Bijlage No. 8. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902. 1 VERSLAG van de Commissie van Rapporteurs uit de afdeeiingen van den Raad omtrent het voorstel van Burgemeester en Wet houders tot regeling van de financieele verhouding tusschen de gemeente en hare gasfabriek.fjjJ, jJ, ij In de afdeeiingen kwamen in hoofdzaak drie punten ter sprake, nl. de retributie door de gemeente te heffen van de gasfabriek, het bedrag, dat deze aan de gemeente schuldig is en de bestemming van de opbrengst der fabriek. Bij de algemeene beschouwingen werd door een lid der 3e afdeeling betreurddat de motie van de heeren Middelkoop en Van Mossel, ingediend in de buitengewone vergadering van 29 October 1901 en luidende als volgt, niet was aangenomen „De Baad van meening, dat hij niet over voldoende gegevens beschikt om een oordeel te vellen en eene be slissing te nemen over de toekomstige financieele verhou ding tusschen de gasfabriek en de gemeente dat de gedane voorstellen met de daarop ingediende amendementen niet geacht kunnen worden eene volledige regeling te omvatten stelt de verdere beraadslaging uit besluit eene commissie van drie leden uit zijn midden te benoemen, welke, zoo noodig met bijstand van een of meer deskundigen, en na samenspreking met de gas- commissiede noodige gegevens zal verstrekken en voorstellen doen om de grondslagen te leggen voor eene betere regeling der genoemde verhouding." Eveneens betreurde hij, dat de gemeentewet niet regelt de verhouding tusschen de gemeente en de door haar uitgeoefende bedrijven, een gevolg, zooals hij meent van de vluchtwelke deze laatste nog slechts sinds be trekkelijk korten tjjd hier te lande hebben genomen. Wij behoeven hierbij niet stil te staan, daar de eerste opmerking eene afgedane zaak betreft, de tweede eene wettelijke regelingwaartegen de Baad zijne bezwaren ter kennis van de Begeering kan brengen wat trou wens nu deze daarin verandering schijnt te willen brengen, overbodig zoude zijn, maar waaraan hij vooralsnog gehouden is. Retributie. Deze werd, behoudens enkele uitzonderingenals iets geoorloofds beschouwd. Er tegen werd door het reeds boven aangeduide lid der 3e sectie ingebrachtdat de publieke grond tot aller gebruik bestemd is, dus geene vergoeding daarvoor mag worden gevraagd. Daarbij ontbreekt z.i. de economische basis voor die vergoe ding daar de gemeente door dat gebruik geen nadeel lijdt. Hoogstens zoude men de waarde van den grond waarin de buizen liggen in rekening kunnen brengen. Het gas daarentegen kost wel degelijk geld aan de fabriek. Ook werd door dat lid beweerd, dat men de gasver- bruikers niet met die retributie mag belasten, waartegen van andere zijde werd aangevoerd, dat alle belasting schuldigen die dragen. Gesteld toch dat de fabriek, onder den last van eene uitkeering aan de gemeente, aan een ander in exploitatie ware gegevendan zoude deze bate allen belastingschuldigen ten goede komen. Nu de gemeente zelve exploiteert dragen ook alle belasting schuldigen den meerderen last, die door het derven van dat voordeel op de schouders der ingezetenen rust. Dat in 't algemeen de gemeente baten mag trekken uit de exploitatie van de gasfabriek, bleek volgens een lid der le afdeeling uit de Resolutie van 31 Mei 187(5 van Minister Heemskerk, waarin het volgende voorkomt „W anneer de gasfabriek uitsluitend strekt om in de „openbare straatverlichting en dus in een tak van publieken „dienst te voorzien, is zij ontegenzeggelijk als een open- „bare instelling aan te merken. Hetzelfde geldt van de „duinwaterleiding, voor zoover zij uitsluitend strekt om „de straten te besproeiende gooten door te spoelen en „andere diensten in het openbaar belang te verrigten. „W anneer de gemeenteraad echter die inrigtingen „tevens dienstbaar maakt tot het verstrekken van gas en „water aan de ingezetenen die het verlangen, veranderen „haar aard en bestemming en zijn zij als gewone han delsondernemingen te beschouwen, die tevens in de pu blieke dienst voorzien, evenals het geval is met fabrieken „van particulieren, die het gas aan de ingezetenen leveren „en tevens voor de publieke straatverlichting zorgen. „Het gemeentebestuur treedt dan niet als regeerings- orgaan maar als ondernemer op en den prijs van het „gas vordert hij dan niet krachtens publiek regt, maar „als leverancier eener koopwaar in." Nog werd in de le afdeeling gewezen op art. 254 Gemeentewetwaaruit blijkt, dat de gasfabrieken niet bedoeld zijn onder die openbare werken of inrichtingen waarvan alleen rechten en loonen kunnen worden ge heven tot een bedrag, gelijkstaande met de ten laste van de gemeente komende kosten voor die instellingen. in de le afdeeling lichtte de voorzitter der gascom- missie haar amendement toe om f 0.65 retributie per strekkende meter buis te berekenen, welk cijfer gegrond is op de hieronder volgende bédragenwelke in ver schillende steden worden geheven Alkmaar 50 cent Arnhem 100 Dordrecht 45 Delft 50 Gouda 25 Den Haag 150 1 loorn 40 Middelburg 50 Rotterdam 110 Tilburg 25 Zaandam 80 725 cent of gemiddeld 66 per Meter. In dezelfde afdeeling werd nog door een barer leden betoogddat een bijdrage per stère gas zuiverder retri butie zoude zijn dan per strekkende nieter gaspijp. Het door burgemeester en wethouders voorgestelde cijfer van f 0.70 retributie werdbehalve door den voorzitter der le afdeeling, nog verdedigd door een lid dier sectie, dat die niet hoog noemde; hij wees daarbij op het feit, dat in andere gemeenten nog bovendien eene vaste som voor beheer en risico in rekening werd ge bracht. II. Schuld. Behoudens enkele uitzonderingen kon men zich in het algemeen vereenigen met het denkbeeld, de schuld van de fabriek aan de gemeente te stellen op het bedrag, dat deze nog schuldig is van de voor de fabriek aange gane leeningen, vermeerderd met de buitengewone uit gaven door de gemeenten in 1900 en 1901 ten behoeve van de gasfabriek gedaan. Zelfs al was hierop iets aan te merken, zoo kwam toch een der leden van de 2e afdeeling de vraag: hoe vroeger ten opzichte van de schuld gehan deld was, minder belangrijk voor en legde ook hij zich hij tie voorgestelde schikking neder. In de 3e afdeeling werd betoogd, dat al waie cck in hcgir.se! veel te zeggen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1902 | | pagina 37