2 b. wanneer dit geschiedt op andere tijden per dag 20 cent, onverschillig het getal medewerkende personen. b. tentoonstelling van voorwerpen van landbouw, nij verheid of kunst of dergelijke, voor zoover daaraan geen vermakelijkheden zijn verbonden Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1902. Wordt introductiegeld gevraagd en is dit hooger dan de volgens de voorgaande alinea's berekende volle entree prijs, dan wordt de introductieprijs de volle entreeprijs geacht te zijn. Indien door de toepassing van dit artikel de belasting voor elke voorstelling of' uitvoering, of wat de doorloo- pende vertooningen betreft, per dag minder dan 20 cent zou bedragen, is dit bedrag verschuldigd. Art. 4. Voor het geven of houden van eene muziek- of zang uitvoering, danspartij of andere soortgelijke openbare ver makelijkheid in voor het publiek openstaande of toegan kelijk gestelde lokalen in koffiehuizen, tapperijen en der gelijke inrichtingen of in of op de daaraan grenzende ruimten, gemeenlijk bekend onder de benaming van dans huis, café-concert, café-chantant, onverschillig of aan die bijeenkomsten het karakter van club, sociëteit of zooge naamd besloten gezelschap wordt toegekend en onver schillig of al dan niet entree wordt geheven, bedraagt de belasting per dag 30 cent. Indien voor vijf of meer, doch voor minder dan tien bepaald aangeduide dagen tegelijk aangifte wordt gedaan, bedraagt de belasting per dag 25 cent en zoo gelijke aangifte wordt gedaan voor tien of meer dagen 20 cent per dag. Onder muziekuitvoering wordt mede begrepen, elke door zelfwerkende inrichtingen of voorwerpen ten gehoore gebrachte muziek. Voor velocipède-circussen, caroussels, hippodromes en dergelijke bedraagt de belasting per dag 5 cent per vierkante meter oppervlakte van de ruimte of lokaliteit, waarinde vermakelijkheden plaats hebben en die verder voor het publiek is bestemd. Voor draaimolens en dergelijke, geen grootere middellijn hebbende dan 12 meter langs den grond gemeten, bedraagt de belasting f 1 per dag, en bij grooter afmetingen f 2 per dag. Art. 5. Voor alle in de open lucht gehouden wordende muziek- of zanguitvoeringen, wedrennen en dergelijke bedraagt de belasting twee procent van de onzuivere opbrengst, doch voor elke uitvoering, eiken wedren enz. ten minste f 2.50. Worden de muziek- of zanguitvoeringen bij abonne ment gegeven, dan wordt voor het berekenen der on zuivere opbrengst bij de geïnde entreegelden getrokken het evenredig gedeelte van den abonnementsprijs. Voor de muziekuitvoeringen of andere vermakelijkhe den, rechtstreeks vanwege het gemeentebestuur in den Stads- of Prinsentuin gegeven, wordt eene belasting ge heven van twee procent van de in den loop van een seizoen ontvangen gelden wegens entrée's en verkoop van abonnementskaarten. Voor tentoonstellingen van voorwerpen van landbouw, nijverheid of kunst of dergelijke, niet vallende onder de bij art. 8 vrijgestelde en onverschillig of die in een lo kaal of in de open lucht worden gehouden, wordt geheven twee procent van de onzuivere opbrengst. Voor alle andere, in de open lucht gegeven wordende, vertooningen of vermakelijkheden, zooals wegens straat muziek, liedjeszingen, met of zonder draaiorgel of andere muziekinstrumenten, goochelen, gymnastische voorstellin gen, poppenkasten enz., het vertoonen van vreemde of zeldzame dieren of andere voorwerpen in kisten, manden of op andere wijze, is verschuldigd: n. wanneer dit geschiedt gedurende de jaarmarkt, één gulden, indien één persoon de vertooning of vermakelijk heid geeft, en indien meerdere personen daartoe mede werken, voor eiken persoon bovendien 25 cent. Art. 6. V aar in deze verordening sprake is van één dag, wordt daaronder verstaan een tijdperk van 24 uren, aanvangen de te middernacht. Voor de toepassing dezer belasting wordt verder een gedeelte van een dag voor een geheelen dag genomen. Art. 7. Deze verordening is niet van toepassing op tooneel- vertooningen of andere openbare vermakelijkheden, waar voor de plaats, die de inrichtingen innemen, voor een be paalden tijd aan den ondernemer of bestuurder vanwege de gemeente is verpacht. Art. 8. Van de belasting zijn vrijgesteld n. tooneelvertooningen of andere openbare verma kelijkheden waarvan de onzuivere opbrengst ten volle bestemd is voor een weldadig doel c. harddraverijen op de korte baan, alsmede hardrij derijen op schaatsen en andere ijsfeesten. Art. 9. Indien eene voorstelling of uitvoering wegens bijzondere omstandighedenter beoordeeling van burgemeester en wethouders, niet kan doorgaan, zijn zij bevoegd de ver schuldigde belasting niet te doen invorderen, of, zoo deze reeds is betaald, daarvan teruggave te verleenen. Bedraagt het verschuldigde voor eene voorstelling of uitvoering meer dan f 3.en bewijst de belastingschul dige, dat het gezamenlijk getal plaatsen voor meer dan S/4 onbezet is gebleven, dan kan door burgemeester en wethouders voor s,4 van het verschuldigde teruggave van belasting worden verleend, met dien verstandedat het bedrag der teruggave de belasting voor die voor stelling of uitvoering niet doe dalen beneden f 3. Art. 10. Deze verordening treedt in werking met den lsten Mei 1903. Met dat tijdstip vervalt de verordening tot het heffen eener belasting op tooneelvertooningen en-andere openbare vermakelijkheden, vastgesteld den 27 Maart 1888 en ge wijzigd bij raadsbesluiten van den 28 Januari 1890 en 1(3 December 1895. VERORDENING op de invordering der belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden. Art. 1. De invordering der belasting geschiedt door of namens den gemeente-ontvanger. Hij wordt hierin bijgestaan door een ambtenaar, belast met de inning en de admi nistratie der belasting. Deze ambtenaar wordt door bur gemeester en wethouders aangesteld. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1902. 3 Art. 2. Alvorens in functie te treden legt de ambtenaar in handen van burgemeester en wethouders den volgenden eed of belofte af „Ik zweer (beloof) de bediening van ambtenaar der „belasting op tooneelvertooningen en andere openbare „vermakelijkheden eerlijk, trouw en vlijtig en overeen komstig de daarop betrekking hebbende verordeningen „zonder aanzien des persoons te zullen waarnemen. Zoo „waarlijk helpe mij God Almachtig! (Dat beloof ik!)" Art. 3. Het is dien ambtenaar, alsmede dien, in art. 7 alinea 1 bedoeld, verboden in de uitoefening hunner bediening direct of indirect eenige gift of geschenk aan te nemen, hetzij in den vorm van geld, vrijkaarten of hoe anders ook. Art. 4. Telken jare wordt door den gemeenteraad voor de be looning van de ambtenaren in art. 1 en art. 7, le alinea bedoeld, een bedrag op de begrooting der plaatselijke uitgaven gebracht. Art. 5. Voordat de belastingschuldigen met hunne werkzaam heden een aanvang nemen, zijn zij, onder overlegging van de door de bevoegde macht verleende vergunning in de gevallen, waarin deze wordt vereischt, verplicht ter se cretarie der gemeente aangifte te doen van den aard der vermakelijkheid en van alle verdere opgaven, die noodig zijn voor het berekenen der verschuldigde belasting, met opgave van hunne woonplaats en hun domicilie binnen de gemeente Leeuwardeneen en ander volgens het for mulier door burgemeester en wethouders vast te stellen. De aangifte moet door den belastingschuldige worden onderteekend. De aangifte wegens het geven van muziek- of zang uitvoeringen, het houden van wedrennen en dergelijke en het houden van tentoonstellingen, bedoeld bij de le en 4e alinea van art. 5 van het heffingsbesluit, moet zoo spoedig mogelijk, althans binnen 24 uren na afloop, wor den aangevuld met eene opgave van de onzuivere op brengst. Art. 6. De ambtenaar, in art. 1 bedoeld, is bevoegd, bij het doen der aangifte volgens de eerste alinea van het vorige artikel, een geldelijken borgtocht te vorderen tot een bedrag, als hij naar den aard en den omvang der te ge ven tooneelvertooning of andere openbare vermakelijkheid meent te moeten bepalen. Art. 7. Voordat de tooneelvertooningen of andere openbare vermakelijkheden, in art. 3 van het heffingsbesluit be doeld, een aanvang nemen, moet de lokaliteit overeen komstig dat artikel zijn opgenomen door een door bur gemeester en wethouders daarvoor aan te wijzen ambte naar. Indien een verschillend entrée zal worden gevraagd, is de belastingschuldige verplicht bij die opneming aan wijzing te doen van de plaatsruimte voor eiken rang, die daarna volgens die aanwijzing afzonderlijk wordt opge nomen. Van de opneming wordt door den ambtenaar een re laas opgemaakt en onverwijld ter secretarie der gemeente ingezonden, terwijl een afschrift daarvan door hem aan den belastingschuldige wordt afgegeven. De belastingschuldige is verplicht, ter aanduiding van elke afdeeling of rang, op duidelijk zichtbare wijze een kenteeken te plaatsen, waarop in olieverf do rang wordt aangewezen. Verplaatsing van deze kenteekenea mag niet geschie den, dan nadat daarvan schriftelijk aangifte tor secretarie der gemeente is gedaan en nadat de nader gesplitste ruimte der lokaliteit, overeenkomstig de vorige alinea's van dit artikel, is opgenomen. Het plaatsen van kenteekenen wordt niet vereischt indien de verschillende rangen op andere wijze, naar het oordeel van den ambtenaar in art. 1 bedoeld, voldoende zijn aangeduid. Art. 8. Indien de tooneelvertooningen of andere openbare ver makelijkheden gedurende eenige achtereenvolgende dagen zullen worden gegeven, geschiedt de aangifte zooveel mogelijk voor al de dagen, waarop zij zullen plaats hebben. Zoo dit niet geschieden kan of wanneer de belasting schuldige op één dag meer voorstellingen wenscht te ge ven dan bij de aangifte zijn opgegeven, is hij verplicht overeenkomstig het bepaalde bij art. 5 daarvan nadere aangifte te doen. Ook kunnen op verschillende tijdstippen te geven too neelvertooningen of andere openbare vermakelijkheden in één aangifte worden begrepen, mits die niet vallen in verschillende dienstjaren. Art. 9. De aangiften van den belastingschuldige, in verband met de opnemingen van het aantal zit- of staanplaatsen, wat betreft de tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden in art. 3 van het heffingsbesluit be doeld, strekken tot grondslag voor de berekening der belasting. De belasting moet worden voldaan uiterlijk den dag, volgende op dien, waarop de aangifte of de suppletoire aangifte, en wat de vermakelijkheden in art. 5, alinea's 1 en 4 van het heffingsbesluit betreft, de nadere aan gifte is ingediend. Indien dit niet is geschied en het bedrag der belasting niet of niet ten volle is gedekt door een geldelijk gestel den borgtocht, maakt de ambtenaar, in art. 1 bedoeld, daarvan dadelijk een relaas op en zendt dit onverwijld aan den gemeente-ontvanger, ten einde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de artt. 258 tot en met 261 der gemeentewet. Ilij zendt hiervan tevens dadelijk bericht aan den burgemeester. Art. 10. Indien de belastingschuldige bezwaar heeft tegen het van hem gevorderde bedrag, alsmede in de gevallen, ver meld in art. 9 van het heffingsbesluit, kan hij zich wen den tot burgemeester en wethouders, die op zijn bezwaar schrift beslissen. Het indienen van een bezwaarschrift ontslaat den be lastingschuldige niet van het betalen binnen den gestel den termijn van het van hem gevorderde bedrag. Art. 11. Zoo dikwijls de ambtenaren, in art. 1 en art. 7, le alinea bedoeld, dit verlangen, moeten de belastingschul digen hun, zonder eenige betaling te kunnen vorderen, vrijen en onbelemmerden toegang verbenen tot de teuten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1902 | | pagina 104