Waarborg voor de gemeente. Kosten. Overdracht bouwbepalingen. Algemeene bouwbepaling. Termijn voor het bouwen. Rooilijn. IJzeren hekken. Gevelhoogte. Oppervlakte woning. Peil. Schuttingen enz. Teekeningen. Rioleering. Aan te brengen toestellen. 4 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. kwaad als het moge wezen, naar de grootte die het in de acte is verklaard te hebben en in den toestand waarin het is bij de verteekening der acte met alle daaraan verbonden bekende of onbekende gebreken, lusten, lasten, actiën, heerschende en lijdende erfdienstbaarheden, massa- liteiten, bezwaren van onderhoudsrechten en verplichtin gen en wat van dien aard meer moge zijn, zonder dat de verkrijger eenig verhaal zal kunnen uitoefenen tegen de gemeente, die geeue andere vrijwaring belooft, dan voor den eigendom of het volle genot van het terrein, indien de verkrijger daarin mocht worden gestoord. Art. 17. Tot waarborg voor de onbetaalde kooppenningen en renten wordt door de gemeente het recht van eerste hypotheek op het afgestane terrein voorbehouden, met onherroepelijke volmacht om bij gebreke van behoorlijke voldoening van kooppenningen en rente op de aangewe zen tijdstippen, liet terrein met alle daarop gestichte ge bouwen of getimmerten in het openbaar volgens de plaatselijke gebruiken te doen verknopen, ten einde uit de opbrengst zoowel de koopsom als de renten en kosten te verhalen. Zoolang de koopsom niet volledig is voldaan, zal de kooper het terrein, bebouwd of onbebouwd, niet anders dan met schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders mogen verhuren en zal, ingeval van willigen verkoop, geene zuivering van hypothecaire inschrijvingen ten voordeele van de gemeente genomen, kunnen worden gevorderd. Art. 18. Alle kosten op den verkoop of de uitgifte in erfpacht, die der hypotheekstelling en inschrijving daaronder be grepen, komen ten laste van den verkrijger. De kosten van uitmeting van het terrein door een landmeter van het kadaster komen echter ten laste der gemeente. Art. 19. De kooper of erfpachter en alle volgende rechtver krijgenden zijn gehouden de verplichting, voortvloeiende uit art. 6 laatste lid, zoomede de bepalingen van art. 19 tot en met 30 na te leven en die bij overdracht hunner rechten in de acte van overdracht op te nemen. De gemeente heeft het recht om, wegens het niet na leven dezer bepalingen, ecne boete op te loggen ten be drage van de koopsom of twintigmaal de jaarljjksche erfpachtssom, zoomede om de ontbinding van den koop of de vervallen-verklaring van het erfpachtsreeht te vor- deren. Art. 20. De koopers ot erfpachters zijn, behalve tot naleving der wetten en verordeningen op het bouwen en inrichten van woningen, mede gehouden te dier zake de bepalin gen in acht te nemen, vermeld in de volgende artikelen. Art. 21. De gebouwen moeten zijn voltooid binnen vijf jaren na de dagteekening der acte van koop of erfpacht. De eigenaar of erfpachter verbeurt, onverminderd de bevoegdheid om het bepaalde bij art. 19, 2e lid, toe te passen, voor iedere maand vertraging eene boete van 5 p( 't. van de koopsom of het bedrag van één jaar erf pacht. Art. 22. De rooilijn voor de te stichten gebouwen is voor de ver ehillende blokken vastgesteld zooals op de situatie- kaart met roode stippellijnen is aangewezen. De inge schreven getallen duiden den afstand aan tusschen don kant van den weg en de rooilijn. A aar op de kaart geen roode stippellijnen evenwijdig aan de wegen voorkomen, is de rooilijn voor bebouwing langs den weg. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijkingen van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 23. Voor zoover de voor de verschillende perceelen tus schen rooilijn en weg gelegen ruimten, 4 of 5 meter diepte hebben, moeten deze onderling en van den weg gescheiden worden door ijzeren hek/ren, waarvan de tee- kening en samenstelling door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd. Deze ruimten moeten als tuin of grasveld worden aangelegd, onderhouden en gebruikt. Voor zoover deze ruimten 1.50 meter diepte hebben, moeten zjj als stoep worden aangelegd en onderhouden en mogen hierop geen hekken worden geplaatst. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijking van het in dit artikel bepaalde toestaan. Art. 24. De gevelhoogte der te stichten gebouwen moet ten minste bedragen acht meter op de blokken en deelen van blokken II c, d, e, VI b langs de straat Pil VII a, b, XVIII a, b, c, d, e en XIX a, b, c; rijf meter op de blokken II f, VI a, c en b langs de straat KM, en XX a; vier en een halve nieter op blok VI e, f. Art. 25. De te stichten woonhuizen moeten voor liet door één gezin te bewonen gedeelte eene oppervlakte hebbmvan ten minste 75 vierkante meter op de blokken en deelen van blok ken, waarvoor in art. 24 de gevelhoogte van ten minste acht meter wordt gevorderd, 50 vierkante nieter op de overige blokken en blokgedeelten. Onder deze oppervlakte mogen geen zolders of andere tot berging dienende ruimten gerekend worden en ook geen zolderkamers die minder dan 2.50 meter verdie pingshoogte hebben. Burgemeester en wethouders kunnen afwijkingen van het in dit artikel bepaalde toestaan. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. 5 Art. 26. De bovenkant vloer van den beganen grond in de tot woning in te richten gebouwen moet ten opzichte van de as van den vóórliggenden weg eene hoogte hebben van ten minste: a. 0.25 M. voor die huizen, welke onmiddellijk aan den weg staan b. 0.30 M. voor die, waarvan de rooilijn is bepaald op 1.50 M. uit den weg; c. 0.45 M. voor die, waarvan de rooilijn op 4 of 5 M. uit den weg is bepaald. De hoogte van wegen die nog niet zijn aangelegd wordt op aanvrage door Burgemeester en Wethouders aangewe zen. Zoodra aan een der geprojecteerde wegen een ge bouw uitwendig voltooid is, overeenkomstig de door Bur gemeester en Wethouders goedgekeurde plannen, zullen deze op een daartoe strekkend verzoek een begin maken met den aanleg van dien weg. Art. 27. Voorzoover in de voorgaande artikelen niet anders is bepaald, zal voor de toepassing van art. 690 van het Burgerlijk Wetboek de hoogte der muren of heiningen, van welken aard ook, dienende tot scheiding van opene naburige erven, worden bepaald op één meter en negen tig centimeter. Ingeval eigenaren van nevens- of achterelkander gele gen perceelen het over de wijze van afscheiding der perceelen niet eens kunnen worden, moet zoodanige schei ding op gemeene kosten gemaakt en onderhouden worden en bestaan uit het vroeger beschreven ijzeren hek of uit een houten schutting, hoog één meter en negentig cen timeter, gemeten uit den gemiddelden bovenkant der nevens elkander gelegene open erven. De schutting moet worden gemaakt van vuren planken, zwaar drie centimeter, behalve de grondplank, welke van Amerikaanseh greenen hout moet zijn, alle gespijkerd tegen palen van Amerikaanseh greenen hout, zwaar tien bjj twaalf centimeter, lang drie meter, die op afstanden van twee meter en om den anderen op ieders erf moe ten geplaatst worden. De schuttingen en palen moeten aan alle kanten twee malen worden gegrondverfd. Wanneer aan de eene of andere zijde van een terrein een ijzeren hek of schutting of een gedeelte daarvan be staat, moet de kooper of erfpachter de helft der waarde van het bestaande* aan den eigenaar daarvan vergoeden en voor de helft in het voortdurend onderhoud er van bijdragen. Indien partijen het over de waarde van bestaande af scheidingen niet eens kunnen worden, zullen zij op hunne kosten die waarde doen bepalen door drie deskundigen, ter wederzijde een, en de derde door den Kantonrechter te benoemen. Waar de perceelen grenzen aan terreinen, eigen aan de gemeente, moeten de kosten der te maken scheidingen, zoowel als het onderhoud daarvan, geheel worden ge dragen door de eigenaren van die perceelen. Art. 28. Vóór tot het stichten van gebouwen, afsluitingen van terreinen enz. worde overgegaan, zullen aan Burgemees ter eu Wethouders plattegrond-, gevel- en doorsnede-tee- kenitigen moetin worden Overgelegd, alle op een schaal yan ten minste 1 a 100 voor de gebouwen en 1 a 50 voor de afsluitingen en met ingeschreven maten voorzien van lengte, breedte en hoogte van alle vertrekken en verdiepingen. Eerst na goedkeuring der teekeningen door genoemd college mag met bouwen worden aangevangen. Wanneer blijkt dat bjj de uitvoering de goedgekeurde teekeningen niet zijn gevolgd of dat gebouwd wordt zon der de teekeningen eerst te laten goedkeuren, vervalt, onverminderd de bevoegdheid om het bepaalde bij art. 19, 2e lid, toe te passen, zonder inmorastelling de in art. 11 omschreven waarborgsom aan de gemeente. Art. 29- In het terrein moet eene rioleering gemaakt worden, aansluitende aan het door de gemeente in den publieken weg gelegde riool en de verkrijger moet tevens zorg dragen dat dit terrein niet naar de slooten of naar an dere terreinen afwatert. De riolen binnen het bouwterrein moeten, wat ligging, afmetingen en constructie betreft, voldoen aan door Bur gemeester en Wethouders te geven voorschriften. Buiten het bouwterrein gesihiedt de aanleg, voor zoo ver Burgemeester en Wethouders dit gewenscht voorkomt, vanwege het gemeentebestuurde kosten zoowel van aanleg als van onderhoud komen geheel ten laste van den eigenaar of erfpachter. Art. 30 De eigeiaar of erfpachter moet dulden, dat vanwege de gemeente aan de gestichte gebouwen al de toestellen voor straatverlichting, waterleiding, brandweer eu die voor de benaming van straat of weg worden aangebracht, welke Burgemeester en Wethouders noodig oordeelen, zonder daarvoor eenige vergoeding te kunnen vorderen. Slotbepalingen. Art. 31 De Kaal behoudt zich het recht voor, de bepalingen van dit besluit en de hierbij gevoegde lijst van mini mum prijzen alsmede de situatie-kaart ten allen tijde aan te vullen of te wijzigen. Art. 32. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, behoudens voorgaande bepalingen, aan de uitgifte van elk terrein zoodanige bijzondere voorwaarden te verbinden als zij noodzakelijk achten. De belanghebbende heeft te dien aanzien beroep op den llaad. Art. 33. De bepalingen betreffende de uitgifte van bouwterrei nen, gelegen aan het Xieuwe Kanaal, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 October 1900, no. 7 en goedgekeurd 1 door Gedeputeerde Staten van Friesland bij resolutie van 1 November 1900, gewijzigd en aangevuld bij raadsbe sluit van 28 Januari 1902, no. 4, en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Friesland bij resolutie van 6 Februari 1902 zijn vervallen wat betreft de terreinen gelegen aan de noordzijde van het Nieuwe Kanaal. Aldus vastgesteld bij raadsbesluit van den 1903.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1903 | | pagina 117