2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1902. voor het ltooger onderwijs, niet naar de school 110. 4, cenig en alleen bestemd voor ««(/-onderwijs. Derde vraag. Welke datum zal het tijdstip ran toelating der leerlin gen tot de nieuwe inrichting zijn? Aansluitende aan school 4 Maar dan hopen de leeringen der scholen 2b een kwartaal om. Of aan de scholen 2b Dan wordt school 4 gedesorgan iseerd. Antwoord. Deze vraag heeft ons geenszins bevreemd, ze was ook reeds bij ons opgekomen. Wij hebben haar echter be schouwd als een zaak van uilroeringdie later, bij vast stelling der verordening voor de nieuwe school, zal zijn te regelen. Het bezwaar zal dan gemakkelijk zijn weg te nemen, indien het begin van den cursus voor de nieuwe school werd gesteld op 1 Mei en evenzoo geschiedde met de school no. 4. Het gevaar van het „rondloopen" der leerlingen èn van de scholen no. 2b en ook no. 3 èn van de school no. 4 vervalt dan vanzelf'. Wij mogen echter onze verwondering niet verhelen, dat het bezwaar omtrent het „rondloopen" eerst thans wordt geopperdterwijl het dan toch ook vroeger tal van jaren heeft bestaan voor de leerlingen der eerstge noemde scholen, voor zoover ze met September overgin gen hetzij naar de school no. 4, hetzij naar de burger dagschool zonder datalthans zoover ons bekendde districtsschoolopziener ooit daartegen is opgekomen. Vierde vraag. Mag men aannemendat de resultaten ran het onder wijs in drie moderne talen in een driejarigen cursus beter zullen zijndan die in twee talen in een vierjarigen Waarop is die verwachting gegrond? Op het gehalte der onderwijzers of leerlingen? Op het leerplan? Antwoord. Met „vierjarigen cursus" bedoelt de districtsschoolop ziener kennelijk de laatste vier leerjaren van de school no. 4, zooals deze thans nog bestaat. Gelijk echter door cijfers is aangetoond, is het achtste jaar nu reeds sedert enkele jaren veel minder bevolkt, dan het zevendeen telt het negende leerjaar bijna geen leerlingen meer. Van een „nierjarigen cursus voor twee talen" kan dus voor deze school eigenlijk geen sprake meer zijn. Zooveel nog noodig verwijzen wij in dit opzicht naar dc door den districtsschoolopziener zelf in de Vijfde vraag" geleverde statistiek. De vraag schijnt te mogen worden gedaan, of de toe stand er heter op zou worden, indien nu ook het En- gelsch onder de leervakken werd opgenomen. )ns dunkt, datmet het oog op de uitkomsten, reeds ten aanzien van slechts twee talen verkregen, op deze vraag slechts een ontkennend antwoord kan voigen. Bovendien zou het weinig of niet zijn te verwachten, dat de cursus in vreemde talen aan de school no. 4 een vierjarige zou kunnen blijvenindien ook de leerlingen van de scholen der tweede klasse b en der derde klasse, na deze scholen te hebben doorloopen, van dezen cursus zouden verlangen gebruik te maken. V ij f d e vraag. Raadpleegt men de statistiek van gemeenteschool no. -i, dan moet men aannemendat ten minste 75 </0 der leerlin gen de nieuwe inrichting vóór het einde van den cursus heeft, verlaten. Wat zullen dezen hebben geprofiteerd van (stel) een tweejarigen cursus in het F ranselt, een éénjarigen in het Duitsch en een half jarigen in hef Engelsch Antwoord Naar ons voorkomt, is déze vraag wel het krachtigst bewijs voor de noodzakelijkheid der voorgestelde reorga nisatie. Te Leeuwarden is niet minder dan op andere plaatsen van gelijken, zelfs van minderen rang volstrekt noodig een volksschool in den besten zin des woords, een school met een eigen zelfstandig karakter, bestemd voor de kinderen der kleine burgerij en des verlangdook voor die uit de lagere standen, voor zoover ze niet naar de ambachtsschool gaan, ten einde hen een even krach- tigen als practischen steun mede te geven op hun ver deren levensweg, in den hun wachtendensteeds feller wordenden strijd om het bestaan. Met alle waardeering nu van het onder wijs-zelf, dat op de gemeenteschool no. 4 wordt gegevenvreezen wij geen tegenspraak te zullen ondervinden, als wij beweren, dat deze school niet kan geven en dan ook niet geeft, wat, zooals wij pas deden uitkomen, al meer en meer een volstrekte behoefte is geworden voor de kinderen niet alleen uit den stand, waarvoor deze school is bestemd, maar in sommige opzichten ook voor de kinderen, die de scholen der tweede klasse b en der derde klasse bezoeken. at meer in het bijzonder de school no. 4 betreft blijkt dit trouwens genoegzaam uit het reeds geconsta teerde feitdat slechts een zeer klein getal leerlingen de geheele school doorloopt en velen zelfs haar reeds na het zevende leerjaar verlaten. Hieruit nu te willen con- cludeeren ten nadeele van liet te wachten bezoek dei- op te richten nieuwe school van een zoo geheel ander karakter, mag inderdaad gewaagd worden genoemd. Doch- er is meer. Scholen, als die, welke men te Leeuwarden wensch op te richten, bloeien in andere plaatsen, zelfs van kleineren rang. De laatst ingewonnen berichten uit Groningen hebben ons doen zien, dat de daar bestaande school met tweejarigen cursuswier uitbreiding tot een driejarigen cursus waarschijnlijk nog slechts een kw estie van korten tijd is, zéér druk wordt bezocht, en dat zij in 1901 door ruim 80p(van het geheele getal leerlingen volledig werd doorloopen. liet moge niet onwaarschijnlijk zijn, dat van de leer lingen der alhier op te richten school eenigen na het tweede leerjaar haar zullen verlaten, zonder onderwijs in het Engelsch te hebben ontvangen. Doch deze zullen dan toch met een afzonderlijk getuigschrift de school verlaten (zie het advies van de commissie van toezicht op het lager onderwijs). Het derde leerjaarmet het leervak Engelsch er bij, zal dan strekken tot verdere algemeene ontwikkeling der op de school gebleven leerlingen, jon gens en meisjes beiden, en zóó tot hun voorbereiding voor den avondcursus voor handel en administratie. Door een en ander gelooven wij te hebben aange toond, dat elke vergelijking van de op te richten nieuwe school met de school no. 4 vervalt. Om intusschen het te vroeg verlaten der nieuwe school, zooveel mogelijk tegen te gaanzouop het voorbeeld van Groningen, bjj patroons, bazen en hoofden van han dels- en administratiekantoren kunnen worden aange drongen geen jongens of meisjes aan te nementenzij deze zijn voorzien van het eind-diploma, althans van het diploma der eerste twee leerjaren der school. Zesde vraag. Zullen niet de aangrenzende plattelandsgemeenten het meest van de nieuwe inrichting profiteeren Zullen niet de kinderen ran niet onbemiddelde ouders aldaar eerst de gewone lagere school hunner woonplaats afloopenop den leeftijd van 1112 jaar de nieuwe school bezoeken, om öf die geheel te doorloopenof haar te gebruiken als voorbe reiding voor hoogere burgerschool of e/i/rnnasium? A n t w o o r d. ij zouden inderdaad niet wetenwaarom de aan grenzende plattelandsgemeenten méér van de nieuwe in richting zouden profiteeren dan Leeuwarden-zelf, waar de belanghebbende ingezetenen rechtstreeks in de gele genheid zullen zijnzich te overtuigen van de goede vruchten, die de inrichting zal afwerpen, en waardoor zij Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1902. 3 te meer zullen -worden opgewekt, er hun kinderen heen te zenden. Laat ons intusschen ook hier weder wijzen op het voorbeeld, dat het naburige Groningen ons geeft. Blijkens de van daar in de laatste dagen ingewonnen berichten wordt do school voor herhalings- en voortgezet lager on derwijs in die gemeente door zeer weinig leerlingen uit, buiten gemeenten bezocht (slechts 5 pCt. der geheele schoolbevol king) maar gaan de leerlingen uit deze gemeente groo- tendeels terstond over, hetzij naar de rijks hoogere bur gerschool met vijfjarigen cursus, hetzij naar de gemeen telijke hoogere burgerschool met driejarigen cursus, een verschijnseldat zich ook te Leeuwarden ten aanzien van de rijks hoogere burgerschool voordoet. Niet te vergeten verder, dat, terwijl de leerlingen dei- Leeuwarder scholen zonder toelatings-examen naar de nieuwe school zullen kunnen overgaan, de leerlingen uit andere gemeenten zich aan zoodanig examen zullen moe ten onderwerpen. Bovendien zouden wij meenendat voor deze leerlingen een hooger schoolgeld moest wor den vastgesteldgelijk dit ten aanzien van Menalduma- deel reeds voor de lagere sgholen is geschied bij raads besluit van 16 Juni 1896 (Zie Gemeenteblad no. 14 van 1896). Wij vleien ons, door al het bovenstaande de vragen van den districtsschoolopziener op voor den raad bevre digende wijze beantwoord en daardoor zijn bezwaren te gen de voorgenomen reorganisatie van het herhalings- en voortgezet lager onderwijs opgelost te hebben. Wij achten ons daarom ontheven, stil te staan bij het tweede uitvoerig schrijven van den districtsschoolop ziener. Te meer, daar het eigenlijk geen enkel nieuw gezichtspunt omtrent de onderwerpelijke zaak aanbiedt. Of het moest zijn het door hem van een paar schrijvers in de Leeuwarder Ct. overgenomen denkbeeld, om een der scholen van de tweede klasse bmet name de school no. 1, te bestemmen voor de kinderen uit een stand, voor wien een jaarljjksch schoolgeld van 22.(school no. 4) te hoog is, doch die geen bezwaar zouden hebben tegen het betalen van een jaarljjksch schoolgeld van ƒ10.I)e districtschoolopziener toch noemt den sprong van ƒ3.50 jaarlijks (de scholen 2b) en 22.— te groot, en acht dit zelfs een gebrek, dat onze schoolverordening aankleeft. Alweder echter kunnen wij onze bevreemding er niet over verbergen, dat, ofschoon deze regeling reeds tal van jaren bestaat, daarop, zoover ons althans bekend, door hem nooit aanmerking is gemaakt, óók niet toen hij, van 1897 af, meer dan eens door burgemeester en wethou ders werd geraadpleegd over de reorganisatie van het lager onderwijs, in verband met de opheffing van de bur gerdagschool. Dat dc verlangde verhooging, door hem aan het slot van zijn tweede schrijven genoemd „de sleutel van het geheim", bovendien weinig populair zou zijn, schijnt te mogen afgeleid uit het feit, dat de invoering daarvan tot heden bij den raad niet is aangevraagd, in weerwil van den door de genoemde schrijvers daartoe gebezigden aandrang. Ton eenenmale overbodig komt het ons nu ook voor, de door den districtsschoolopziener, ter verduidelijking zijner denkbeelden, aangegeven wijzingen van de door ons voorgestelde conclusies lil, 1V en te behandelen, daar ze, gelijk wij meenen te hebben aangetoond, geheel strij den met het door burgemeester en wethouders voorge dragen plan van reorganisatie, waarmede, blijkens het sectie-onderzoek, de raad zich in hoofdzaak volkomen heeft vereenigd. Veel minder wenschen wij de raad bezig te houden met de aan de voorgestelde wijzigingen voor afgegane berekeningen, wat betreft zoowel de leerlingen, als de voor hen noodige lokalen, bij volledige uitvoering van het genoemde plan. Het zij den raad genoeg te weten, dat de berekeningen van den district-schoolopziener, waarin wij niet dan met moeite den weg hebben kunnen vinden, ons niet hebben kunnen overtuigen van de juist heid zijner beschouwingen. Deze verzekering kunnen wij U echter geven, dat, volgens de door ons gemaakte be rekeningen, bij aanneming onzer voorstellen er niet alleen geen meer lokalen zullen noodig zijn, maar ook geen meer uitgaven zullen zijn te doen, dan volgens de plan nen van den districtsschoolopziener het geval zou worden. In aansluiting voorts bjj het in ons verslag (Bijlage no. 23 van 1901,) bladz. 7, tweede kolom, is gezegd, over de burgeravondschool, zou, bij een eventueele wijzi ging van het leerplan van deze school, misschien kunnen worden in overweging genomen, om, overeenkomstig het verlangen van den districtsschoolopziener, min of meer uitbreiding te geven aan het onderwijs in de exacte vak ken, als rekenen, stel-, meet- en natuurkunde en tee kenen. De slotsom van onze overwegingen is, dat onze con clusies onveranderd door den raad zullen dienen te worden aangenomen. Alleen ten aanzien van punt 5 en 6 is ons, bij latere overweging, een wijziging wenscheljjk voorgekomen, die echter in geenerlei verband staat met de hoofdzaak. Naar aanleiding n.l. van onze voorstellen, om de ge meenteschool no. 11 op Vjjversbuurt te vergrooten met de vier lokalen van het naastgelegen gebouw der bewaar school no. 5 en dan voor deze school een nieuw gebouw te stichten op het ten noorden van de gemeenteschool no. 11 gelegen gemeentelijk terrein, is nader door ons overwogen de vraag, of van laatstgemeld terrein niet evenzeer zou kunnen worden gebruik gemaakt voor bet bouwen van de vier benoodigde lokalen voor de vergrooting van de gemeenteschool no. 11. Er zou dan slechts moe ten worden gemaakt een overdekt gangetje tot het ver binden van deze vier lokalen met deze scliool en de bouw zou zóó kunnen plaats hebben, dat hij niet met den zoo- genaamden welstand streed. De directeur der gemeente werken, over dit denkbeeld gehoord, verklaarde zich hier mede te kunnen vereenigen. Deze wijziging heeft tevens het voordeel, dat voor de kosten der vergrooting van deze school rijkssubsidie zal worden verkregen, wat niet het geval zou zijn met de kosten van het stichten van een nieuw gebouw voor de bewaarschool. Wij hebben daarom de eer I voor te stellen, te be sluiten 1°. In punt 5d onzer conclusie te doen vervallen de woorden „en daartoe gebruik te maken van het naast gelegen gebouw van de bewaarschool no. o 2". Punt 6 onzer conclusie geheel te doen vervallen. Gerapporteerd ter raadsvergadering van 11 Februari 1902. De commissie van rapporteurs A. DUPAliC, rapporteur van de eerste sectie en algemien rapporteur. S. JANSEN, rapporteur van de tweede sectie. J. BAART DE LA FAILLE, rapporteur van de derde sectie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1902 | | pagina 34