Memorie van Toelichting. 4 Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902. of andere lokalen, de tuinen enz., waarin de tooneelver tooningen of andere openbare vermakelijkheden plaats hebben. De belastingschuldigen zijn bovendien verplicht, hun alle inlichtingen te verstrekken, die zij voor de toepassing en uitvoering van hot heffingsbesluit en deze verordening noodig achten. Art. 12. De belastingschuldige wordt volgens artt. 271 en vol gende der gemeentewet gestraft, indien hij 1». de volgens deze verordening van hem gevorderde aangifte of aangiften niet heeft gedaan 2". indien deze niet in alle opzichten met juistheid zijn geschied en daardoor belasting is ontdoken 3\ indien het blijkt, dat de kentcekenen der rangen zijn verplaatst en daardoor belasting is ontdoken. Art. 13. De ambtenaren, in art. 1 en art. 7, lealin ca bedoeld, de verdere ambtenaren en beambten der gemeentebelas tingen, benevens die der politie zijn verplicht van al de begane overtredingen der bepalingen dezer verordening, die zij constateeren of die ter hunner kennis komen, proces verbaal of een schriftelijk relaas op te maken, overeen komstig en met inachtneming der bepalingen van art. 275 der gemeentewet. Zij geven hiervan tevens onverwijld kennis aan den burgemeester. Art. 14. De bepalingen dezer verordening zijn niet van toepas sing op de rechtstreeks vanwege het gemeentebestuur in den Stads- of Prinsentuin te geven muziekuitvoerin gen of andere openbare vermakelijkheden. De betaling van het te dezer zake verschuldigde ge schiedt door de zorg van burgemeester en wethouders. Art. 15. Deze verordening treedt in werking met den 1 Mei 1903. Met dat tijdstip vervalt de verordening op de invor dering der belasting op de tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden, vastgesteld den 27 Maart 1888. In deze gemeente wordt alleen eene belasting geheven van tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijk heden, voor zoover die gedurende de kermis plaats hebben. De reden hiervan is zeker hierin gelegen, dat in vroe- gercn tijd buiten de kermis slechts zelden tooneelvoor- stellingen en andere publieke vermakelijkheden werden gegeven en het daarom de moeite niet waard was de heffing uit te breiden tot alle tijden van het jaar. In de laatste jaren is dit echter veel veranderd. In de Harmoniede schouwburg en nog andere lokalitei ten hebben, vooral gedurende do wintermaanden, nog al veelvuldig voorstellingen en uitvoeringen plaats. In den Prinsentuin worden 's zomers abonnementsconcerten ge geven; soms wordt een wedren gehouden en zelfs de draaimolen wordt niet meer uitsluitend in de kermis waargenomen. Ofschoon nu van de uitbreiding dezer heffing tot alle tijden van het jaar geen belangrijke stijging der ont vangsten moge zijn te verwachten, zoo schijnt er tocli geen reden meer te bestaan om deze belasting te beperken tot de jaarmarkt. BoVendien zijn thans de kosten van inning betrekke lijk hoog, daar zij bij eene ontvangst van nagenoeg 300, 50 bedragen. Deze overwegingen hebben ons doen besluiten u eene nieuwe verordening aan te bieden, waarin niet meer voor komt, dat de heffing zich bepaalt tot de jaarmarkt. Bij die overwegingen rees de vraag: welk stelsel moest worden gevolgd: de heffing van zeker procent van de werkelijke bruto-opbrengst, zoo als o. a. te Amsterdam en Groningen, of wel het hierbestaande stelsel: heffing der belasting naar de entreeprijzen, daarbij aannemende, dat alle plaatsen steeds zijn bezet. In liet eerste geval kan natuurlijk het belastingspro cent hooger worden gesteld dan in het laatste geval, omdat in dit geval, altijd naar volle zalen wordt gerekend. In heide genoemde gemeenten wordt dan ook gehe ven 5 °/o van de bruto-opbrengst terwijl volgens de hier bestaande verordening wordt geheven één procent van de onderstelde onzuivere opbrengst. Het stelsel, dat te Amsterdam en Groningen wordt gevolgd, is, op zich zelf beschouwd, het meest rationeele, doch het eischt eene nogal omslachtige administratie, ter wijl voor eene richtigo inning der belasting nogal veel toezicht moet worden uitgeoefend. Het is eigenlijk alleen geschikt voor lokaliteiten, waarin nagenoeg eiken avond voorstellingen of uitvoeringen gegeven worden. Wij hebben daarom gemeend, het bestaando stelsel te moeten handhaven. Intusschen zijn wij van oordeel, dat nu ook de belas ting algemeen moet worden gemaakt en dat, evenals te Amsterdam, zij ook geheven moet worden van uitvoe ringen en voorstellingen, gegeven door muziek- en zang gezelschappen, rederijkerskamers, liefhebberjjeomedies enz., wanneer tot die uitvoeringen en voorstellingen ook ande ren dan de loden met hunne huisgenooten worden toe gelaten. Gewone dansmuziek in herbergen enz., thans vrijge steld, is bij deze nieuwe verordening ook aan de belasting onderworpen. Met het vorenstaande meenen wij als algemeene toe lichting op de ontwerp-verordening te kunnen volstaan. Enkele artikelen, zoowel van het heffingsbesluit als van de verordening op de invordering, zullen nog wel ecnige toelichting behoeven. Art. 7, le alinea van het ontwerp-heffingsbesluit komt in hoofdzaak overeen met art. 1 der vigeerende veror dening. In navolging van de Groninger verordening zijn echter de verschillende vermakelijkheden eenigszins uit voeriger aangeduid, doch de bepaling is behouden, dat eene uitdrukkelijke vrijstelling van eenige vermakelijk heid deze buiten de belasting doet vallen. De tweede alinea komt meer overeen met de Am- sterdamsche verordening. Zooals hiervoren roods is gezegd, zullen ook onder het heffingsbesluit vallen de vereenigingen, die uitvoeringen of voorstellingen geven, welke onder vermakelijkheden moeten worden gerangschikt, indien daartoe ook andere personen dan leden met hunne huisgenooten worden toe gelaten, onverschillig of voor of van die andore personen al dan niet introductiegeld gevorderd wordt. Art. 2 vereischt geen toelichting. Art. 3 bepaalt het bedrag der belasting voor de ver- makel jjkheden, die in tenten of andere localen worden ge geven, behoudens de uitzonderingen volgens art. 4 en die in art. 5 wat tentoonstellingen betreft, onverschillig of deze al dan niet in de open lucht gehouden worden. Het bedrag der belasting komt overeen met de heffing volgens art. 3 der bestaande verordening. Voor vereenigingen, die geen introductiegeld heffen, Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902. 5 beeft men gemeend als maatstaf voor de entréeprijs te moeten nemen '/«o van de jaarlijksche contributie. Vooral 'om de veranderde wjjze van heffing werd het noodig geacht de bepaling van het getal zit- en staan plaatsen anders te regelen. Thans worden die door de belastingschuldigen opge geven en de gaarders der belasting gaan na, of de op gave juist is. Zeer dikwijls is die te laag. Enkele voorbeelden van de laatst gehouden kermis kunnen dit bevestigen: Opgave 850 zitplaatsen bevonden 944. n 40 83. 50 n 70. 100 170. 475 50 jt 66. 150 252. Hu wij de gaarders zouden willen afschaffen, komt het -ons beter voor, dat het getal plaatsen door een daartoe aan te wijzen ambtenaar worde opgenomen en dat daarbij eene zekere bepaalde verhouding tot de ruimte der loca- liteit worde aangenomener zal dan meer eenheid bestaan. De laatste alinea van dit artikel handhaaft de be staande bepaling, in zooverre gewijzigd, dat, wanneer meer dan één voorstelling of uitvoering per dag plaats heeft, het minimum van belasting op elke voorstelling of uitvoering van toepassing zal zijn. Art. 4. De eerste alinea van dit artikel is overgenomen uit de Groninger verordening. Het doel daarvan is, om de dansmuziek in herbergen en tapperijen, die nu is vrij gesteld, ook onder de belasting te betrekken. De beide laatste alinea's herstellen vroegere bepalingen, die echter bij raadsbesluit van 10 December 1895 (Gem. blad no. 4 van 1896) uit de verordening zijn gelicht met het oog op de verpachting van terreinen voor deze in richtingen. Hu de heffing van belasting zich niet meer tot de kermis zal bepalen, dienen zij weder in de ver ordening te worden opgenomen. Intusschen vergelijke men hierbij art. 7. Art. 5. De heffing volgens dit artikel is gelijk aan de bestaande. Hu de belasting algemeen gemaakt wordt, is het ratio neel dat ook de muziekuitvoeringendie vanwege de gemeente in den Prinsentuin gegeven worden, belast worden óók buiten de kermis. Thans wordt voor elke uitvoering in de kermis f 2.50 betaald, doch het komt ons heter en eenvoudiger voor, de 2°/o te heffen van de totale ontvangst en na afloop van het seizoen. De verdere artikelen van het heffingsbesluit schijnen geene nadere toelichting te behoeven. "Wij vertrouwen in den geest van den raad te han delen met voor te stellen gewone harddraverijen en ijsvermaken onbelast te laten. De bepaling van art. 9 komt ons billijk voor. Volgens de concept-verordening op de invordering zal de loop der zaak deze zijn Voordat tot eenige uitvoering mag worden overgegaan, zal daarvan ter secretarie aangifte moeten worden gedaan. Dit geschiedt door invulling en onderteekening van een aangiftebiljetwaarvan het formulier door burge meester en wethouders wordt vastgesteld. Tot zoover wordt niets aan het bestaande veranderd. Maar terwijl nu een afschrift der aangifte in handen van de gaarders wordt gesteld om na te gaan, of de opgaven juist zijn en in het bijzonder, of het getal zitplaatsen goed is aangegeven en om vervolgens het bedrag der belasting te berekenen en te innenzal voortaan het volgens de aangifte verschuldigde dadelijk worden inge vorderd, tenzij vooraf eene opneming van de ruimte der lokaliteit moet plaats hebben en bij verdeeling in rangen, ook de ruimte daarvan moet worden opgenomen. De berekening en de invordering der daarna plaats. "Wij stellen ons voor, dat de opneming van vaste loka liteiten niet dikwijls behoeft plaats te hebben. Zoo zullen in de Harmonie afzonderlijk opgenomen kunnen worden de middenzaalde loges, de gaanderij enz.voorts de bovenfoyer en de benedenfoyer, voor zoover daarin eenige openbare vermakelijkheid mocht plaats hebben. Zoo in den schouwburg het parterre, de henedenloges, de hoven- loges enz. Ook zullen de zalen van den heer Yisser afzonderlijk kunnen worden opgenomen. In de meeste gevallen zal danwanneer in die lokali teiten uitvoeringen plaats hebben, vooraf geen opneming weer behoeven te geschieden, indien inap,r duidelijk kun nen worden opgegeven de gedeelten der lokaliteit, waar voor een verschillende entreeprijs wordt gevorderdals- belasting heeft medeof er zitplaatsen zullen zijn en zoo ja, welke, zulks in verband met het bepaalde in art. 3 van het heffingsbesluit, wat betreft het berekenen van het getal zitplaatsen. De bedoeling isom de opnemingen te laten doen door een opzichter bij de gemeentewerken. Ha deze algemeene toelichtingdie hoofdzakelijk be treft de tooneelvertooningen en andere openbare verma kelijkheden waarop art. 3 van het heffingsbesluit van toepassing isschijnen de verschillende artikelen dezer ontwerp-verordening weinig toelichting meer te behoeven. Het geschiktst zal zjjn tot ambtenaar, bedoeld bij art. 1, te benoemen een secretarie-beambte, die meer bjjzonder met de. zaken, betreffende de belastingen, is belast. In navolging van de gemeente Groningen wordt in art. 4 voorgesteld om de belooning van dezen ambte naar en dien in art. 7 le alinea bedoeld, niet te fixeeren maar jaarlijks daarvoor een bedrag op de gemeente-be grooting te brengen. Deze belooning behoeft uit den aard der zaak eene vergoeding te zijn voor bijzondere bemoeiingen en het houden van toezicht. Met het oog op het bepaalde bij de 2e alinea van art. 9 schijnt het niet overbodig, dat de met de inning be laste ambtenaar de bevoegdheid heeft, bij het doen der aangifte een geldelijken borgtocht te vorderen. De laatste alinea's van artt. 9 en 13 kunnen van nut zijndaar de burgemeester bjj de ontvangst van daar bedoelde berichten de vergunning voor het vermakelijkheid zal kunnen intrekken. van geven der

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1902 | | pagina 105