30 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. Zij bevorderen den lust om de belangen van het werk te behartigen en het suffend treuzelen te doen plaats maken voor krachtig aanvatten na opgewekt gemeenschap pelijk overleg. Op den duur worden de bouwkosten er niet door ver hoogd. De verbetering van het werk houdt gelijken tred met de vermeerdering van arbeidskracht en arbeidslust." In het rapport van de Amsterdamsclie herzieningscom- missie wordt vermeld,' dat het oordeel zoowel van de gehoorde ambtenaren als van de gehoorde patroons, over de werking der bepalingen gunstig was, hoewel de laat- sten op enkele gebreken wezen. De eene ambtenaar, die meende, dat door de bepalingen het gehalte der werklieden was achteruitgegaan (zie boven bl. 28), was voorts van oordeel ,,dat de bepalingen ongun stig werken voor werklieden, die het volle loon niet waard zijn. Deze worden thans weggezonden, tenzij zij in een lagere rubriek zich laten opnemen." Op dit gevolg werd ook door de Engelsche Fair-wages Commission" gewezen, vooral doelende op de gepensioneerde soldaten en zeelieden, die niet als volle krachten kunnen gelden. Ook 7 van de 11 ondernemersvereenigingen, aan wie in 1896 door de Bel gische enquêtecommissie om hun oordeel was gevraagd en die dit mededeelden, meenden, dat het opnemen der bepalingen het gevolg heeft, dat niet volle krachten van werk worden beroofd. De Fransche Arbeidsraad acht dit bezwaar uit den weg te ruimen door voor zulke personen bizondere voorschriften te geven. Tegenover dit minder gunstige oordeel sta de opvatting van de meerderheid van het dagelijksch bestuur van de gemeente Haarlem uitgesproken in de voordracht aan den gemeenteraad van 21 Augustus 1900: „De meerderheid acht het eenparig van groot belang, dat uitsluitend ervaren werklieden medewerken tot het tot stand brengen van de belangrijke gemeentelijke werken, welke thans te wachten zijn welk doel te bereiken is door hooger loonen te bedingen, tengevolge waarvan de aannemers door hun eigen belang genoodzaakt zouden worden, slechts bekwame werklieden in dienst te nemen. Bovendien zal daardoor het gevaar verminderd worden, dat minder bekwamen na afloop daarvan hier ter stede blijven wonen en de plaatselijke arbeidsmarkt drukken." Centraal Bureau voor Sociale Adviezen TREUB Directeur. Amsterdam 9 Februari1901. Amsterdam, 21 Februari 1901. Den heere S. Jansma, Leeuwarden, Edelachtbare Heer. Nadat ons rapport over minimum-loon en maximum- arbeidsduur in bestekken reeds aan u toegezonden was, ontvingen wij, bij schrijven van 13 Februari in antwoord op onze vraag van 16 October jl. nog eenige mededee-j lingen van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid, welke ons aanleiding geven ons rapport op de volgende punten aan te vullen Bl. 17. Onder de openbare besturen in Nederland, die als regel bepalingen opnemen, is ook te rangschikken het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid sedert 1899. Bl. 18. De elfurige maximale arbeidsdag wordt ook gesteld in de schets der bepalingen, op te nemen in de I bestekken voor werken aan het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Wijze van bepaling van het minimum-loon. Bl. 20. Ook naar het oordeel van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, verdient het de voorkeur het minimum-loon voor elk vak afzonderlijk te bepalen „Immers werd daarbij rekening gehouden met het normale loon voor arbeid, welke geen bijzondere vaardigheid of langdurige voorbereiding vordert, dan zoude de loonstan- daard voor vele arbeiders te laag zijn houdt men rekening met het loon, dat een geoefend werkman in de meer bedrevenheid vorderende vakken verdient, dan kan de loonstandaard voor sommige arbeiders te hoog zijn." In de schets der bepalingen voor werken van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid wordt gezegd, dat de loonminima „voor elk vak behooren te varieeren naar de plaatselijke- en tijdsomstandigheden." Maatstaf ter bepaling van het minimum-loon. Bl. 21. De schets van het Ministerie van Waterstaat leert hier omtrent niets dan de zoo even aangehaalde bepaling, dat in de bestekken met plaatselijke- en tijdsomstandigheden rekening moet worden gehouden. Betaling voor overwerk en Zondagsarbeid. Bl. 22. De schets van het Ministerie van Waterstaat sluit zich op dit punt bij de Amsterdamsclie bepalingen aan. Zij behelst voorts de op bl. 19 vermelde bepaling van het bestek der Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, voor het geval overwerk door de directie gelast wordt. Jeugdige en oude werkkrachten. Bl. 22. Volgens de schets van het Ministerie van Waterstaat mag het aantal arbeiders die den leeftijd van 23 jaar niet bereikt hebben niet meer bedragen dan 25 pCt. van het totaal aantal en kan in buitengewone omstandigheden door de directie ontheffing van dit percentage worden verleend. Voorts wordt afwijking van de minima met toestemming van de directie toegelaten „voor arbeiders in vasten dienst bij den aannemer, voor lien die wegens invaliditeit of hoogen leeftijd niet als volle werkkrachten kunnen worden beschouwd en in bijzondere omstandigheden. De Minister geeft hieromtrent nog het volgende te kennen: soms deed zich het bezwaar gevoelen, dat slechts 25 pCt. der arbeiders beneden den leeftijd van 23 jaar mag zijn, wat hinderlijk was bij werken, waarbij jonge werkkrachten nuttig gebruikt konden worden. Ook is twijfel gerezen of bepaling van het loon in verband met den leeftijd wel altijd billijk is te noemen." Uilbetaling van het loon. Bl. 23. De bepaling hieromtrent van de „schets" komt in wezen overeen met hetgeen in den regel gesteld wordt. Stukwerk. Bl. 23. De „schets" bepaalt, dat den aannemer door de directie vergunning kan worden gegeven, het loon per stuk of per hoeveelheid werk te berekenen en dat deze vergunning kan worden ingetrokken „wanneer dientengevolge naar het oordeel der directie door den arbeider een uurloon wordt verdiend, dat lager is dan het minimum-loon, vast gesteld voor de categorie, waartoe hij behoort." Toepasselijkheid op onder-aannemers. Bl. 23. De bepalingen van de „schets" zijn ook toepasselijk op werklieden die middellijk in dienst van den aannemer zijn, dus ook op de werklieden in dienst van onder-aan nemers. Onder-aannemer is voorts verplicht schriftelijk te verklaren, dat hij de „bepalingen" kent. Die verklaring moet aan de directie worden overgelegd. Toepasselijkheid buiten het werk. Bl. 24. De „schets" maakt de bepalingen alleen toepasselijk op de werklieden die op het werk middellijk of onmiddellijk in dienst van den aannemer zijn. Controle op de naleving. De „schets" behelst de gewone voorschriften, dat de bepalingen moeten worden opgehangen, dat een wekelijksche loonlijst moet worden overgelegd en dat de opzichthebbende bij de uitbetaling der loonen moet worden toegelaten. Over de controle merkt de Minister in zijn begeleidend schrijven op„Controle op de naleving der bepalingen is bij groote werken, welke niet binnen een beperkte ruimte worden uitgevoerd, somtijds bezwaarlijk. De juist heid der loonlijsten kan niet steeds worden nagegaan, evenmin als het loon, dat bij onderaanbesteding door de onder-aannemers wordt uitbetaald. Deze bezwaren doen zich uit den aard der zaak bij waterstaatswerken meer voor dan bij bouwwerken Voorts is de bepaling van den maximum-arbeidsduur somtijds ontdoken. Door Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 31 vioegtijdig te beginnen en kort te schaften, blijft tijd over om nog eenige uren in de werkplaats te arbeiden. In plaatsen waar des zomers langer dan 11 uur gearbeid wordt, deed dit bezwaar zich gelden." Bepalingen in onderhoudsbestekken. Bl. 27. Het Ministerie van waterstaat neemt de bepalingen in den regel ook in onderhoudsbestekken op. Oordeel over den invloed der bepalingen. a. Op de inschrijvingsprijzen. Bl. 27. Het schrijven van den Minister zegt hieromtrent: in 1895 verplicht werd in die richting iets te doen. Zij richtte daarvoor een schrijven aan den Hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat, en aan den Directeur dei- Gemeentewerken, met beleefd verzoek om antwoord op het volgende 1' voor of welke provincie opneming van bepalingen in bestekken plaats hebben. gemeente - - 2°. Zoo ja? of bij toepassing daarvan ook een en „Invloed op de hoogte der inschrijvingen is niet aan te an(|er aan jiet ]jc|y }s gekomen, dat de hiervoor aange- toonen. Aangenomen, dat de bepalingen eenigen invloed g6ven? (i00r |iet c. B. v. S. A. behandelde onderdeelen hebben gehad, dan is deze zoo uiteist geiing in \eige- jjgg zou kunnen aanvullen. lijking met de andere factoren welke de hoogte der go ^oo neen, dan zou de commissie gaarne het per inschrijvingen bepalen, als prijzen van grondstoffen, huur- soon]yJj oordeel ten opzichte dier onderdeelen vernemen, prijzen der werktuigen en tal van plaatselijke omstandig- ^et cjen Djrecteur der Gemeentewerken had de com- heden, dat deze invloed niet te onderkennen is. missie een persoonlijke samenkomst, waarin haar verschil- b. Van invloed op het gehalte van het werk (bl. 39)jen(je inlichtingen op de meest welwillende wijze werden verstrekt, benevens al datgene wat verder voor de bewer king van het rapport van dienst kon zijn. Het persoonlijk oordeel uitspreken achtte ZEd. beter, dit te doen wanneer zijn algemeen oordeel zegt de Minister eindelijk, dat „of- j z-jn a(jvjes< na eventueele indiening van ontwerp-bepa- schoon de ervaring met de getroffen regeling opgedaan jjngen tioor de commissie, door burgemeester en wethou- nog te kort is, om op positieve resultaten te kunnen (jers mocht worden gevraagd. of op loonstandaard en arbeidsduur (bl. 40) in de gemeente, waar de rijkswerken werden uitgevoerd, is den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid niet gebleken. Als wijzen, kan worden medegedeeld, dat van de bepalingen geen bezwaren zijn ondervonden. Centraal bureau voor sociale adviezen. TREUB, Directeur. Ter vergemakkelijking was aan vorengenoemd schrijven een lijstje toegevoegd van de rubrieken, waarnaar het C. B. v. S. A. hare vragen had ingericht, en daar de Directeur der Gemeentewerken zijne antwoorden ook in diezelfde volgorde heeft gegeven, was de commissie aan vankelijk van plan ze telkens ter plaatse in dat rapport De commissie voegt hieraan nog zelve toe, op welke in te lasschen. wijze thans de proeven omtrent bepalingen minimum-loon Nader evenwel overwegende, dat het onderzoek van en maximum-werktijd voor de ten behoeve der gemeente Leeuwarden uitgaande, een bijeengevoegd overzicht van Leeuwarden uit te besteden werken worden genomen, en wat wat door die plaats op het onderweipelijke gebied wordt het Provinciaal bestuur van Friesland te dien opzichte doet. gepresteerd, wenschelijker is, deed de commissiebesluiten dat door de motie van den heer van Hettinga Tromp in dit alles afzonderlijk te laten. Behandeling van eenige vragen omtrent hetgeen in Leeuwarden wordt gedaan of is bepaald inzake minimum-loon en maximum arbeidsduur. VRAGEN. A N T W O O R D E N. i O a o a 5 Hoe de regeling is bij de vaste werklieden. Bij die aan werken in eigen beheer. Bij de aanbestede werken. 1. Wijze van bepaling. Door B. en W. Idem. Idem. 2, Maatstaf der bepalin gen van het minimum loon. De „currentwages." De loopende loontaks. 3. Betaling voor over werk en Zondags-arbeid. Op weekdagen peruur Vso van het weekloon. Op Zondagen en algem. erk. Chr. feestdagen en nachturen na 10 uur 's avonds per uur '/40 van het weekloon. Niet geregeld en over werk komt niet voor. Ook niet. 4. Betaling voor gedwon gen verzuim. Krijgen alles uitbe taald en hebben geen gedwongen verzuim zelfs nog verlof. Niet geregeld. Niet geregeld. 1 5. Jeugdige en en be jaarde arbeidskrachten. Met schriftelijke vergunning van den Directeur der Gemeentewerken kan voor jeugdige en bejaarde werklieden eene uitzondering gemaakt worden. 6. Uitbetaling van het loon. Dit geschiedt in de werf. In de werf. Volgens 459 der A. V. niet waar S. D. in 't klein verkocht wordt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 66