Bijlage no. 16.
2
Bijlage tol het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902.
de groote verkeerswegen binnen de stad, de straten le
klasse zou men ze kunnen noemen, aan de gemeente
belmoren maar het is geenszins in het algemeen belang
noodig dit bezit uit te breiden tot alle mogelijke zij
straten, al vormen die eene verbinding met de hoofd
straten. I)it te doen zou zijn het ontheffen van een last,
tot dusver op anderen rustende, terwijl de gemeente-
financiën daardoor belangrijk zouden worden bezwaard.
Toen de Provincie vele vaarten en kanalen in onder
houd en beheer overnam, deed zij dit met het oog op
een spoediger en geregelder afstroomingmaar zij nam
niet alle openbare vaarten over. De Potmarge b.v. liet
zij in onderhoud en beheer bij de gemeente, ofschoon
óók een algemeen vaarwater.
Te minder is het noodig, dat de gemeente het onder
houd van alle tot gemeenen dienst van allen bestemde
straten en wegen op zich neemt, omdat de door den
Eaad vastgestelde politie-verordening (Gem. blad No. 18
van (1896 aan het dagelijksch bestuur het middel aan
de hand geeft, om op die straten en wegen, aan parti
culieren toebehoorende, behoorlijk toezicht uit te oefenen
en dezen te dwingen om die voorwerpen in behoorlijken
staat van onderhoud te brengen en te houden. Men zie
hieromtrent de eerste 17 artikelen der vermelde veror
dening.
Bovendien geeft artikel 179/i der Gemeentewet aan
Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid om, zoo
noodig, feitelijk in te grijpen en de kosten der door hen
getroffen voorzieningen op de nalatigen te verhalen.
Op grond van voorgaande beschouwingen komt het
ons voor, datindien krachtens art. 6 der bouwveror
dening van 1898, een aanvraag tot het overnemen in
eigendom of in onderhoud en beheer door de gemeente
wordt gedaan, de vraag gesteld moet worden
a. of de straat is een hoofdstraat, een betere ver
keersweg tusschen andere hoofdstraten of wegen
b. of dat de straat, al staat zij in verbinding met andere
hoofdstraten, voor het algemeen verkeer van minder
belang is te achten.
In het geval sub a kan het zijn dat er vooraf over
leg met het gemeentebestuur heeft plaats gehad en in
elk geval kan beoordeeld worden, in hoever liet alge
meen verkeer door het aanleggen der straat is verbeterd,
en bij het stellen der financieele voorwaarden voor de
overname kan hierop worden gelet.
Gesteld, dat door een particulier de Verkorte Weg"
was aangelegd. Dit was dan wel geschied om de daaraan
gelegen huizen een noodzakelijken uitweg te verstrekken,
maar die weg bevorderde tevens in belangrijke mate het
algemeen verkeer. Bij aanvraag om overname zou daar
mede dan rekening kunnen worden gehouden.
In het geval sub b zal het algemeen belang in den
regel wel niet op den voorgrond treden. Het spreekt
van zelf, dat de eigenaar moet zorgen voor een straat,
en dat die moet voldoen aan de eischen bij de bouw
verordening gesteld. ITet spreekt ook van zelf, dat die
straat gemeenschap moet hebben met den algemeenen
verkeerswegmaar de aanleg heeft geheel en uitsluitend
plaats gehad in het belang van de bewoners der straat,
al mag men die dan ook niet voor anderen afsluiten.
In zoodanig geval schijnt er geen voldoende grond te
bestaan om het onderhoud der straat voor rekening der
gemeente te nemen en de belastingschuldigen te bezwaren
met een financieelen last, die uit het oogpunt van alge
meen belang niet kan worden gemotiveerd. Integendeel
dient dan bij de overname bedongen te worden, dat,
hetzij door eene jaarlijksche retributie, hetzij door eeue
som in eens, de gemeente voor het onderhoud en de
vernieuwing der straat volledig schadeloos worde gesteld.
Resumeerende komen wij tot de volgende slotsom
1". geen overname van straten op particulieren grond
aangelegd, dan tegen betaling eener jaarlijksche retri
butie of eene som in eens, ter vergoeding of tegemoet
koming in de kosten van onderhoud en vernieuwing
2". het te vorderen bedrag moet ongeveer gelijk zijn
aan de kosten van onderhoud en vernieuwing voor alle
straten, die niet zijn hoofdstraten, al staan zij in ver
binding met andere hoofdstraten of wegen
3 ingeval het betreft een hoofdstraat kan een lager
bedrag worden gevorderd, in verband met de meerdere
of mindere belangrijkheid der straat ten opzichte van
het algemeen verkeer
4". wordt tot overname besloten, dan is het rationeel,
dat op kosten van de gemeente gasleiding en lantaarns
worden aaug bracht, zooals de gemeente dit doet in alle
haar in eigendom behoorende straten.
Wat nu het verzoek van adressant betreftzijn wij
van oordeeldat de hem door ons gestelde som van
f 5,500 moet worden gehandhaafd, aangezien de bedoelde
straat geheel valt onder die sub 2». bedoeld, daar zij alleen
wordt aangelegd om den bewoners dier straat een uitweg
te verschaffen.
Uit het adres blijktdat adressant nog niet met de
bestrating is begonnen, zoodat, daar uit art. 6 der bouw
verordening van 1898 volgt, dat de straten in alle op
zichten gereed moeten zijn alvorens een verzoek om
overname in overweging kan worden genomen, eigenlijk
nog geene beslissing op zijn verzoek kan volgen maar
aan den anderen kant is liet wenschelijkdat bij even-
tueele overname de gasleiding reeds zij aangebracht, ten
einde latere opgraving te voorkomen.
Om aan dit wettelijk bezwaar tegemoet te komen en
op grond van al het voorgaandehebben wij de eer u
voor te stellen te besluiten, aan adressant als antwoord
op zijn adres, te kennen te geven
dat de Raad bereid is, de bedoelde straat in eigendom
en daarmede in onderhoud en beheer over te nemen, te
gen eene koopsom van. f 1.mits, nadat die straat
zal zijn aangelegd en ingerichtuit een door den direc
teur der gemeentewerken in te stellen onderzoek blijke,
dat aan alle voorwaarden, betreffende het aanleggen dezer
straat door den Raad gesteld, is voldaanen hij zich
vooraf verbinde tot het betalen eener jaarlijksche retri
butie van 10 cent per M- oppervlakte der straatzijnde
een bedrag van 220 en daarvoor door het vestigen
eener grondrente de noodige zekerheid stelle, of van eene
afkoopsom in ééns van 5,500 zulks voor vergoeding
van onderhoud en vernieuwing der straat
dat de Raad in dit geval zal toestaan dat nu reeds
de gasleiding in de straat worde aangelegd, onder voor
waarde, dat, indien de overname niet plaats heeft, adres
sant zal moeten gedoogen, dat de gasleiding weder worde
verwijderd en hij zich tevens verbinde, om in dat geval
zoowel de kosten van aanleg als van verwijdering der
gasbuis aan de gemeente te vergoeden.
Leeuwarden, 12 Augustus 1902.
Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden
A. RÖELL, Burgemeester.
J. H. de BAS, loco-Secretaris.
Stoomdruk C. jongbloed Az. Leeuwarden.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1902.
1
Aan den Raad.
Mijne Heeren
Vergezeld van eene memorie van toelichting, hebben
wij de eer U hiernevens ter vaststelling aan te bieden
het ontwerp eener nieuwe verordening op de gemeente
lijke bewaarscholen.
Leeuwarden, 23 September 1902.
Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden
A. RÖELL Burgemeester.
P. A. BERGSMASecretaris.
ONTWERP.
De raad der gemeente Leeuwarden,
overwegende, dat het wenschelijk is de verordening op
de gemeentelijke bewaarscholenvastgesteld den 9 No
vember 1886 laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van
26 Juli 1898, door eene nieuwe te doen vervangen;
Besluit
Yast te stellen de navolgende
VERORDENING op de gemeentelijke bewaarscholen.
Artikel 1.
Van wege de gemeente wordt voorbereidend onderwijs
gegeven.
De scholen, waarin dat onderwijs wordt gegeven, dra
gen den naam van openbare bewaarscholen.
Het beheer dier scholen is opgedragen aan burgemees
ter en wethouders.
Artikel 2.
De scholen worden verdeeld in drie klassen, naar ge
lang van het te heffen schoolgeld.
Er zijn ten minste
een school der eerste klasse,
drie scholen der tweede klasse,
twee scholen der derde klasse.
Tot school der eerste klasse is bestemd de tegenwoor
dige bewaarschool no. 6
tot scholen der tweede klasse, de tegenwoordige be
waarscholen nos. 1, 2 en 3;
en tot scholen der derde klasse, de tegenwoordige be
waarscholen nos. 4 en 5.
Artikel 3.
Alle scholen zijn bestemd voor jongens en meisjes en
toegankelijk voor kinderen van een leeftijd van drie tot
zes jaar.
Artikel 4.
Het in art. 1 bedoeld onderwijs strekt om die kinderen
door eene met hun leeftijd overeenkomende ontwikkeling
tot het ontvangen van verder onderwijs voor te bereiden.
Daartoe strekken de volgende bezigheden:
a. spelen, vooral dienstbaar gemaakt aan lichamelijke
ontwikkeling
b. aanschouwingsoefeningen, tot oefening der zintuigen
en tot het verwerven van kennis uit de omgeving;
c. oefeningen van de hand;
d. getalleer;
e. vertellen
f. zingen op het gehoor;
g. spreekoefeningen, waartoe behoort het Ieeren van
kinderversjes.
Het geven van lager en van godsdienstonderwijs is
verboden.
Artikel 5.
Het personeel van iedere school bestaat uit
één hoofdonderwijzeres;
één onderwijzeres;
een door burgemeester en wethouders te bepalen getal
hulponderwijzeressen,
één oppasster.
Verder kunnen aan allo scholen leerlingen van den
alhier gevestigden cursus tot opleiding van kweekelin-
gen bij het bewaarschoolonderwjjs ten behoeve van hare
practische vorming, als kweekelingen worden toegelaten.
Bij ongesteldheid, afwezigheid, ontstentenis of tijdelijke
verhindering van de hoofdonderwijzeres, treedt de onder
wijzeres in hare plaats op.
Artikel 6.
De hoofdonderwijzeressen worden door den raad be
noemd en ontslagen.
De benoeming geschiedt uit eene voordracht van drie
personen, door burgemeester en wethouders in te dienen.
Burgemeester en wethouders kunnen de candidaten
vooraf aan een vergelijkend onderzoek naar hare geschikt
heid en bekwaamheid doen onderwerpen.
Het overige personeel der bewaarscholen wordt be
noemd en ontslagen door burgemeester en wethouders.
Artikel 7.
Bepaalde vereischten om voor eene benoeming in aan
merking te komen zijn
voor de betrekking van hoofdonderwijzeres, een leef
tijd van ten minste drieëntwintig jaren en liet bezit eener
acte van toelating als bewaarschoolliouderes
voor die van onderwijzeres, een leeftijd van ten minste
twintig jaren en het bezit van gelijke acte
voor die van hulponderwijzeres, een leeftijd van ten
minste zeventien jaren en het bezit van het diploma van
afgelegd eindexamen aan den alhier gevestigden cursus
tot opleiding van kweekelingen bij het bewaarschool-
onderwijs of van een daarmede, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders, gelijkstaand diploma.
In bijzondere gevallen, bij gebrek aan personeel in
voldoenden getale, kunnen ook kweekelingen uit het
hoogste leerjaar van genoemden cursus, die haar zestiende
levensjaar hebben voleindigd, tijdelijk met de werkzaam
heden van hulponderwijzeres worden belast.
Artikel 8.
De hoofdonderwijzeressen, de onderwijzeressen en de
oppassters worden aan eene bepaalde school benoemd.
De hulponderwijzeressen worden benoemd aan een der
openbare bewaarscholen te Leeuwarden.
Haar wordt, naar gelang van de behoefte, door bur
gemeester en wethouders de school aangewezen, waar zij
werkzaam zullen zijn; zij kunnen ten allen tijde naar
eene andere school worden overgeplaatst.
Ook de kweekelingen kunnen ten allen tijde worden
verplaatst.