Bijlage No. 20. - Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. Aan den Gemeenteraad. Mijne Heeren! Bij art. 5 der verordening, regelende den rang, het getal, de benoeming, de bezoldiging enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeentewerken, vastgesteld den 8 October 1895 (Gem. blad, no 18), is de bezoldiging van den directeur bepaald op ten minste 2400 en ten hoogste 2800. Door het aanvangstractement op ƒ2400 en de maximum bezoldiging op J 2800 te stellen, werd de ünancieele po sitie van den directeur veel minder. Immers, bij de verordening van 14 Augustus 1873 (Gem. blad. no. 18) werd de jaarwedde van den directeur bepaald op 2200 met genot van vrije woningterwijl bij besluit van 28 April 1881 (Gem. blad. no. 10) werd bepaald, dat, in plaats van vrije woning, den directeur eene jaarlijksche vergoeding van 600 kon worden toegelegd, wat sedert ook is geschied. Feitelijk was dus van 1874 af het inkomen van den directeur f 2800. Hier komt nog bij, dat onder vigeur der vroegere verordeningen de titularis met toestemming van burge meester en wethouders zich met het geven van adviezen, beoordeeling van prijsvragen voor derden en dergelijke zakenhetzij binnenhetzij buiten de gemeentemocht belasten, wat den directeur thans verboden is. Nu is het zeker een unicum, dat de jaarwedde van een ambtenaar zóó wordt geregeld, dat zijn financieele positie minder is dan 2<> jaar vroeger De steigende eischen van het leven en de eveneens stijgende rijks- en gemeente belastingen hebben toch overal en ook hier juist het omgekeerde bewerkt n.l. ver hooging der bezoldigingen. En wat het werk en den werkkring en de daarmede gepaard gaande verantwoordelijkheid van den directeur betreft: deze zijn sedert 1874 aanmerkelijk uitgebreid. Wij wijzen ten dien aanzien o.a. op de steeds vermeer derde adviezen in zake de Hinderwet, die de directeur heeft uit te brengenop zijne veelvuldige bemoeingen met betrekking tot den tram-aanleg in de gemeente; op de vermeerdering van werk, die aanleg van straten en de bouw van huizen langs het nieuwe kanaal medebrengen en op het meerdere werk en toezicht, die de bouwveror deningen van 1898 veroorzaken. Het is dan ook een feit, dat men den tegenwoordigen directeur, ondanks zijne werkkracht en de vlugheid, waar mede hij zijn werk weet af te doentoch gewoonlijk tot laat in den avond aan den arbeid kan vinden. Het ware dan ook meer rationeel geweest, dat in 1895 eene jaarwedde van 28<>0, als minimum, in plaats van als maximum ware gesteld geworden. Stond de raad thans voor een nieuwe benoeming, dan gelooven wij, dat hij niet zou aarzelen dit te doen. Het belang van den dienst zou dit ongetwijfeld vorderen, daar er anders geen voldoende waarborg zou bestaan, dat zich sollicitanten aanmelden in alle opzichten geschikt en bekwaam om de belangrijke en verantwoordelijke betrek king van directeur der gemeentewerken naar eisch te vervullen. Te eerder zou daartoe zeker worden overgegaan, wan neer men kennis had genomen van de bezoldigingen die elders voor de betrekking van directeur zijn vastgesteld. Wij leggen hierbij over opgaven van de gemeentebestu ren van UeljtNijmegen 's Hertogenbosch. DordrechtMaas tricht en Schiedamwaaruit blijkt, dat het directeurstrac- tement is als volgt te Delft, 2500 met genot van vrije woning, hetwelk geschat wordt op 500 te Nijynegen3750 te 's Hertogenbosch2750 benevens vrije woning, licht en brandstoffen te Dordrecht4000 te Maastricht, 3000, benevens vrije woning, licht en brandstof. Hierbij moet worden opgemerkt, dat de direc teur tevens is belast met het beheer der gasfabriek, doch dat hij wordt bijgestaan door een ingenieur met eene bezoldiging van 2000 te Schiedam, van ƒ25003000 met vrije woning. De opgegeven cijfers kunnen zeker als maatstaf dienen voor het bepalen van het directeurs-tractement in deze gemeente, waarbij nog dient te worden in het oog gehou den, dat het leven in die gemeenten niet duurder, zelfs veeleer goedkooper zal zijn dan hier. Wij herhalen, wanneer wij stonden voor eene nieuwe benoeming, dan zou de directeurs-bezoldiging dienen te worden verhoogd. Maar wij staan niet voor dat geval, en voor de gemeente is het te hopen, dat het nog lang moge duren eer de raad voor dat geval komt te staan. Wij kunnen herhalen, wat door het college van dage- lijksch bestuur werd verklaard in zijn voorstel tot tracte- mentsverhooging van den directeur, behandeld in de raads zitting van 8 September 1896. Zij schreven daarin: „Van „de aanvaarding zijner betrekking af, heeft de heer llo/kamp „zijne taak met bijzonderen ijver en nauwgezetheid ver- „vuld op eene wijze, die waardeering in ieder opzicht „verdient." Ook bij den lof hem in die vergadering door wijlen den wethouder Meijer gebracht, sluiten wij ons aan. Deze zeide „De gemeente bezit in den heer Hof kam/) en „dit is niet alleen mijn gevoelen, maar ook dat van het „geheele college van dageljjksch bestuur een ambtenaar, „die het financieel beheer in zijn tak van dienst met de „grootste zuinigheid voert." Waar wij alzoo eenparig ons aansluiten bij het geci teerde, daar doen wij opmerken, dat sedert het college voor drie vierde is vernieuwd. Ofschoon in beginsel voor uitbesteding, ziet de directeur geenszins op tegen uitvoering in eigen beheer, indien hem dit voorkomt van overwegend belang voor de gemeente- financiën te zijn. Dit blijkt uit zijn boekhouding van een in eigen beheer uitgevoerd werk, die hierbij wordt over gelegd en waarop wij zoo vrij zijn de bijzondere aandacht van den raad te vestigen. Niet vele malen zijn de leden van den raad in de gelegenheid om over het beheer van den directeur van nabij te kunnen oordeelenhet overgelegde zal u toonen, dat het juist is, wat wijlen de heer Meijer getuigde: „dat de heer Hofkamp het financieel „beheer in zijn tak van dienst met de meeste zuinigheid „voert". Hoewel nu niet staande voor eene vacature, meenen wij, dat de billijkheid medebrengt, dat het vóór vele jaren vastgestelde cijfer van 2800, dat de gemeente aan den directeur had te betalen, met het oog op de bijzondere verdiensten van den tegenwoordigen titularis, reeds nu worden verhoogd. Op grond van al het vorenstaande hebben wij de eer u voor te stellen I. Met wijziging van art. 5 der verordening, regelende dee rang, het getal, de benoeming, de bezoldiging enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeentewerken vast gesteld den 8 October 1895 (Gem. blad no. 18), de be zoldiging van den directeur te bepalen op ten minste ƒ2800 en ten hoogste 3300. II. Met ingang van den 1 Januari 1902 de bezoldi ging van den heer 14'. C A. Hofkahip, directeur der ge meentewerken, te bepalen op 3300. Leeuwarden, den 13 Augustus 1901. Hurgemeester en wethouders A. ROELL, Burgemeester. P. A. BERGSMA, Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 81