26 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. volgens het rapport der herzieningscommissie eveneens „dat het indienen van een klacht dikwijls tot gevolg heeft, dat de betrokken werkman door den patroon wordt ontslagen." Dit groote euvel zal niet geheel zijn te verstikken, zoolang de Nederlandsche werklieden niet in en door hunne vakvereenigingen sterk genoeg zullen zijn geworden om zulke kwade practijken te beletten. Eenigszins kan het worden tegengegaan door in de be palingen een artikel op te nemen, luidende, dat klachten wegens overtredingen, behalve door de werklieden, ten aanzien van wie de overtreding werd gepleegd, ingediend kunnen worden door in de gemeente gevestigde, wettelijk erkende vereenigingen. In verband met het gevaar voor ontslag komen de klachten wegens overtreding vaak eerst na afloop van het werk, als zij, ten aanzien van wie de overtreding werd gepleegd, reeds ontslagen zijn. Het nagaan van de gegrondheid der klacht is dan, vooral als de looustaten goed zijn, veelal uiterst moeielijk. De Amsterdamsche herzieningscommissie stelt daarom voor te bepalen, dat „klachten alleen onderzocht zullen worden, voor zoover zij betrekking hebben op feiten, die plaats hadden ten hoogste 14 dagen vóór den dag der indiening van de klacht." In de toelichting verduidelijkt de com missie de strekking der bepaling nog met deze woorden „De bedoeling is, dat bij doorloopende overtredingen, die bijvoorbeeld een half jaar geduurd hebben, eveneens alles buiten beschouwing gelaten wordt, wat langer geleden is dan de genoemde 14 dagen." Dat voorstel schijnt ons, hoewel verklaarbaar, niet wel te rechtvaardigen. Het strijdt tegen de meest elementaire rechtsbeginselen, om den termijn van rechtsherstel, wegens handelingen gedaan onder den invloed van psvchischen dwang, te doen ingaan, voordat die dwang is geëindigd. Wanneer in de bepalingen duidelijkwordt opgenomen, dat klachten niet alleen door de individueele werklieden, maar ook door vereenigingen kunnen worden ingediend, zal het euvel van het late indienen der klachten zeker van zelf verminderen. De klacht der vereenigingen te binden aan een termijn van 14 dagen na het plaats hebben van het feit, waar over geklaagd wordt, schijnt ons practisch wenscheJijk en theoretisch niet afkeuringswaardig. Gevolgen van Overtredingen. De gemeente Amsterdam neemt onder haar bepalingen op, dat de werkman, behoudens zijn rechten uit eigen overeenkomst, niet op grond van art. 1353 B. W. een rechtsvordering tegen den aannemer aan de overeenkomst tusschen de gemeente en den aannemer ontleenen kan, en dat alleen de gemeente deswege rechten tegen den aannemer kan doen gelden. Die bepaling welke nooit van veel practische beteekenis was (onze werklieden zijn niet zoo proceslustig) mist elke be teekenis, zoodra men een schriftelijke aanstelling voor eiken werkman met omschrijving van minimum-loon en maximum-arbeidstijd vordert. De werkman kan, met zijn aanstelling gewapend, steeds uit eigen overeenkomst proce- deeren. Het is daarom te verwonderen, dat de Amster damsche herzioningscommissie niet heeft voorgesteld deze bepaling, in verband met haar voorstel om voor alle werk lieden een aanstelling te vorderen, te doen vervallen. Op de Amsterdamsche bestekken zijn de algemeene voorschriften van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid van toepassing. Bij overtreding ook van deze bepalingen kan dienten gevolge, overeenkomstig 477 een korting van 10 pCt. op de aannemingssom worden opgelegd. De herzienings commissie wil dit uitdrukkelijk in herinnering brengen. Hoewel niet strikt noodig, kan zulk een herinnering prac tisch nut hebben. Amersfoort en Zaandam schrijven een boete voor van 10.voor elke overtreding; Sneek 25.— voor een eerste overtreding, verdubbe ling voor elke volgende Zutfcn 3.tot f 25.en bepaalt voorts, dat de aannemer, die de overtreding beging gedurende een door burgemeester en wethouders te bepalen tijd, niet voor werken of leveringen ten dienste der gemeente in aan merking komt. De laatste bepaling schijnt ons zeer aan te bevelen. Boeten van f 3 tot f 25.achten wij veel te gering in verband met het financieele voordeel, dat de aannemer uit overtreding putten kan. Een boete van ten hoogste 10 pCt. van de aannemingssom, overeenkomstig 477 algemeene voorschriften, verdient zeker de voorkeur. Voorts is noodig te bepalen, dat de overtreder aan de belangheb bende werklieden het te weinig betaalde vergoede. In verband met het boven opgemerkte omtrent het ont slag, dat den klagenden werkman dreigt, geven wij voorts in ernstige overweging de bepaling op te nemen „Ingeval van ontslag van een werkman, ten aanzien van wien een overtreding der bepalingen werd geconstateerd, binnen zes weken nadat dit plaats had, wordt hem door den aanbesteder voor rekening van den aannemer tot uiterlijk zes weken nadat de overtreding geconstateerd werd, doch hoogstens tot aan het einde van het werk een weekloon uitgekeerd, gelijkstaande met het minimum, waarop hij volgens zijn aanstelling recht had. De uit dezen hoofde betaalde gelden alsmede de opge legde boeten, worden bij den eerstvolgenden betalingstermijn ingehouden." Zulk een bepaling zal, dunkt ons, een gunstige preven tieve uitwerking niet kunnen missen. Eindelijk verdient het aanbeveling de hierbedoelde boeten, waartegen geen schade voor den aanbesteder als zoodanig overstaat, niet in de gemeentekas te doen vloeien, maar bijvoorbeeld aan eene aan te wijzen armeninstelling ten goede te doen komen. In het buitenland varieeren de strafbepalingen zeer. Vooral in de boeten is zeer aanmerkelijke speling. In sommige regelingen zijn deze niet hooger dan 5 frs., in andere zijn zij opgevoerd tot 1000. Een enkel Engelsch bestek schrijft eenvoudig bijbetaling voor van wat te weinig is uitbetaald in Amerika wordt omgekeerd in enkele staten zelfs hechtenis bedreigd en ontslag voor de met de controle belaste ambtenaren, welke die controle niet scherp uitoefenen. Daar moet tevens gewoonlijk de aannemer borgtocht geven voor de uitbetaling der loonen. In enkele Engelsche bestekken is bepaald, dat de aan nemer, voor elk uur, dat hij te lang laat werken voor eiken werkman een vast bedrag aan den aanbesteder heeft te storten. In Belgische bestekken wordt de boete wel per dag berekend. Ook de bepaling, dat bij overtreding het loopende con tract is verbroken, komt voor in Engeland en Amerika. Een Engelsche enquête-commissie achtte deze bepaling te streng. Zij zal dan ook bij omvangrijke werken niet spoedig worden toegepast. In Engeland, Frankrijk en België wordt veelal bepaald, dat de aannemer bij overtreding voor verdere aanbeste dingen (voor goed of tijdelijk) niet in aanmerking komt. Door welk lichaam moeten de minimnm-loonen en het maximum van den arbeidstijd in bestekken van gemeenten worden vastgesteld Ten einde over dit administratief-rechtelijk punt een op ervaring gegrond advies te kunnen geven, stelden wij aan de gemeentebesturen die bepalingen opnemen de volgende vraag Acht gij het beter de hoogte van het minimum-loon en het maximum van den arbeidsduur bij raadsverorde- ning vast te stellen of wel geeft gij er de voorkeur aan, dat aan burgemeester en 'wethouders wordt overgelaten minimum-loon en maximum-arbeidsduur in elk speciaal geval te regelen In de gemeenten Amsterdam, Alkmaar, Amersfoort, Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 27 HaarlemMiddelburgZwolle geschiedt de vaststelling door den gemeenteraad. Amersfoort deelt mede, dat die wijze van vaststelling geen bezwaren oplevert. Zwolle laat zich positiever uit en acht het beter de regeling door den Raad te doen plaats hebben. Middelburg gaf het volgende antwoord „Indien maar aan burgemeester en wethouders het oordeel blijft over de vraag, of de betrekkelijke bestekken al of niet voor het opnemen van bepalingen omtrent minimum loon en maximum-arbeidsduur geschikt zijn dan komt het ons het meest geraden voordat de gemeenteraad de hoogte van dat loon en dien tijd vaststelt". De andere zooeven genoemde gemeenten gaven door verwijzing naar de bij haar geldende regeling, waarbij het door Middelburg bedoelde voorbehoud voor zoover wij weten zonder uitzondering voorkomtstilzwijgend van een gelijk oordeel blijk. Winschoten en Zutfen geven er de voorkeur aan dat aan burgemeester en wethouders wordt overgelaten mini mum-loon en maximum-arbeidsduur in elk speciaal geval te regelen. Zutfen voegt er aan toedat het aldaar ook zoo geschiedt. De gemeente-architecten van Sneek en Zaandam sluiten zich daarbij aan. De gemeente-architect van Sneek voegt als argument aan zijn antwoord toe, dat burgemeester en wethouders zich dagelijks met de uit voering belasten en de Raad niet. In Arnhem stelt de Raad alleen het beginsel vastde uitwerking is aan burgemeester en wethouders overgelaten." Deze kunnen dan bij ieder bestek met de wisselende eischen met het oog op den aard van het werk enz. rekening houden." Ons komtbehoudens het voorbehoud van Middelburg, vaststelling van het bedrag der minimum-loonen en van den maximum-arbeidsduur door den gemeenteraad het meest gewenscht voor. Het geldt een maatregel, die invloed kan hebben op de geheele (gewoonterechtelijke) plaatselijke regeling van den arbeidsduur en op den alge- meenen plaatselijken loonstandaard. De verantwoorde lijkheid daarvoor blijft o.i. het best bij de hoogste bestu rende macht in de gemeente. Voor vaststelling door burgemeester en wethouders zou o.i. alleen dan een afdoende reden zijnwanneer het minima en maxima golddie van bestek tot bestek behooren te wisselen. Dit is echter niet zoo; alleen bij verandering in de plaatselijke gewoonten omtrent arbeids duur of in den plaatselijken loonstandaard is er noodza kelijkheid de bepalingen aangenomen dat zij eenmaal goed zijn gesteld te herzien. Bepalingen in onderlioudsbestekken. In onze vragenlijst namen wij ook de vraag op, of de bepalingen als regel ook in de onderlioudsbestekken wor den opgenomen. De niet zeer ver gaande bepalingen geldende voor aan bestedingen van de Genie te Amsterdam worden ook in de onderlioudsbestekken opgenomen. Amersfoort neemt de bepalingen niet in onderliouds bestekken op. Middelburg acht de onderhoudsbestekken in den regel voor de opneming der bepalingen niet ge schikt. Arnhem en Zutfen berichten, dat de onderhouds werken in eigen beheer geschieden. Winschoten deelt het volgende mede „In do onderhoudsbestekken worden die bepalingen niet altijd opgenomen, omdat smeden, zinkwerkers, verwers, behangers en dergelijken, werkkrachten hebben, die op jaarloon met inbegrip van huisvesting en voeding werk zaam zijn. Op die categorieën van werkliedon zijn de bepalingen niet toe te passen. Do betrokken patroon zou bij verplichte uitbetaling het bedrag afgeven en de knecht zou het in den vorm van vergoeding voor huisvesting weder aan den patroon afstaan." Volgens bijl. 11 bij het prae-advies van Mr. Treub aan de vereeniging voor staathuishoudkunde en statistiek (1895) acht een der hoofdopzichters van gemeentewerken te Am sterdam, de heer H. Tegel, onderhoudswerken, die over de geheele stad verspreid zijn, voor het opnemen der bepa lingen ongeschikt, Zwolle neemt de bepalingen ook in sommige onderhouds bestekken op. Zaandam doet dit als regel. Amsterdam eveneens. Bij de genoemde Delftsche fabrieken geschieden de kleinere onderhoudswerken in eigen beheer. Wordt voor grootere onderhoudswerken een aanbesteding gehouden, dan worden de bepalingen opgenomen. Volgens mededeeling van de architecten Jos. Cuypers en Stuyt gelden de bepalingen ook voor de onderhouds werken aan het Rijksmuseum te Amsterdam. Het komt ons voor, dat voor onderhoudswerken een algemeene regel moeilijk te geven is en het hier van den aard van elk speciaal werk zal afhangen, of de bepalingen daarop al dan niet toegepast kunnen worden. Vandaar dat het ons gewenscht voorkomt in de tema ken verordening over onderhoudswerken geen afzonderlijke bepaling op te nemen, doch het opnemen der bepalingen in alle bestekken als regel te stellen, behoudens uitzon dering voor die bestekken, welke door burgemeester en wethouders daartoe ongeschikt geoordeeld worden. De uitzondering zal dan het meest voorkomen bij de onder- houds- (en de leverings-) bestekken. Oordeel over den invloed der bepalingen. a. Op de inschrijvingsprijzen. Bij de Genie te Amsterdam, waar de minimum-loonen niet hooger zijn dan de gewone plaatselijke loonen, is geen invloed op de inschrijvingsprijzen bespeurd. In de proefmaanden van Januari tot Juli 1894 werd te Amsterdam een verschil geconstateerd van 1,26 procent bij de laagste en 2.17 procent bij de gemiddelde inschrij vingen al naar mate de bepalingen al dan niet zouden gelden. Burgemeester en wethouders dier gemeente voegden echter aan de mededeeling van deze uitkomst toe, dat daaraan niet al te veel waarde moet worden gehecht, daar vele inschrijvers blijkbaar slechts één cijfer ernstig berekenden. Te Amersfoort zijn de inschrijvingsprijzen „onbeduidend, wellicht iets hooger" geworden. Te Middelburg hebben de bepalingen daarop geen invloed gehad evenmin te Arnhem, dat alleen maximum-arbeidsduur voorschrijft. Te Zutfen en te Zaandam is de invloed daarop onmerk baar geweest. Te Sneek is vrijwel hetzelfde het geval. De gemeente-architect deelt mede, dat de verhooging nauwe lijks merkbaar is geweest, „voor zoover (hij) heeft kunnen beoordeelen, hoogstens 1,5 pet." Winschoten heeft alleen verhooging geconstateerd bij de eerste proefneming, d.w.z. bij den bouw van het stad huis in 1895. De laagste inschrijver maakte toen een verschil van 5 pet., dat hij later tot 2,5 pet. verminderde. Het gemeentebestuur deelt ons mede, dat ook die gere duceerde verhooging te hoog was. Zwolle deelt mede. dat de bepalingen wel degelijk van invloed zijn op de inschrijvingen, doch dit is niet onder cijfers te brengen". De architect Berlage deelt hieromtrent het volgende mede „In het begin van de toepassing der bepalingen is er verschil geweest in de inschrijvingen, doch altijd slechts zeer gering. Nu is dit verschil niet meer merkbaar, omdat het werkelijk loon reeds hooger is dan het minimum". Het oordeel van de architecten Jos. Cuypers en Stuyt komt met dat van den heer Berlage vrijwel overeen. „Het is niet wel mogelijk zoo schrijven zij om cijfers mede te deelen, die waarde hebben kunnen tor vergelij king, omdat immers die verhooging onder de nieuwe voorschriften geheel afhankelijk is van de verhouding der minimum-cijfers tot den algemeenen standaard." Van de directie der genoemde Delftsche fabrieken kregen wij over dit punt een antwoord, dat wij wegens zijn be langrijkheid in zijn geheel hier laten volgen. „Voor de drukkerij (in 1891 aanbesteed) werd prijs

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 64