2 Bijlage tot liet verslag van <3e handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902. II. De verordening ter uitvoering van de nieuwe re geling van het openbaar lager onderwijsvastgesteld bij Raadsbesluit van 16 Maart 1889 (Gemeenteblad no. 5) en gewijzigd bij Raadsbesluiten van 4 September 1894 (Gemeenteblad no. 16), 28 Januari 1896 (Gemeenteblad no. 3), 26 Januari 1897 (Gemeenteblad no. 5), 26 April 1898 (Gemeenteblad no. 8) en 23 Mei 1899 (Gemeen teblad no. 10) nader te wijzigen, door artikel 5 te doen luiden als volgt „De toelating op de herhalingsscholen geschiedt op den 1 sten October. „Zijdie kinderen verlangen te hebben toegelaten „doen daartoe ten minste acht dagen te voren bij het „hoofd der school aangifte, met opgave of de kinderen „den volledigen cursus of wel slechts de aanvangsuren „zullen volgen. „Tan de toelating wordt hun een schriftelijk bewijs verstrekt. „Voor deze scholen gelden mede de laatste drie leden „van art. 2." I)e Raad voornoemd. Leeuwarden, 29 Maart 1901. No. 75<i/351. Herhaiingscnderwijs. De hier ter stede bestaande bepalingen omtrent het herhalingsonderwijs opgenomen in de artikelen 1013 van de verordening (Gemeenteblad No. 15 van 1894), gewijzigd bij Raadsbesluit van 10 October 1899 (Ge meenteblad No. 15) voldoen niet in alle opzichten aan de voorschriften van artikel 17 der wet op het Lager Onderwijszooals dit krachtens artikel 34 der Leer plichtwet luidt. Met het oog op de regeling, die de Gemeenteraad ingevolge dat wetsartikel moet maken, na overleg met den districts-sch ooiopziener en na ingewonnen bericht van de hoofden der lagere scholen, hebben wij de eer IJ te verzoeken ons te dienen van advies a. omtrent de wijzigingen en aanvullingendie de verordening moet ondergaan om haar met de nieuwe voorschriften in overeenstemming te brengen b. over de vraag, of voor het Gemeentebestuur aan leiding bestaat om aan II. M. de Koningin tijdelijke vrijstelling te vragen van het voorschrift sub 4,J van het nieuwe wetsartikel. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden (Geteekend) A. ROELL, Burgemeester. P. A. BERG SM A, Secretaris. Aan de gezamenlijke hoofden der Gemeentescholen Nos. 111. a: omtrent de wijzigingen en aanvullingendie de verordening no. 15 van 1894, gewijzend 10 October 1899, (Gemeenteblad no. 15), in verband met art. 17der wet op het L. O.zooals dit volgens art. 34 der Leer plichtwet luidt, moet ondergaan, om haar met de nieuwe voorschriften in overeenstemming te brengen dat de bestaande verordening met art. 34 sub 1 en 2 geheel in overeenstemming isdaar er twee honderd lesuren in het jaar gegeven worden en het onderwijs meer dan vier vakken omvat, waaronder meer dan twee, welke begrepen zijn onder het gewoon schoolonderwijs datom te voldoen aan het onder 3 genoemdedat er voor kinderen, wier ouders dit wenschen, gelegenheid besta, in 96 uren een geregelden cursus bij te wonen, er in de verordening eene bepaling worde opgenomen met de strekking, dat het onderwijs aan de herhalings scholen zoodanig worde geregeld, dat de leerlingen, voor wie zulks gevraagd wordt, in vier vakken (volgens 2), gedurende 96 uren een afgeronden cursus kunnen volgen. Dit kan bijv. geschieden door de eerste twee of laatste twee dagen der week eiken avond van 68 lezen taal, rekenen en teekeneu voor de jongenslezen, schrij ven, taal en rekenen voor de meisjes te onderwijzen. In die uren komen alle leerlingen, ook die, wolkeden geheelen cursus van 8 uren in de weekvan primo October tot ultimo Maart volgen. De beide andere dagen der week wordt het overige onderwijs gegeven aan die leerlingenvoor wie geen bezwaar bestaat tegen meer dan 96 uren. Hiermede is naar ons inzien aan genoemde bepaling sub 3 voldaan. Wij zijn echter van meening, dat er voor leerlingen zooals sedert 1881 de herhalingsscholen bezoeken, geen vraag naar dit beperkt getal lesuren zal zijn. b. over de vraagof er voor het gemeentebestuur aanleiding bestaat om aan H. M. de Koningin tijdelijke vrijstelling te vragen van het voorschrift sub 4 van het nieuwe wetsartikeldat er voor de meisjes, hetzij deze al dan niet te zamen met jongens aan de lessen deel nemen gelegenheid moet zijn om buiten avonduren 96 uren in het jaar herhalingsonderwijs te genieten, zijn wij van meening, dat met het oog op eene reorganisatie van het onderwijs aan kinderendie de zes leerjaren der scholen van gewoon lager onderwjjs hebben doorloopcn in verband met de opheffing van de Burgerdagschool alle redenen bestaan om aan H. M. de Koningin tijdelijke vrijstelling te vragen van de toepassing van genoemd voorschrift. Algemeen zijn wij van oordeel, dat de bepalingen sub 3 en 4, wat het getal van 96 uren betreft, meer betrek king hebben op buitengemeenten met verspreid liggende woningen, dan op eene gemeente als Leeuwarden. De hoofden der scholen 111, (get.) 11. BULLS. P. li. de RUIJTER. Th. BOERSMA. E. II. BODDÉ. J. L. HOOFTMAN. W. G. HOENEVELD. ONNO SIJTSTRA. I. VISSER. L. bij de LEIJ. G. POSTMA. G. GEERTS Szn. Leeuwarden, 11 Mei 1901. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leeuwarden. In antwoord op Uwe missive van 29 Maart 1901 no. 75rZ/351 Herhalingsonderwijs, hebben wij de eer U het volgende te adviseeren Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 19C2. Leeuwarden, 21 Mei 1901. No. 162. Schrijven d.d. 11 Mei j.l. No. 75476. Herhalingsonderwijs. Ter voldoening aan het terzijde aangehaald schrjjven heb ik de eer Uw college te berichten, dat ik mij ge heel kan vereenigen met het advies van de hoofden van scholen in Uwe gemeente van 11 Mei j.l., waarnaar door mij kortheidshalve wordt verwezenvooral op grond dat door mij wordt verwacht, dat geene of slechts enkele leerlingen zich zullen aanmeldenvoor het volgen van den beperkten cursus van 96 lesuren. Mocht in strijd met deze verwachting wel van een dergelij ken cursus als onderdeel van het bestaande herhalingsonderwijs gebruik worden gemaakt, dan zou uit den aard der zaak op den duur de voorkeur moeten worden gegeven aan de op richting van afzonderlijke cursussen, omdat de combi natie van leerlingen, die niet alle lessen van denzelfden cursus bijwonen met de gewone leerlingen tot bezwaren aanleiding moet geven. De vraagof er grond bestaat voor een verzoek om tijdelijke vrijstelling van het voorschrift sub 4° van het nieuwe art. 17 der wet op het lager onderwijs, meen ik om de door de hoofden van scholen aangegeven reden insgelijks bevestigend te mogen beantwoorden. De schoolopziener in het district Leeuwarden (get.) C. ,1. PRAKKEN. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. Leeuwarden, 22 Mei 1902. No. 8399. In antwoord op Uwe missive van 14 April j.l. no. 85/406, en onder terugzending der bijlagen, heeft onze •commissie de eer het volgende te doen strekken Het herhalingsonderwijs alhier bestaat voor meisjes gedurende de maanden van 1 October-1 Aprilvier avonden in de week van 6 —8 uur, waarop worden ge geven een uur lezen, een uur schrijven, een uur begin selen der Nederlandsche taal, een uur rekenen en vier uren handwerkenvoor jongens gedurende denzelfden tijd, eveneens vier avonden van 6S uur, waarop wor den gegeven twee uren lezen, twee uren rekenen twee uren Nederlandsche taal en twee uren teekenen. Wij hebben nagegaan, of het wenschelijk is om voor de kinderen, wier ouders hun slechts 96 uren per jaar her halingsonderwijs willen laten geveneen afzonderlijken cursus in het leven te roepen, dan wel, of het mogelijk is, dit herhalingsonderwijs in te lasschen in het bestaande. Als slotsom dier overweging, ook na raadpleging met de beide hoofden der herhalingsscholen, meent de commissie te mogen voorstellen, het zoogenaamd „beknopt" herha lingsonderwijs te laten samenvloeien met het bestaande hetgeen mogelijk is, door voor de meisjes, die dit beknopt herhalingsonderwijs zullen volgen, te laten vervallen het handwerkonderwijs, en deze eiken avond één uur, en wel het aanvangsuur van 6—7 het onderwijs te laten bijwonenen als vakken daarvoor te nemen de vier overblijvende bovengenoemde vakken, die die meisjes dan kunnen volgen met de andere, die het laatste uur hand werken hebben en door de jongens eveneens tot het aanvangsuur toe te laten en op die uren te geven een uur lezen een uur teekenen, een uur rekenen en een uur de beginselen van de Nederlandsche taal of stijloe feningen. De commissie meent, naar aanleiding van het boven vermelde, te moeten voorstellen, na art. 12 der verorde ning tot regeling van het openbaar lager onderwijs in deze gemeentelaatstelijk gewijzigd en vastgesteld bij Raadsbesluit van 4 September 1894 no. 15, in te voegen een nieuw artikel 12a, luidende „De ouders, die hunne kinderen herhalingsonderwijs, „doch niet meer 96 uren in het jaar (art. 17 der wet op „het lager onderwijs, zooals dit is gewijzigd bij art. 34 „no. 3 der leerplichtwet) willen doen genietenhebben „daartoe gelegenheid op de in artt. 1012 gemelde scho- „lenten behoeve van de jongens op die voor jongens, „ten behoeve van de meisjes op die voor meisjes, telkens „gedurende het aanvangsuur dier lessen. „liet onderwijs omvat voor deze jongens: „le het lezen, „2e de beginselen der Nederlandsche taal 3e het rekenen „4e het handteekenen: „Voor deze meisjes „le het lezen, „2e het schrijven „3e de beginselen der Nederlandsche tu il „4e het rekenen." Met het oog op de omstandigheid, dat krachtens art. 34 der leerplichtwet een ieder die, na het genot van gewoon lager onderwjjs, zulks verlangt, in de gelegenheid moet worden gesteld herhalingsonderwijs te ontvangen, meent onze commissiedat moet worden teruggekomen op ot bepaalde bij art. 5 der verordening tot uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs in de gemeente van 16 Maart 1889, no. 5, nader gewij zigd en opnieuw vastgesteld bij Raadsbesluit van 23 Mei 1899No. 10. Met het oog op de regeling van het herhalingsonderwijs ingevolge art. 34 der leerplichtwet kunnen er toch geen eischen van capaciteit meer worden gesteld en moet iederdie het verlangt en het bewijs overlegtdat hij de lagere school heeft doorloopen worden toegelaten. Zij stelt daarom voor van art. 5 aldaar in te trekken de eerste alinea en voorts het artikel te laten luiden „De toelating op de herhalingsscholen geschiedt op den „eersten October. „Zjj, die de kinderen verlangen te hebben toegelaten, „doen daartoe ten minste acht dagen te voren bij het „hoofd der school aangifte, met opgave of de kinderen „den volledigen cursus, of wel slechts de aanvangsuren „zullen volgen. „Van de toelating wordt hun een schriftelijk bewijs „verstrekt. „Voor deze scholen gelden mede de laatste drie leden „van art. 2." Daar er voor meisjes in een afzonderlijk voor haar be stemd schoolgebouw, in een goed verlicht en ruim stads deel, op uren als reeds boven zijn vermeld, geen bezwaar kan bestaan en tot heden ook niet heeft bestaanom na vijf uur herhalingsonderwijs te ontvangen meent ouze commissie, dat vrijstelling kan worden gevraagd van het bepaalde bij art. 34 sub no. 4 der leerplichtwetdewijl het haar voorkomtdat deze bepaling meer ziet op het platteland met, in den winter gewoonlijk slechte en donkere wegen dan op de stad. De commissie heeft mitsdien de eer U te adviseeren aan den Raad voor te stellen a. Hare Majesteit ontheffing te vragen van het bepaalde bij art. 34 sub no. 4 der leerplichtwet b. de bovengenoemde verordeningen in den aangegeven zin te wijzigen. Tot regeling van het onderwijs op de nieuw op te richten school te geven zal te zijner tijd eene afzon derlijke verordening door den Raad moeten worden vastgesteld. De Commissie van toezicht op het lager onderwijs, (get.) Van KETWICH VERSCHUUR, Voorzitter J. ARIËXS KAPPERSSecretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1902 | | pagina 43