2
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902.
voer het onderzoek naar het al of niet bestaan en het
bedrag van die schuld wat de heeren Middelkoop en
van Messel gewild hadden, het der commissie, die daar
toe volgens hun denkbeeld had moeten worden benoemd,
misschien toch niet zou zijn gelukt dit vast te stellen.
Dit was ook de meening van den voorzitter der gas-
commissie, die beweerde, dat het bedrag dier schuld niet
meer is op te sporen. Eene schatting acht hij eveneens
onpraktisch, omdat eene waarde-bepaling der fabriek op
tal van moeilijkheden zoude afstuiten.
III. Bestemming van de opbrengst der fabriek.
Ten slotte kwamen de bestemming aan eventueele
batige saldo's te geven en 't gebruik hiervan tot aflossing
van schuld ter sprake. Door den voorzitter der gascom-
missie werd er op gewezen, dat het eenige middel om
de zuivere winst van de fabriek vast te stellen Mas
zooM el M'egens tijdelijke als defiuitieve leeningen aan die
fabriek dezelfde rente en dezelfde aflossing te bepalen
als die de gemeente ten opzichte van de door haar ge-
slotene leeningen verschuldigd is. Treedt daarentegen
zooals burgemeester en wethouders in uitzicht stellen
de gemeente bij tijdelijke leeningen als geldschieter op
zonder dat zij zelve daarvoor geld behoeft op te nemen,
ontvangt zjj dus vel 4 °/0 rente en 21/2 'lo aflossing,
maar put zij uit kasgeld dat zij heeft liggen, dan M'ordt
al spoedigzoo meende die voorzitter, de M'inst nevel
achtig. Hetzelfde bezwaar zal zich volgens hem voor
doen, M'anneer overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders de Raad er toe zou besluiten om
een eventueel voordeelig saldo der jaarlijksche rekening
van de gasfabriek te bestemmen tot buitengeM'one aflos
sing van schuld. Gesteld toch dat de fabriek eens bij
herhaling afloste, de gemeente niet, dan zoude de fabriek
na verloop van jaren eene leening hebben afgelostde
gemeente daarentegen met een restant-leening blijven
zitten. De bcMering van burgemeester en wethouders,
dat, wanneer de fabriek geene schulden heeft af te lossen,
de gemeente dit ook niet meer heeft te doen, gaat dus
dan niet op. Bij aanneming van het amendement der
gascommissie wordt daarentegen voorkomen dat rente en
aflossing, door de fabriek aan de gemeente verschuldigd
en door deze aan haren geldschieter, verschillen.
Waar, ook volgens burgemeester en wethouders geen
groote saldo's van de fabriek te verwachten zijn, is de
gascommissie bij monde van haren voorzitter van oordeel
dat deze zonder nadere verrekening der gemeente ten
goede belmoren te komen evenals de nadeelige saldo s
ten haren laste.
Opneming van de leeningen van de gasfabriek in
andere door de gemeente te sluiten, zooals burgemeester
en wethouders bedoelen, komt dan ook der gascommissie
voor in strijd te zijn met de beoogde zuiverheid in de
finaneieele verhouding. Bij de afzonderlijke leeningen
moet de aflossing natuurlijk zoo M'orden vastgesteld als
een wijs beheer der fabriek medebrengt.
Tegen het storten der voordeelige saldo's in de ge
meentekas verklaarde zich een lid der 2e afdeeling.
Bestemming daarvan tot buitengewone aflossing komt
hem billijker voor, daar niet de gemeente, maar de fabriek
hiervan behoort te profiteeren, vooral ook, omdat het Maar-
schijnlijk is, dat op den duur vernieuwingen en herstel
lingen moeten plaats hebben, die belangrijke finaneieele
offers zullen eischen. Yoor de zuivere verhouding in de
administratie levert ditnaar zijne meeninggeen be-
zwaar opomdat uit de boeken blijkt hoeveel aan de
gemeente is afgelost. Datzelfde lid had nagedacht over
de vorming van een reservefonds, doch is \an 001 deel,
dat zoolaim er nog schuld is, hieraan niet te denken valt.
Eerst na aflossing daarvan zal het goed zijn dit te vesti
gen, teneinde daaruit toekomstige herstellingen te bestrijden.
De voorzitter der gascommissie verklaarde, dat wan
neer de Raad haar stelsel gelijke rente en aflossing van
fabriek en gemeente huldigt, zij er volstrekt geen bezM'aar
tegen heeft 0111 eventueele voordeelige saldo's te bestem
men tot buitengeM'one aflossingwaardoor het bezwaar
van het bovenbedoelde lid der 2e afdeeling vervalt.
Een ander lid dier afdeeling M'enscht zijne op het punt
van retributieschuldaflossing en andere afwijkende
meeningen in eene afzonderlijke nota te ontM'ikkelen.
Enkele bezM'aren, zooals de vraag: hoe bij aanneming van
diens denkbeelden ten opzichte van M'instverdeeling ge
handeld zoude moeten Morden met het personeel van
andere gemeente-inrichtingenalsook hoe daarbij de be
grooting zou moeten M'orden sluitende gemaakt en of
Gedeputeerde Staten de begrooting wel zouden goedkeuren,
M'erden ingebracht tegen de denkbeelden, Mrelke dat lid
zich voorstelde in die nota toe te lichten, en die betroffen
eventueele aflossinglater aan te gane leeningende
schatting der fabriek, bepaling omtrent de afschrijving,
het reservefondsde fixeering van het aan de gemeente
uit te keeren bedragde Minst boven dat bedragde
retributie wegens buizenleiding, het recht van opstal der
fabriek en M'instverdeeling.
Ten slotte tot de behandeling der onderscheidene
punten van het voorstel van burgemeester en M'ethouders
overgaande kMam men tot deze conclusie
Daar men over het algemeen van meening was, dat
het bedrag der schuld óf niet óf niet dan met groote
moeite zoude zijn vast te stellen, kon men zich, behou
dens enkele uitzonderingen, vereenigen met het denkbeeld
van burgemeester en M'ethouders om die op de door hen
aangevoerde gronden op 168.500 te bepalen. Eveneens
ging de meerderheid mede met de voorgestelde retributie
in verband met de buizenleiding.
Over de wijze van aflossing en de bepaling der rente
liepen de meeningen der meerderheid in de verschillende
afdeelingen uiteen. Die der 2e afdeeling sloot zich aan
bij het denkbeeld der gascommissie, terwijl in de le en
de afdeeling de meerderheid mede ging met het voorstel
van burgemeester en wethouders.
De Moorden „op voorstel van burgemeester en wet
houders, de commissie van de gasfabriek gehoord", voor
komende sub 5 van het voorstel van burgemeester en
wethouders, werden in de 2e afdeeling af-, in de de na
eenig debat goedgekeurd. De 2e afdeeling zag hierin
inbreuk op de rechten van den Raad, terwijl in de de
afdeeling de meerderheid zich neerlegde bij de toelichting
van den voorzitterdat de bedoeling Mas stabiliteit te
brengen in de M'ijze, waarop het saldo besteed zoude
M'orden, waarbij echter de Raad bevoegd bleef 0111 wijzi
ging aan te brengen.
In de le afdeeling werd de volgende lezing van punt
5 aangenomen
dat het voordeelig saldo, dat bij het opmaken der
jaarlijksche rekening mocht worden geconstateerd, zal
Morden aangewend tot buitengeM'one aflossing van de
schuld der fabriek, zullende deze buitengewone aflossin
gen geschieden op de oudste der nog openstaande lee
ningen.
Wanneer de fabriek geen schuld meer zal hebben af
te lossen zal een voordeelig saldo komen ten bate der
gemeentetenzij de Raad daaraan eene andere bestem
ming geeft, terwijl een nadeelig saldo zal blijven ten laste
der fabriek.
Bij punt 6 Merd in de 2e afdeeling nog op eene des
betreffende vraag geantwoorddat de mogelijkheid niet
is uitgesloten het advies van een deskundige in te M innen.
Daar een der rapporteurs in eene afzonderlijke nota
zijne zienswijze betreffende alle ter sprake gekomen pun
ten Menscht toe te lichten, zal de meerderheid der com
missie van rapporteurs nu achtereenvolgens over de drie
in de afdeelingen behandelde hoofdpunten hare meening
mededeelen.
Bijlade tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902. 0
I. Retributie.
Al behoort de gasfabriek aan de gemeente, toch moet
de verdeeling van lusten en lasten over en M'eer zooveel
mogelijk zoo zijn geregeld alsof de fabriek geen geineente-
eigendoin was, zal men tot een juist winstcijfer kunnen
komenwat toch de aanleiding is tot de voorgestelde
reorganisatie. Men doet het best zich daartoe de fabriek
in andere handen te denken en dan na te gaan hoe de
finaneieele verhouding zoude zijn tusschen den concessio
naris en de gemeente.
Eerstgenoemde zou waarschijnlijk jaarlijks eene vaste
som of M'el eene evenredig aan liet gasverbruik betalen,
maar in elk geval eene vergoeding voor de concessie in
den een of anderen vorm. Misschien ook zoude de ge
meente kostelooze verlichting van straten en gemeente-
gebouwen hebben bedongen ook een vorm van vergoe
ding. Zonder de verhouding tusschen de gemeente en
de fabriek geM-eld aan te doenintegendeel oin tot
een juist winstcijfer te komen, mag het voordeel dat
de gemeenschap heeft, doordat de gemeente de fabriek
zelve exploiteert en hetwelk zijten deele althans, ook
zou gehad hebben, indien dezeonder den last van
eene jaarlijksche uitkeering, aan een ander in exploitatie
M'are gegevenniet buiten rekening worden gelaten
bij het vaststellen van het M'instcjjfer. Om hiertoe te
komen moet de opbrengst van de fabriek daarmede
verminderd, de schade daarmede vergroot M-orden, welk
resultaat men verkrijgt door onder de uitgaven van de
fabriek (daarentegen onder de jaarlijksche ontvangsten
op de gemeentebegrooting) een post te boeken voor aan
de gemeente verschuldigde retributie of hoe men deze
uitkeering noemen wil.
De vraag of, daargelaten dat art. 254 der Gemeentewet
der gemeente toestaat M'inst te behalen op het gas, de
positie van de gemeente tegenover de gasverbrnikers
daarmede Mrel goed te rijmen is, sluit zich aan het voor
afgaande onmiddellijk aan. Zeker mag zij dat naar de
meening der meerderheid van rapporteurs, al ware het
alleen om de risico te dekken van eventueele kwade kan
sen. Wanneer de gemeente als industrieel optreedt,
Mat hier 't geval is, mag men haar niet de daaraan ver
bondene voordeelen onthouden en haar alleen de kwade
kansen laten. Maar bovendien en dit strekke tot
geruststelling van hen, die die voordeelen niet geoorloofd
achten komt dat deel van de opbrengst der fabriek
dat als retributie ten bate der gemeente M'ordt geboekt,
allen gemeentenaren ten goede en profiteeren de gas
verbrnikers in zoover van de eigen exploitatie der gemeente
dat deze den gasprjjs zoo billijk kan stellen als met inacht
neming van het voorafgaande mogelijk is.
Doet het feit, dat de gasfabriek door de gemeente is
opgericht om te voorzien in de haar door de Mret opge
legde verplichting tot verlichting van straten enz., iets
af tot hetgeen voorafgaat
De meerderheid der commissie van rapporteurs meent
deze vraag ontkennend te moeten beantM oorden, want als
morgen de gemeenteraad besloot straten enz. electrisch
te verlichten, bleef de gasfabriek intact en verloor slechts
éénen, zij het ook haren belangrijksten afnemer.
Zooals de toestand nu is, profiteert de gemeente als
geheel evenzeer bij de eigen exploitatie, doordat zij nu
de straten goedkooper kan verlichten dan anders het ge
val zou zijn, als de gemeentenaren, doordat zjj goedkoop
gas kunnen verkrijgen.
Er is dan ook geen reden om de tMee function van
de gemeente te onderscheiden waarvan de eene voort
vloeit uit art. 179 Gemeentewet en de andere bestaat in
het leveren van gas aan particulieren.
Met een bedrag van ƒ0.65 retributie per strekkende
meter, door de commissie voor de gasfabriek voorgesteld,
kan de meerderheid der commissie van rapporteurs zich
niet vereenigen daar de wijze van berekening van dit
bedrag haar te willekeurig voorkomt. Evenmin komt
haar de bijvoeging „voor het gebruik van den gemeente
grond" gewenscht voor. Indien het motiveeren dier
heffing noodzakelijk werd geacht, zoude zij verkiezen „ter
berekening van het voordeel dat de gemeente heeft
doordat zij zelve de fabriek exploiteert." Intusschen acht
zij, evenmin als burgemeester en wethouders, die spreken
van eene jaarlijksche uitkeering, die motiveering noodig
en gaat zij met de door dezen voorgestelde retributie van
ƒ0.70 per meter buis op den door hen aangevoerden
grond mede.
Waar zjj de retributie niet beschouwt als vergoeding
voor het hebben der gasleiding in gemeentegrond doch
in het algemeen als eene uitkeering aan de gemeente
staat zij op een ander standpunt dan de commissie voor
de gasfabriek ten opzichte van het recht van opstal, dat
deze a ƒ500 's jaars wil heffen van de fabriek. Zij ge
voelt voor die afzonderlijke heffing weinig en kan dan
daartoe ook niet adviseeren.
II. Schuld.
De meerderheid der commissie van rapporteurs acht
het fixeeren van de schuld der gasfabriek aan de gemeente
op de door burgemeester en wethouders en de commissi
der gasfabriek voorgestelde wijze de meest aannemeljjke
oplossing en verwijst tot verdediging van deze zienswijze
naar M'at daarover in de toelichting van burgemeester en
wethouders, de gascommissie en de afdeelingen is gezegd.
Waar de voorzitter dier commissie erkent, dat het bedrag
dier schuld niet met juistheid is vast te stellen, kan zjj
zich van elke poging daartoe ontslagen rekenen, te meer
Maar blijkens de door burgemeester en M'ethouders gege-
vene toelichting zoo eigenaardig met die schuld is gehandeld.
Nadat deze toch tot 1871) telken jare met de M'inst der
fabriek Mas verminderd, is daarna door de gemeente aan
de fabriek gerestitueerd de door deze gedane uitgaven
voor gebouwen en gebruiksmaterieel, echter onder bere
kening van 5 °/o rente van die zoogenaamde „vergoedingen",
terwijl deze als ontvangsten onder de Minsten der fa,-
briek werden opgenomen. Rationeeler ware baars in
ziens geM'eest de gasfabriek voor die bedragen, nadat deze
haar waren gerestitueerd, te debiteeren, de schuld dus
daarmede te vergrooten. I11 geen geval hadden die
vergoedingen als winst mogen worden beschouwd in
plaats van op de kapitaalrekening der fabriek te worden
geboekt. Welke aanmerkingen echter ook gemaakt zou
den kunnen worden op de verrekeningen tusschen de
gemeente en de gasfabriek, die sedert 1865 hebben plaats
gehad, en van invloed op de hoegrootheid der schuld
van de fabriek aan de gemeente zijn geM'eest, het komt
der meerderheid der commissie van rapporteurs ongeraden
voor daartegen alsnog te reageeren, daar deze steunen op
destjjds door den Raad vastgestelde begrootingen.
IEL Bestemming van de opbrengst der fabriek.
Met de door burgemeester en M'ethouders voorgestelde
wijze van aflossing kan de meerderheid der commissie
van rapporteurs zich vereenigen terwijl zjj die door de
commissie voor de gasfabriek voorgesteld niet wel uit
voerbaar acht. Evenwel meent zij niet als burgemeester
en wethouders, dat het geen groot verschil maakt of het
voordeelig saldo als M'inst of tot buitengeM'one aflossing
in de gemeentekas vloeit, daar dit, zooals zjj opmerken,
in beide gevallen eene vermeerdering van ontvangsten
zoude geven. In het eene geval toch staat nietin het,
andere M'èl eene uitgave tegenover die ontvangst, namelijk
de aflossing.
Zij gaat dus mede met de in de 2c afdeeling gemaakte
opmerking, dat een goed beheer der fabriek eischt, dat
met de M'inst de bestaande schuld M orde gedelgdook
opdat men na aflossing in geval van nieuwe uitgaven,
bjjv. algeheele herbouween nieuwe schuld kunne
aangaan in de verwachting, die uit eigen middelen te
kunnen aflossen. Brengt men hiertegen in, dat de ge-