i
Bijlage No, 15.
IKff
3
UB
.Ma» den Gemeenteraad.
Bp adres van 30 Juni jl. verzoekt A. G. van der Meij
alhier, dat de Raad moge besluiten tot het in onderhoud
en beheer overnemen van de door hem aan te leggen
straat op het terrein aan den Westersingel, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, Sectie 1). No. 1055, nadat
die geheel volgens te stellen voorwaarden zal zijn ge
maakt en met bijbetaling eener som van f 2750, mits
de gemeente vóórdat tot de bestrating worde overgegaan,
de noodige gasleiding op hare kosten in de straat doe
aanleggen.
Op dit adres is het advies ingewonnen van den Direc
teur der Gemeentewerken. Diens rapport van 9 Juli jl.
no. 570/77 wordt hierbij overgelegd.
De overname van de bedoelde straat heeft reeds in
uwe vergadering van 22 April jl. een punt van bespre
king uitgemaakt.
Toen kwam in behandeling het verzoek van adressant,
om goedkeuring van een bouwplan, vaststelling der rooi
lijn ruiling van grond, enz.alles betreffende het be
bouwen van het hiervoren aangeduide terrein.
Uit het verslag van die vergadering bljjkt, dat adres
sant toen mede een adres had ingediend tot het overnemen
der straat door de gemeente, doch dit heeft ingetrokken,
omdat wij hem hadden te kennen gegevenaan u te
moeten voorstellen om o.a. aan die overname te verbin
den de betaling van f 5,500 voor voortdurend onderhoud
en vernieuwing der straat, gelijkstaande met eene jaar-
lijksche bijdrage van 10 cent per M», terwijl dan de
gemeente op hare kosten de gasleiding in de straat zou
doen aanleggen.
Bij uwe bespreking over deze zaak en ook bij vroe
gere gelegenheden is gebleken dat er in den boezem
van den Raad verschil van gevoelen bestaat over de vraag,
of, wanneer de Raad besluit stratenmet inachtneming
van de door hem gestelde voorwaarden op particulieren
grond aangelegd en ingericht, in eigendom of in onder
houd en beheer over te nemen, daarvoor al dan niet eene
vergoeding van den belanghebbende moet worden ge
vraagd, en, zoo ja, tot welk bedrag.
Vooral ook in het belang der bouwondernemers zou
het wenschelijk zijn, dat de Raad zich omtrent deze
quaestie in bepaalden zin uitspreekt.
De zaak is deze
In vroegere bouwverordeningen (zie o.a. nog Gem.blad
no. 6 van 1888) waren alleen voorschriften opgenomen
omtrent het bouwen en inrichten van woningende
breedte der aan te leggen straten, alsmede de bepaling,
dat ten minste 3 Meter door bestrating voor verkeersweg
moest worden ingericht.
Geen enkele 'verplichting kwam daarin voor ten aan
zien van de richtinghet peil en de rioleering der aan
te leggen wegen en straten.
Het gevolg hiervan was, dat huurders van huizen aan
nieuw aangelegde buurten al spoedig al den last en on
aangenaamheden ondervonden van den geheel onvoldoen
den toestand en dezealsmede latere eigenaars bij het
Gemeentebestuur aandrongen om door zijne tusschenkomst
de noodzakelijke verbeteringen te doen aanbrengen.
Meermalen zijn dan ook door ons college besprekingen
gehouden met eigenaars van huizen van bedoelde buurten,
maar meestal was men weinig genegen om zelf bij te
dragen in de kosten, aan het aanbrengen van een beteren
toestand verbonden.
Men scheen te meenen, dat men genoeg gedaan had
met huizen te bouwen, bij voorkeur arbeiderswoningen,
die aan de verordening voldeden, en met de menschen
een uitweg te verschaffen aati een vaak slecht geplaveide
straat, maar voor een behoorlijken afvoer van water van
het niet zelden lage terrein werd niet gezorgd; dat vergde
de
verordening niet.
Aan het scheppen van zoodanigen onvoldoenden toestand
is door de verordening van 8 Maart 1898 een einde
gemaakt. Wie nu een nieuwe buurt wil aanleggen, heeft
rekening te houden met de nieuwe, strengere bepalingen.
Naast die strengere voorschriften is echter een nieuwe
bepaling in het leven geroepen. Voldoen de nieuw aan
gelegde straten aan de gestelde eischen, dan hunnen die,
volgens art. 6 der verordening, op verzoek van den be
langhebbende, bij raadsbesluit, door de gemeente, hetzij
in eigendom, hetzij in onderhoud en beheer, worden
overgenomen.
Als hoofdvraag zal bij de beoordeeling van zoodanige
aanvraag wel gesteld moeten worden of overname al of
niet is in het belang der gemeente.
In 't algemeen moet liet als zeer twijfelachtig worden
beschouwd, of het stichten van nieuwe buurten, in ver
band met toeneming der bevolking, in elk geval in 't
voordeel der gemeente zou zijn. Dat hangt voorname
lijk af van den socialen toestand der nieuw aangekomenen.
Zeer stellig kan worden aangenomen, dat toeneming
van de arbeidersbevolking schadelijk is uit het oogpunt
van de gemeentefinanciën. Zooals bekend is moet de
gemeente jaarlijks een zeer hoog bedrag bijpassen in de
uitgaven voor onderwijsindien nu de toenemende
arbeidersbevolking uitbreiding van scholen en van onder
wijskrachten tengevolge heeft, wat allicht het geval is,
worden de uitgaven voor de gemeente grooter, terwijl,
hetgeen door die bevolking indirect door opcenten op
grondbelasting en direct door opcenten op het personeel
en in den hoofdeljjken omslag wordt betaald op verre
na niet voldoende is om die meerdere uitgaven te dekken.
Uit dat oogpunt beschouwd heeft de gemeente het
bouwen van arbeiderswoningen niet aan te moedigen
door straten, in arbeidersbuurten gelegd, al voldoen die
nog zoo goed aan de voorschriften der verordeningin
onderhoud en beheer over te nemen.
Alleen uit een algemeen economisch oogpunt zou het
wenschelijk kunnen worden geacht, straten in dergelijke
nieuw te stichten buurten over te nemen, wanneer b.v.
vereenigingen flinke arbeiderswoningen zouden willen
bouwen met het doel om die tegen een billijken prijs te
verhuren en dan nog liefst met het voornemen om on
geschikte woningen te amoveeren.
Ma ar wanneer gewone bouwondernemers arbeiders
woningen stichten, dan geschiedt dat om eigen voordeel
en trachten zij den hoogst mogelijken huurprijs te be
dingen. In dat geval schijnt er geen enkele reden te
bestaan om, althans zonder vergoeding, het onderhoud
van de straten over te nemen.
Anders zal het zijn, wanneer meer aanzienlijke buurten
verrijzen. Dan zal het dikwijls voorkomen, dat de bewoners
dier buurten, per hoofd gerekend, ruim hun aandeel be
talen in de uitgaven, die de gemeente voor allerlei
zaken heeft te doen.
Doch, ofschoon de directeur der gemeentewerken daarop
in zijne missive wijst, schijnt dit geen motief te mogen
zijn, om ten aanzien van deze buurten af te wijken van
den regel, dien men omtrent arbeidersbuurten meent te
moeten stellen. Immersdoor om die reden een straat
zonder of met gedeeltelijke vergoeding van kosten voor
onderhoud over te nemen, bevoordeelt men indirect de
hoogere klassen, daar in het algemeen aangenomen moet
worden, dat de uitgaven, die de eigenaars van panden
worden opgelegd, invloed oefenen op den huurprijs.
Wij zijn dan ook van meening, dat het meer of minder
aanzienlijke van de buurt geen gewicht
mag leggen bij het beoordeelen der vr<
al dan niet en onder welke voorwaarden
meente zal worden overgenomen.
Naar ons oordeel moet hierbij eenig en alleen de
vraag, of en in welke mate het gemeentebelang bij die
overname is betrokken, den doorslag geven.
Nu ligt het voor de hand, dat het wenschelijk is, dat
in de schaal
of een straat
door de ge-