2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1902. trachten om, even als vroeger voor al de bruggen het geval was, een nachttarief in te voeren. De directeur is van oordeel, dat het nachttarief voor de uiterste bruggen 'in de gemeente in evenredigheid hooger moet zijn dan voor de overige bruggen. Ook vroeger werd ten aanzien van het nachttarief onderscheid gemaakt. Yoor de Noorderbrug, de Harlingervaartsbrug en de rouwenpoortsbrug was het nachttarief het dubbele van het dagtarief (Besluiten van 3 Mei en 9 Augustus 1860) voor de Potmargebrug was het tarief ƒ0,15 en ƒ0,50; later ƒ0,15 en ƒ0,30 (Besluiten van 11 Maart 1858 en 8 Januari 1803); voor de Poppebrug ƒ0,02 en ƒ0,10 (Besluit van 24 Juli 1850); voor de Blauwebrug mede ƒ0,02 en ƒ0,10 (Besluit van 15 April 1858)voor de Boomsbrug 0,05 en ƒ0,30 (Besluit van 21 Februari 1856)voor de Vlietsterbrug, gelijke bedragen, vastge steld bij hetzelfde besluitvoor de IJzeren ophaalbrug ƒ0,025 en ƒ0,10 (Besluit van 31 October 1801); voorde Wirdumerpoortsbrug 0,20 en ƒ0,50 (Besluit van 22 April en 8 Juli 1875), terwijl bij hetzelfde besluit het tarief voor de Prins Hendrikbrug werd bepaald op ƒ0,10 en ƒ0,50. Met uitzondering van de Potmargebrug, de Yerwers- brug, de Vlietsterbrug en de bruggen over het Vliet, was voor trekschepen, barges of stoombooten, die gebe zigd werden in trekveer- of stoombootdiensten, waarin door de gezamenlijke schippers dagelijks meer dan eene beurt vervuld werd, het dagtarief lager dan het gewone tarief en in verband daarmede ook het nachttarief. Eene afwijking van het gewone tarief komt thans nog alleen voor ten aanzien van de Harlingervaartsbrug, en wel voor de trekschepen die in geregelde beurt varen, waarvoor liet bruggeld de helft van het gewone tarief bedraagt. Alleen voor deze vaartuigen zou het nachttarief voor gemelde brug dan ook op de helft van het gewone nachttarief kunnen worden gesteld. Zal de bepaling eenigszins doel treffen dan komt het ons voor, dat, met uitzondering van de bruggen over het Vliet en de Vlietsterbrug, waarvoor wij een nachttarief van 10 cents voldoende achtten, dit tarief op 40 cents moet worden gesteld. De directeur der gemeentewerken heeft bij zijn bier- voren vermelden brief overgelegd een staat, aangevende het getal passeerende schepen over omstreeks 11 maanden, tusschen 's avonds 10 en 's morgens 6 uur. Ook dien staat leggen wij hierbij over. Te dien aanzien zij echter opgemerkt, dat gewoonlijk tusschen 5 en 0 uur's morgens een veel grooter getal schepen de bruggen passeert dan gedurende de overige uren van den nacht. Dit blijkt bij vergelijking van de staten A en B die gevoegd waren hij ons voorstel van 12 September 1899 (zie bijl. no. 27 van 's raads handelingen van dat jaar). Tusschen 's avonds 10 en 's morgens 6 uur bedroeg het getal pas seerende schepen 3284 en tusschen 's avonds 10 en 's morgens 5 uur 981. Daar nu de directeur oen cijfer van nagenoeg 5000 opgeeft, zal het getal passeerende schepen tusschen 's avonds 10 en 's morgens 5 uur volgens den staat van den directeur geschat kunnen worden op onge veer 1500. Nu komt het ons voldoende voor dat het nachttarief gedurende de maanden April tot en met October wordt toegepast voor het afdraaien der bruggen van 's avonds 10 tot 's morgens 5 uur en gedurende de overige maanden van het jaar van 's avonds 10 tot 's morgens 0 uur. Ten aanzien van de bediening der Harlingervaartsbrug dient in elk geval nog een andere maatregel te worden genomen. Bij het doen van ons voorstel tot verlaging van het bruggeld voor het afdraaien dier brug (bijlage 11 tot het verslag van 's raads handelingen van 1901) deelden wij mede, dat in de maanden Maart en April 1900 de oude brug was afgedraaid voor 3777 vaartuigen, terwijl i in dezelfde maanden van 1901 de nieuwe brug was geopend geworden voor 7552 schepen. Met het oog daarop stelden wij toen reeds de vraag, of niet een hulpbrugwachter zou moeten worden aange steld, en nu kunnen we mededeelen, reeds genoodzaakt te zijn geweest in dien geest eene voorziening te treffen, te meer omdat, sedert de tram die brug passeert, de taak van den gaarder nog is verzwaard. Wel heeft de directie der tramwegmaatschappij zich verbonden, voor het toe zicht en de bemoeiingen deswege jaarlijks 52 beschik baar te stellen, maar dit verlicht niet de taak van den gaarder. Het groot aantal schepen, waarvoor deze brug sedert hare vernieuwing moet worden geopend, dat op tenminste 32000 in het jaar kan worden geschat, en het daarbij gekomen tramverkeer over de brug, maakt het nood zakelijk een tweeden vasten gaarder aan te stellen, zoodat de werkzaamheden geregeld tusschen twee geheel verant woordelijke personen kunnen worden verdeeld. Met het door ons overwogen denkbeeld, om twee luilp- gaarders alleen voor den nachtdienst aan te stellen, stond in verband de meening, dat het niet noodig zou zijn dadelijk een tweede brugwachterswoning bij de Harlinger vaartsbrug te stichten. Immers al geschiedde dit, dan zou aldaar toch nog een afzonderlijk wachthuisje voor den hulpgaarder moeten worden gebouwd. Nu dit denkbeeld ter zijde is moeten worden gesteld, zullen 'we niet aarzelen I' voor te stellen, dadelijk over te gaan tot het bouwen van een tweede brugwachters- woning, overeenkomstig de hierbij overgelegde door den directeur der gemeentewerken gemaakte teekening met begrooting van kosten. Te eerder doen wij dit omdat nu geen bijzondere uitgave voor de bediening der bruggen bij nacht, die wij op ƒ1200 per jaar hadden geraamd, behoeven te worden gedaan. De bezoldiging van den gaarder voor de Harlinger vaartsbrug bedraagt ƒ9.50 per week. De directeur stelt nu voor, den tweeden gaarder te bezoldigen met 8.50. Het komt ons echter voor, dat er geen genoegzame grond bestaat, om den beiden gaarders een verschillende bezoldiging toe te kennen. Het getal schepen, waarvoor de brug sedert hare verlaging moet worden afgedraaid, is bijna het dubbele van het getal, dat tijdens de regeling van het salaris der brugwachters die brug passeerde en het werk zal tusschen de beide gaarders zooveel mogelijk gelijkelijk worden verdeeld. Beiden hebben dus ook gelijke verantwoordelijkheid. Daar het invoeren van een nachttarief van weinig invloed zal zijn op de opbrengst der bruggelden kan het onnoodig worden geacht het bedrag van dat tarief te motiveeren met het oog art. 254 der Gemeentewet. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer IJ voor te stellen le. Art 2 van het besluit tot heffing van eene belas ting onder den naam van bruggeld, voor het af draaien van de beide bruggen over het Nieuwe Kanaal te Leeu warden, vastgesteld den 22 December 1896, goedgekeurd bij Kon. besluit van den 25 Januari 1897, no. 20, te vervangen door de volgende bepalingen „Het in art. 1 bedoelde bruggeld bedraagt, telkens wanneer één van de daarin aangewezen bruggen moet worden afgedraaid, voor ieder vaartuig des daags10 cent nachts40 „Voor de toepassing dezer bepaling wordt: de dag gerekend aan te vangenvan 1 April tot en met 31 October, 's morgens te 5 uur en gedurende den ove-; rigen tijd van het jaar, 's morgens te 6 uur de nacht gerekend aan te vangen 's avonds te 10 uur. 2e. Art. 2 van het besluit tot heffing van eene belasting onder den naam van bruggeld, voor het afdraaien van Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1902. 3 de Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hendrikbrug, de Har lingervaartsbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Noorderbrug en de Verwersbrug, vastgesteld den 25 Januari 1898, goedgekeurd bjj Kon. besluit van den 1 Maart 1898 no. 7, gewijzigd bij raadsbesluit van den 28 Mei 1901, welke wijziging is goedgekeurd bij Kon. besluit van den 8 Juli 1901, no. 38, te vervangen door de volgende bepaling „Het in art. 1 bedoelde bruggeld bedraagt, telkens wanneer een der daarin aangewezen bruggen moet worden afgedraaid, voor ieder vaartuig Voor de Wirdumerpoortsbrug des daags20 cent. nachts40 Voor de Prins Hendrikbrug: des daags10 nachts40 Voor de Harlingervaartsbrug des daags10 nachts40 behalve voor trekschepen die in geregelde beurt varen, waarvoor het bruggeld bedraagt des daags5 cent. nachts20 Voor de Vrouwenpoortsbrug des daags15 nachts40 Voor de Noorderbrug des daags15 nachts40 Voor de Verwersbrug des daags5 nachts40 „Voor de toepassing dezer bepaling wordt: de dag gerekend aan te vangen van 1 April tot en met 31 October, 's morgens te 5 uur en gedurende den overigen tijd van het jaar, 's morgens te 6 uur; de nacht gerekend aan te vangen 's avonds te 10 uur." 3°. Art. 2 van het besluit tot het heffen van bruggeld voor het afdraaien of ophalen van de Vlietsterbrug, de Boom brug, de IJzeren ophaalbrug, de Blauwebrug en de Poppebrug, vastgesteld den 22 November 1898, goed gekeurd bij Kon. besluit van den 12 Januari 1899 no. 15, te vervangen door de volgende bepaling „Het bruggeld bedraagttelkens wanneer een der in het vorig artikel genoemde bruggen moet worden afge draaid of opgehaald, voor ieder vaartuig Voor de Vlietster- en de Boombrug des daags5 cent, nachts10» Voor de overige der in art. 1 aangewezen bruggen des daags2 i cent, nachts10 „Voor de toepassing dezer bepaling wordt de dag gerekend aan te vangen: van 1 April tot en met 31 October, 's morgens te 5 uur en gedurende den overigen tijd van het jaar, 's morgens te 6 uur; de nacht gerekend aan te vangen 's avonds te 10 uur. 4°. Te bepalen dat de wijzigingen sub 1°3° zullen ingaan met den l April 1902. 5°. De verordeningen op de invordering der sub 1° 3° bedoelde bruggelden, respectievelijk vastgesteld den 22 December 1896, 25 Januari 1898 en 22 November 1898 van voortdurende kracht te verklaren. 6°. Burgemeester en wethouders te machtigen tot het aanstellen van een tweeden gaarder voor het innen der bruggeldengeheven wordende voor het afdraaien van de Harlingervaartsbrug, op eene bezoldiging van ƒ9,50 per week, en op dezen gaarder mede toepasselijk te ver klaren de verordening van den 11 April 1899 (Gemeente blad no. 7). 7". Burgemeester en wethouders te machtigen tot het stichten van een tweede gaarderswoning, volgens de hierbij overgelegde teekening en op de plaats daarop aange wezen, met uitnoodiging, om voor de daarvoor vereischte uitgaven te zijner tjjd de noodige financieele voorstellen te doen. Leeuwarden, den 28 Januari 1902. Burgemeester at Wethouders A. BOELLBurgemeester. P. A. BERGSMA, Secretaris. Stoomdrukkerij van C. Jongbloed Az., te Leeuwarden. '•*1^

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1902 | | pagina 31