Bijlage no. 10.
Memorie van Toelichting.
Vi
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902.
1
Aan den Raad.
"Wij hebben de eer U hiernevens ter overweging en
vaststelling aan te bieden eene ontwerp-verordening tot
wijziging en aanvulling van de verordening, houdende
algemeene bepalingen van politie (Gemeenteblad No. 18
van 1890).
I)e gronden voor onze voorstellen zijn vermeld in de
bij het ontwerp gevoegde Memorie van Toelichting.
De Commissie voor het ontwerpen
van Strafverordeningen
A. RüELL.
A. DIJT ARC.
Van KETWIC1I VERSCHUUR.
C. BEEKHUIS.
A. MENALDA Hzx.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat de noodzakelijkheid is gebleken van
nadere wijziging en aanvulling der verordening, houdende
algemeene bepalingen van politie voor de gemeente Leeu
warden (Gemeenteblad No. 18 van 1896)
Gelet op de artikelen 135 en 161 der gemeentewet;
Besluit
a. Artikel 18 te lezen als volgt
„De hoofdbewoner, gebruiker, eigenaar of beheerder
„van een gebouw of erf, waarlangs hetzij eene sloot of
„eenig ander water, niet vallende in de toepassing van
^artikel 1hetzij eene wande loopt, die, na eene schrif
telijke aanmaning van burgemeester en wethouders te
„hebben ontvangen tot het behoorlijk van steenen, asch,
„stroo biezenmest of ander vuilnis zuiveren van die
„sloot, dat water of die wande, voorzoover het aan zijn
„gebouw of erf grenzend gedeelte strekt, daaraan niet
„binnen den bij die aanmaning bepaalden tijd voldoet,
„wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste
„vijftien gulden."
h. Artikel 3tJ te lezen als volgt
„Hij die steenen asch, stroo, biezen, mest of eenig
„ander vuilnis op de openbare straat of op stoepen werpt
„of in openbare wateren slooten en wateren, niet val
lende in de toepassing van artikel 1, in wanden of op
„het ijs werpt of veegt, wordt gestraft met eene geldboete
„van ten hoogste tien gulden."
c. In artikel 82achter de woorden „De bestuurders
van rij- of voertuigen" in te lasschen de woorden
„en de wielrijders."
d. Na artikel 87 in de verordening op te nemen een
nieuw artikel 87his.
Art. 87 bis.
„Onverminderd hetjbepaalde bij art. 455, no. 3, van
„het Wetboek van Strafrecht, wordt gestraft met geld
boete van ten hoogste vijftien gulden
„1°. hij, die kalveren met gebonden pooten vervoert
„of daarmede ten verkoop voorstaat, tenzij het binden is
„geschied met van koehaar gemaakt spantouw
„2'. hij, die kalveren met gebonden pooten vervoert:
„a. in karren of wagens zonder veeren
„6. in karren of wagens, die smaller zjjn dan één
„meter, tenzij zjj over de geheele lengte zijn voorzien van
„zijbladen, waarvan de buitenranden tenminste één meter
„van elkander zijn verwijderd;
„e. in karren of wagens, tenzij voor ieder dier ten-
„minste dertig vierkante decimeter voor ligplaats beschik
baar is.
„Indien de kar van zijbladen is voorzien, wordt de opper
vlakte daarvan als bodem vlakte berekend;
in karren of wagens, waarmede tegelijkertijd andere
„voorwerpen worden vervoerd, tenzij de dieren en de
„andere voorwerpen behoorlijk van elkander zijn geschei-
„den."
Ad. artt. 18 en 36.
Meermalen is geklaagd over den toestand van vervui
ling, waarin dikwijls een aantal slooten in deze gemeente
verkeeren, en omgezien naar middelen om hierin ver
betering te brengen. Bepaaldelijk de Vereeniging tot
bevordering van de Volksgezondheid heeft in haar be
kend rapport op deze zaak de aandacht gevestigd en, bjj
de behandeling van de gemeentebegrooting voor het
dienstjaar 1902, heeft zij een punt van gedachten wisse
ling uitgemaakt.
Van de zijde van burgemeester en wethouders werd
toen medegedeeld, dat men, zooveel mogelijk, de eige
naren van slooten tot schoonmaken tracht te nopen, en
dat men het dezen gemakkelijk maakt door hen, waar
dit mogelijk is, de tusschenkomst der gemeentereiniging
aan te bieden, indien zij slechts de kosten betalen.
De verplichting der eigenaars steunt op artikel 18 der
Algemeene Politieverordening (Gemeenteblad no. 18 van
1896), luidende
„De eigenaar van een sloot of van eenig ander water,
niet vallende in de toepassing van artikel 1, of van een
gebouw of erf, waarlangs eene wande loopt, die, na eene
schriftelijke aanmaning van burgemeester en wethouders
te hebben bekomen tot het ten hun genoegen schoonma
ken of doen schoonmaken van die sloot, dat water of die
wandevoor zoover zijn eigendom strektdaaraan niet
binnen den bij die aanmaning bepaalden tijd voldoet
wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien
gulden."
In deze verplichting is niets onbillijks gelogen, als
degene, die, krachtens het artikel, sloot, water of wande
moet schoonmaken of moet doen schoonmaken, tevens de be
woner of gebruiker is van het daaraan grenzende ge
bouw of erf en op hem dus het vermoeden rust, dat hij
het is, aan wiens toedoen of nalatigheid de vervuiling
is te wijten.
Maar zeer dikwijls komt het voor, dat de eigenaar
eener sloot aan de vervuiling daarvan onmogelijk schuld
kan hebben, omdat hij noch bewoner, noch gebruiker,
noch zelfs eigenaar is van de aan die sloot grenzende
bebouwde perceelen, en dus noodwendig anderen dan hij
van de vervuiling de oorzaak zijn. In zoodanig geval
is een voorschrift, dat den eigenaar der sloot voor het
schoonmaken aansprakelijk stelt, niet van onbillijkheid
vrij te pleiten.
Zeer duidelijk is dit gebleken in den vorigen zomer,
toen de eigenaar eener sioot, waardoor zijn perceel wei
land wordt gescheiden van een groot blok niet aan hem
toebehoorende woningen, eene som van f 250.heeft
moeten betalen voor het schoonmaken dezer sloot, die