22 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. voor een metselaar 16 ets. per uur, voor een stucadoor 15 a 17 ets., voor een timmerman, loodgieter, grond- graver 15 ets., een verwer en een smid 14 ets., een sjouwer en een opperman 13 ets. per uur. In verband met den maximalen arbeidsdag van 10 uur per dag werden de loonminima gesteld voor timmerlieden, loodgieters, metselaars, grondgra- vers en stucadoors op 20 ets. (in een ander bestek voor timmerlieden, metselaars, loodgieters op 21 ets.), voor verwers en smeden op 18 ets., voor opperlieden en sjou wers op 16ets. per uur (in het zooeven bedoelde bestek van vroegeren datum was het minimum voor sjouwers opperlieden en grondwerkers gesteld op 16 ets. per uur). Daarentegen deelde de gemeente Amersfoort ons mede, dat de minimum-uurloonen aldaar niet hooger werden gesteld dan de bestaandehetzelfde schijnt het geval te zijn te Middelburg en geldt eveneens voor de bestekken van de Genie. In het bestek van de Hollandsche IJzeren Spoorweg maatschappij voor een werk te Amersfoort werden de minimum-loonen voor werklieden boven 23 jaar bepaald voor een timmerman of ander ambachtsman op 19 ets. per uur, voor een sjouwer of aardwerker op 15 ets. per uur. De vergelijking met de boven (zie bl. 1 5) medegedeelde looncn van het gemeentelijk bestek uit Amersfoort doet vermoeden, dat de Hollandsch IJzeren Spoorweg-maat schappij met de hier te lande in den regel gevolgde methode ter bepaling van de minimum-loonen is mede- gegaan. Het gemeentelijk bestek dagteekent echter van het begin van 1899, dat van de Hollandsch IJzeren Spoorweg-maatschappij van het midden van 1900. Volgens de door ons verkregen inlichtingen gingen de loonen te Amersfoort in dien tusschentijd vooruit. Betaling voor overwerk en Zondagsarbeid. Vrijwel algemeen wordt opgenomen, dat in de gevallen, waarin overschrijding van den maximalen werktijd of waarin Zondagsarbeid wordt toegelaten zoowel voor Zon dagsarbeid als voor overwerk een verhoogd minimaal uur loon moet worden betaald, met dien verstande, dat bij het overwerk de verhooging in den regel klimt naar mate het overwerk langer duurt. In de Amsterdamsche bepalingen wordt het minimale uurloon voor Zondagsarbeid met 50 pet. verhoogd en voor overwerk voor het eerste uur met 10 pet. tweede 20 derde 30 verdere uren 50 Deze regeling is gevolgd door Middelburg, Winschoten, Zwolle en in een ons ter inzage gezonden bestek van de H. IJ. S. M. Te Alkmaar geldt voor Zondagsarbeid hetzelfde. Voor overwerk een verhooging van 10 pet. voor het eerste uur, 25 pet. voor het tweede 50 pet. voor verdere uren. Te Amersfoort geldt voor Zondags- en overwerk een verhooging met 25 pet., voor nachtarbeid met 50 pet. Te Alkmaar is de verhooging voor overwerk 50 pet. Ie Haarlem zoowel voor Zondags- als voor overwerk 25 pet. De Amsterdamsche herzieningscommissie stelt voor in verband met de verlaging van den maximalen arbeidstijd tot 10 uur de betaling van het overwerk eenigszins te wijzigen en voor het eerste en tweede overuur een ver hooging te bepalen van 10 pet., voor het derde en vierde 25 pet., daarna 50 pet. Bij de bepaling van het bedrag der verhooging voor overwerk en Zondagsarbeid hangt veel van persoonlijk- inzicht af. Dal zulk een verhooging worde gesteld, in zeer gewenscht. Het belang van den aannemer drijft hem er dan van zelf toe overwerk en Zondagsarbeid tot een mi nimum te beperken. Opdat dit belang genoegzaam spreke, is het noodig de verhooging niet te laag te stellen. Is de verhooging van weinig beteekenis, dan is er bij den aan nemer een onvoldoend tegenwicht tegen den aandrang tot overwerk, die vaak van de werklieden zeiven uitgaat. Een aan ons ter inzage gezonden bestek van de H. IJ. S. M. behelst de billijke bepaling, dat, indien overwerk of Zondagsarbeid door de directie wordt gelastde aan nemer recht heeft op restitutie van de loonsverhooging van den aan besteder, tenzij het overwerk of de Zondags arbeid noodzakelijk geworden is door handelingen of na latigheid van den aannemer. Ook in het buitenland is deze verhooging, voorzoover er bepalingen over duur en loon bestaan, veelal gebrui kelijk. In Engeland vloeit dit reeds voort uit de verwij zing naar de tarieven der vakvereenigingen. De Belgische Staat eischt een verhooging van 15 pCt. voor overwerk en Zondagswerk Brussel een van 50 pCt. voor Zondags- werk. Het ontwerp Castelin in Frankrijk wenschte voor overwerk en Zondagsarbeid een verhooging met 100 pCt. vast te stellen volgens de decreten der ministers zal bij elke aanbesteding de verhooging worden bepaald. Kansas bepaalt uitdrukkelijk, dat in de zeldzame gevallen, waarin overwerk is geoorloofd, dit volgens het gewone tarief wordt betaald. Betaling voor gedwongen verzuim. In de bestekken uitgaande van de fabrieken van den heer van Marken komt de bepaling voor: „Wanneer door ongunstige weersgesteldheid of door het niet aanwezig zijn van de benoodigde materialen of door een andere oorzaak, uit de handelingen der aannemers voortvloeiende, de werkzaamheden geheel of gedeeltelijk voor korteren of langeren tijd worden gestaakt, zal de aannemer gehouden zijn aan de werklieden, die dienten gevolge werkeloos zijn, ten minste de helft van het loon, gerekend over den normalen werktijd van tien uur per eiken werkdag moeten vergoeden." Een bepaling in dezen geest is ook opgenomen door de gemeenfe Zutfcn. De commissie, welke te Amsterdam de bepalingen ontwierp, nam haar in haar voorstel even eens op. Zij kon echter in den gemeenteraad geen meer derheid vinden. Men vreesde moeielijkheden in de toe passing en eene al te gemakkelijke ontduiking door de werklieden per dag aan te stellen, zoodat zij bij slecht weer voor den vorm met den dag konden worden ontslagen. Voor de verkeerswegen om Weenen werd uitdrukkelijk bepaald, dat voor dagen, waarop het werk door slecht weer of overmacht wordt belet, geen loon wordt uitbetaald begonnen kwartdagen gelden als volle kwartdagen. Jeugdige en oude arbeidskrachten. In de bestekken van de gemeenten Amsterdam, Mid delburg, Winschoten, Zwolle zijn afzonderlijke loonminima gesteld voor arbeiders beneden 23-jarigen leeftijd met classificatie naar leeftijdsgroepen. In andere bestekken wordt vaak een meer algeraeene regeling gemaakt, waarbij afwijking van de gestelde loon minima voor werklieden beneden 21 of 23-jarigen leeftijd aan den aannemer wordt toegestaan, mits onder goedkeu ring van de directie. De commissie tot herziening der Amsterdamsche bepa lingen stelt voor deze laatste wijze van doen te volgen. Bij het eene vak zoo zegt zij worden do jeugdige werklieden spoediger bruikbaar dan bij het andere. Men zou derhalve, tenzij men in het algemeen afwijking onder goedkeuring der directie toelaat, tot een zeer ingewikkelde regeling van de loonminima van de jeugdige arbeiders moeten komen. De thans te Amsterdam geldende regeling schijnt in dit opzicht, juist omdat zij met het verschil in de vakken geen rekening houdt, niet te voldoen. In de bestekken van de gemeente Amsterdam, zoowel als in die van enkele andere gemeenten is voorts opge nomen, dat jongens beneden veertien jaar niet mogen worden aan het werk gesteld. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 23 Een bepaling in dezen geest verdient zeker aanbeveling. Afwijking van de loonminima onder goedkeuring der directie wordt in den regel ook toegestaan voor werk lieden, die wegens invaliditeit of ouderdom niet als volle werkkrachten kunnen worden beschouwd. Een dergelijke bepaling verdient aanbeveling om mogelijke hardheid in speciale gevallen te voorkomen. Ten einde tegen te gaan, dat een te groot gedeelte der werklieden uit jeugdige of halfsleten krachten bestaat, is het goed het voorbeeld, te volgen, dat in de meeste be stekken, welke bepalingen behelzen, gegeven wordt en op te nemen, dat onder de werklieden niet meer dan 10 of 20 pCt. mogen zijn, die beneden de gestelde minima be zoldigd worden. Een afwijking voor personen beneden 18 en boven 60 jaar (demi-ouvriers) is ook in enkele provinciën en ge meenten van België toegelaten. Somtijds wordt in pro centen aangegeven, hoeveel zulke personen mogen worden gebruikt; in Luxemburg geldt ook voor dezen een minimum loon. In West-Vlaanderen is voor alle mindere werk krachten een reductie geoorloofd, behoudens goedkeuring van den ingenieur. Ook in Frankrijk is reductie van loon geoorloofd voor minderwaardige werkkrachten. Het percentage der reductie en van het aantal zulke personen dat mag worden gebruikt, wordt bij de aanbesteding bepaald. De Engelsche commissie raadt ook hier rekening te houden met de gewoonten in het vak en het gebruik van halve krachten, dat in overeenstemming daarmede is, toe te laten. De Amsterdamsche bepalingen, dat van de minima met toestemming van de directie ook kan worden afgeweken voor werklieden in vasten dienst bij den aannemer, is zoo goed als geheel buiten toepassing gebleven. Ware dit niet het geval geweest, dan zou zij telkens tot moeielijk heden hebben aanleiding gegeven, daar het begrip „in vasten dienst zijn" alles behalve scherp belijnd is. De herzieningscommissie stelt dan ook niet voor, haar te behouden. Naar ons toeschijnt terecht. De bedoelde be paling komt ook voor in de bestekken van de Genie te Amsterdam en in het ons ter inzage gezonden bestek van de H. IJ. S. M. Het is onbekend, of zij bij die bestekken toepassing gevonden heeft. Uitbetaling van het loon. De zooeven genoemde commissie stelt daarvoor de vol gende bepaling voor „De uitbetaling van het loon zal aan de werklieden persoonlijk, in gepast geld, moeten geschieden iedere week, hetzij op het werk, hetzij op de werkplaats, waar zij in den regel werkzaam zijn. Voor zooveel de werklieden in stukwerk arbeiden, geldt het bovenstaande alleen voor het loon, dat in verband met den werktijd het op hunne aanstelling vermelde loon en de hier gestelde regelen zoude verdiend zijn. De opzichter der gemeente moet bij de uitbetaling worden toegelaten. Indien de werkman niet in staat is zijn loon op een der genoemde plaatsen in ontvangst te nemen, kan dooi de directie een afwijking van den gestelden regel worden toegestaan. Heeft de betaling plaats op Zaterdag, dan moet zij ge schieden „vóór 6 uren des avonds". Die bepaling komt in hoofdzaak overeen met hetgeen daar ter plaatse en in de meeste andere, in dit rapport genoemde gemeenten, reeds geldt. De redactie is echter eenigszins verbeterd, vooral doordat duidelijk uitkomt, dat de bepaling ook geldt voor de werklieden, die in stuk werk arbeiden. Een nadeel van die redactie is echter, dat daardoor bij stukwerk betaling van overgeld in kroegen niet wordt tegengegaan. Vandaar, dat het o i. gewenscht zou zijn aan de bepaling een alinea toe te voegen luidende „Betaling van hetgeen bij stukwerk meer is verdiend dan het loon, bedoeld in de tweede alinea van dit artikel, mag niet geschieden op plaatsen, waar sterke drank in het klein verkocht wordt. De aannemer is aansprakelijk voor elke overtreding van dit verbod, ook al wordt zij door derden gepleegd." In verband hiermede willen wij hoewel het buiten het eigenlijk onderwerp van dit rapport ligt ter loops ook wijzen op de wenschelijkheid om door besteksbepalingen medebrengen van sterken drank en dronkenschap op het werk te keeren. Stukwerk. Door verbod van stukwerk aangenomen dat, zulk een verbod in de theorie wenschelijk zou zijn, hetgeen wij geheel willen en kunnen in het midden laten zou te sterk worden ingegaan tegen hetgeen vooral in de bouwvakken gebruikelijk is. Laat men hot stukwerk als regel toe, dan zal men goed doen de gebruikelijke bepaling er aan toe te voegen, dat de directie het kan verbieden, indien het aanleiding geeft tot minder zorgvuldige bewerking, tot te geringe verdienste of tot overmatigen arbeid. De Amsterdamsche herzieningscommissie stelt voor de woorden „tot te geringe verdienste" uit die bepaling te lichten, op grond dat de werklieden daartegen zeiven wel waken. Dat argument schijnt ons niet afdoende. In den regel zal het wel opgaan, maar de directie moet de macht hebben te kunnen ingrijpen in die gevallen, waarin achteraf het stukloon zoo laag gesteld blijkt te zijn, dat de werk man bij geregelden arbeid, het minimale tijdloon niet kan verdienen. Toepasselijkheid en Onder-aannemers. De Amsterdamsche bepalingen behelzen het volgende artikel „De bovenstaande bepalingen gelden ook voor de op het werk gebezigde werklieden in dienst van onder-aan nemers, in dier voege, dat de aannemer zelf tegenover de gemeente aansprakelijk blijft voor de stipte nakomidg dier bepalingen." Een overeenkomstige bepaling is ook opgenomen dooi de gemeenten Alkmaar, Middelburg, Zaandam, Zwolle. In het aan ons ter inzage gezonden bestek van de H. IJ. S. M. komt de bepaling voor „Onder-aanneming is niet geoorloofd, tenzij de aanne mer aan de directie overlegge een verklaring van den onderaannemer, waaruit blijkt, dat deze bekend is met de verplichtingen, welke ten opzichte van het aan de arbei ders uit te betalen loon op den aannemer rusten." Do bedoeling van deze bepaling is kennelijk, dat die verplichtingen ook voor den aannemer zullen gelden het wordt echter niet duidelijk genoeg uitgedrukt. Tot recht verstand van de strekking van het voorschrift houde men in het oog, dat de bepalingen van de H. IJ. S. M. alleen gelden voor de op het werk arbeidende werklieden. De gemeente Sneek stelt de bepaling, dat het den aan nemers verboden is het werk wederom bij gedeelten aan het werkvolk uit te besteden. Deze laatste bepaling schijnt ons ongewenscht om de zelfde reden, die wij zooeven ten aanzien van het stuk loon aanvoerden. De Amsterdamsche herzieningscommissie stelt voor de aldaar geldende en zooeven aangehaalde bepaling te doen vervallen op grond, dat zij „in deze regeling van arbeids voorwaarden te weinig past". Deze toelichting achten wij wel wat karig en minder juist. De bepaling past in de voorwaarden, omdat zij een voor de hand liggend ontduikingsmiddel afsnijdt. Zij gaat bovendien niet ver der dan strikt noodig is, door de toepasselijkheid der bepalingen voor de werklieden in dienst van onder-aan nemers te beperken tot diegenen die op het werk arbeiden. Ware het niet, dat bij het wegvallen van deze beper king de controle op do naleving der bepaling in vele gevallen ondoenlijk zou zijn, (de onder-aannemers toch zullen vaak in ver verwijderde gemeenten hunne werk plaatsen hebben)dan zou het bij de regeling dezer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 62