goedkeuring zich hebben voorbehouden wat uitzondering is,
wil de voorsteller regel maken en aan het slot zeggen
zijzoolang geene misbruiken als bovenbedoeld zijn ge-
bieken blijven zij ongewenscht achten wat voorsteller wil,
waar die de normale verhouding tusschen werkgever en
aannemer verstoort, voor beiden de noodzakelijke vrijheid
van beweging belemmertin de praktijk hoogst onregel
matig en daardoor onbillijk zal werken bovendien leiden
zal tot noodeloozen omslagen ten slotte als proef onmo
gelijk kan geven betrouwbare resultaten.
Niet de voorsteller, doch een ander lid der Staten
maakte verschillende opmerkingen naar aanleiding van
het advies, dat door Ged. Staten was gegeven o.a. meende
hij, dat dan toch ook was erkend, dat de Staten zich
kunnen inlaten met de wijze, waarop de werken worden
aanbesteed. En het is wel noodig, dat dergelijke lichamen
voorgaanomdat zij besteden moeten. Bepalen van
minimum-loon is een middel om het onrecht te keeren,
dat niet 3 a 4 ct. per uur minder betaald wordt dan bij
raming is aangenomen. Hij vyijst op Engeland en het
Marinewerk aldaarsvaar 8 uren per dag gewerkt wordt,
en het werk niet minder is geworden. Daarom is dan ook
billijk, dat loon per uur iets hooger is. Juist groote
corporatiën moeten voorgaan.
Hun stelsel geeft de meeste aanleiding tot nadeelen.
Kwam inderdaad het raderwerk in de war, de moed zou
hem in de schoenen zinken. Maar welke bewijzen zijn
er voor die stoute stelling.
Als bij elke begrooting de Hoofdingenieur van eene
raming der loonen uitgaat, dan vraagt spr. met allen ernst
en met allen eenvoud, wat is het groote bezwaar om dat
tarief als minimum te stellen. Hoe zou dat het admini
stratief raderwerk der provinciale huishouding in de war
brengen Hij gelooftdat men met eenigen goeden wil
veel verder kan komendan de stukken geven te ver
wachten. Als eens blijkt, dat in deze vergadering de
wind uit een anderen hoek waait, en het humaniteitsgevoel
meespreekt, dan is hij overtuigd, dat men in de volgende
jaren heel wat kwaad kan keeren en goeds te weeg
brengen, let op Luik en Vlaanderen. Daar is 10 uren
normale tijddaarboven de helft meer loon, en als norm
aangenomen, dat Ged. Staten geen subsidie geven, als die
bepalingen niet in de gemeentebestekken zijn opgenomen.
Dus al geen nieuwigheid meer.
In den verderen loop der verdere debatten werd door
den heer Van Hettinga Tromp de motie aangekondigd,
welke reeds bij het begin van dit overzicht der beraad
slagingen in de statenvergadering als het resultaat der
besprekingen is genoemd.
Voor de indiening besprak hij nog enkele bezwaren,
welke tegen zijne zienswijze waren aangevoerd
Er is gezegdWerkgever en werkman moeten het
samen regelen. Wordt die verhouding dan verbroken,
als men enkel zegt: gij moogt niet benedon een zeker
minimum gaan? „Bij bepaling van een minimum-loon
zal de aannemer alleen de besten nemen." Maar wie
meent nu, dal de besten altijd voor het minimum zullen
werken
Verder zegt de spreker nog als antwoord aan een paar
woordvoerders, waarvan de een er tegen op was gekomen,
dat bekwame, degelijke aannemers hun werkvolk te kort
zouden doen, en de ander zich als Gedeputeerde menig
genoeglijk uurtje herinnerde met aannemers doorgebracht,
die o. a. zeiden „ik leef voor mijn volk."
„Welsprekend is het, wat een paar heeren aanvoeren
omtrent de waarde van een goed aannemer. De een had daar
van aangename herinneringen, maar hij voegde er aan toe
„wij hadden gelukkig een goed aannemer." Ja, als men
in een goede familie is, dan kan men zich niet begrijpen,
dat anderen zooveel met hunne kinderen hebben te stellen.
Voor de goeden kon men misschien de wet ontberen, maar
voor de kwaden en de minder goeden dient zij geschreven.
Wij hadden het geluk, dat heeft men niet altoos.
Waarvoor zijn deze bepalingen Voor de gevallen als
ons dat geluk niet ten deel valt.
Wanneer een aannemer, niet omdat hij een slecht mensch
is, maar omdat de omstandigheden hem er toe dringen,
tot een hongerloon voor zijne werklieden komt, dan is het
een geluk, dat er bepalingen omtrent minimum-loon zijn,
die zeggen niet verder.
Slechts een kleine stap is het, laat ieder van beginsel
uitgaand, de handen ineen slaan.
Hierop wordt de motie voorgesteld en ten slotte aan
genomen met 29 tegen 13 stemmen.
Bij deze meer uitvoerige medeelingen over de ontwik
keling van het vraagstuk, meer speciaal Friesland betref
fende, behoort ook nog genoemd te worden het onderzoek
naar den toestand der arbeiders in Friesland, omstreeks
1890 ingesteld door het Friesch Comité van de volks
partij.
De resultaten daarvan omtrent Vrouwen- en Kinderarbeid
en Werktijd en Werkloonen, zijn door den druk inder
tijd verspreid. Eveneens heeft de afdeeling Leeuwarden
van de vereeniging „Door arbeid tot verbetering" in
1895 een onderzoek ingesteld naar Loonen, Arbeidsduur
en Werkeloosheid te Loeuwarden. Ook van dat onder
zoek zijn de uitkomsten in een gedrukt rapport bekend
geworden. De groote omvang, welke dit onderdeel reeds
kreeg, en waartoe de belangrijkheid van het onderwerp
als van zelve drong, moge voor de commissie een reden
tot verontschuldiging zijnals zij ten opzichte van die
onderzoekingen niet in bijzonderheden treedt, er, waar
zij ten slotte nog iets zegt, dat weder meer Nederland
als geheel betreftdaar zal zij zich om dezelfde redenen
in hoofdzaak bepalen bij enkele vermelding van hoofd
punten. We volgen hier weder den héér den Tex.
Terwijl de heer van Liefland, architeèt in Den Haag, meent,
dat, wanneer men de bepaling over den arbeidsduur alléén
laat gelden voor de plaats, waar het werk wordt uitge
voerd, het weder „half werk" zou zijn, wil de heer En
gelen te Zutfen ter wille van vermijding van verklikken en
spioneeren den maatregel niet laten gelden voor den winkel
of werkplaats.
In de bestekken voor den bouw der gevangenis to