4 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. van de Gezondheidscommissie, om die inrichtingen niet van het terrein van het abattoir te weren, maar in de oprichting daarvan onder strenge voorzorgen te voorzien. Het hoofdmoment intusschen van liet hygiënisch be lang van een abattoir zien rapporteurs met burgemeester en wethouders in de verplichte keuring van het aldaar geslachte vee en van het ingevoerde vleeschwelke keuring daar alleen kan geschieden.' Alleen onbekendheid mot de feiten van ziek en bedorven vleesch, dat in consumptie wordt gebracht, kunnen den twijfel aan de absolute noodzakelijkheid van de keuring verklaren, welke door sommige leden in de sectiën is uitgesproken. Eén blik in een enkel der verslagen van de abattoirs hier te lande, waarmede kennis wordt ge nomen van de afkeuringen, die hebben plaats gehad, is voldoende om den lezer te doen rillen bij de gedachte, dat zulk ontuig door onkunde of met opzet den menscli tot voedsel zou zijn verstrekt. In het verslag van het openbaar slachthuis te Groningen over 1902 staat ver meld, dat van de aldaar geslachte dieren werden afge keurd Wegens abcessen19 paar longen80 levers 23 uiers van runderen, 8 paar longen, 5 levers van kalveren, 1 lever van een paard, 4 longen, 0 uiers van schapen 1 paar longen van een nuchter kalf; wegens miltvuur5 runderen en 1 schaap wegens bederf: 1 rund, 2 paarden, 1 veulen, 5 schapen wegens parasietenblauswonnen enz. o3 paar longen, 54 levers en 1 milt van runderen, 24 paar longen145 levers van schapen4 levers van geiten 1 paar longen en 1 lever van een varken; wegens tuberculose32 runderen, 500 paar longen, 84 levers, 98 nieren van runderen, 1 vet kalf, 2 paar longen, 1 hart, 2 levers van kalveren, 15 varkens, 95 paar longen, (59 levers, 29 milten, 24 nieren van varkens, 1 nuchter kalf. Dit is niet alles, slechts het voornaamste o.a. kwamen afkeuringen wegens pyaemie en septichaemie voor, die het gehcele dier ziek maken. En in dezelfde verhouding hadden afkeuringen plaats van dieren en vleesch, van elders ingevoerd. Alle afgekeurde nietigd. organen werden ver- Men stelle zich voor, dat die zonder keuring in consumptie waren gebracht, b. v. tot worst waren verwerkt! Is het dan te verwonderen, dat bij afwezigheid van keuring en bij 't gebruik van zulk voedsel tallooze ziektegevallen bij menschen voorkomen, waaraan ook twij fel iii eene der sectiën is uitgesproken? Hoe dikwijls wordt de geneesheer geroepen om den strijd aan te binden tegen ingewandswormen, met name lintwormendie zich bij den mensch ontwikkelen ten gevolge van 't gebruik van vleesch, waarin blaaswormen zetelen In de nieuwstijdingen, in de vakschriften van genees kundigen en veeartsenijkundigen liggen de gevallen voor het grijpen van vlceschvcrgiftigingen, met of zonder doode- 1 ijken afloop, op grootere en kleinere schaal. Enkele voorbeelden uit het buitenland en uit het binnenland mogen voldoende zijn: De Yicrteljahrschrift fiir gerichtliche Medicin 1893 pu bliceert een geval, dat 100 personen ziek werden door 't gebruik van vleesch van eene zieke koe, 1 daarvan stierf. Het Zeitschrift für Flciscli-und Milch-hygiène vermeldt in 1893 eene vleeschvergiftiging te Breslau, waarbij 8(5 personen ziek werden. Hetzelfde tijdschrift publiceert het volgende jaar eene vergiftiging te Gaustadt, waarbij 81 personen ziek werden na't gebruik van gebraden kalfs- vleesch 4 moesten het met den dood bekoopen. In een particulier ziekenhuis te Utrecht kwamen in November 1895 binnen drie weken twee reeksen van vergiftigingen na 't gebruik-van vleesch voor. Te Botterdam had in 189(5 eene vleeschvergiftiging op uitgebreide schaal plaats, dooi* de deskundigen l)r. J. l'oels en J. J. F. Dhont beschreven. Deze gevallen worden vermeld iu het academisch proefschrift van IJr. E. Basenau te Amsterdam, 1897. Maar het meest uitvoerige en volledige overzicht van ziekten, ontstaan na het gebruik van vleesch hier te lande, wordt wel gegeven in het Rapport van het Hoofdbestuur van de Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland van 1894, door burgemeester en wethou ders ook in de le kolom pag. 5 van de memorie van toelichting vermeld. Uit den verzamelstaat, getrokken uit de ziektegevallen gedurende 40 jaren in alle pro vinciën voorgekomen, blijkt, dat dit getal niet minder dan 103 bedraagt: wel te verstaan niet van enkele personen 't zijn soms ware epidimieën, in verschillende gezinnen en onder geheele gestichtsbevolkingen waargenomen. Zoo werden in 1890 in het Diaconessenliuis te Utrecht ongeveer 40 personen ziek na het gebruik van rundvleescli. Zoo ontstond in de gemeente Oldehove, prov. Groningen, vleeschvergiftiging bij vele arbeidersgezinnen na het ge bruik van vleesch van gestorven kalveren. Zoo herinne ren de ouden van dagen alhier zich nog het tragisch sterfgeval van een Groningschen hoogleeraar, dat na 't gebruik van vleesch te Ilarlingen plaats had. En onder de verdere gevallen van vleeschvergiftiging, in de laatste 30 jaren in Friesland voorgekomen, worden er drie te Leeuwarden vermeld. In 1891 nog werden de leden van eene officierstafel en andere personen, in het geheel 30, ziek na het gebruik van vleesch, waarin bij chemisch onderzoek ptomaïnen (rottingsstoffen) werden aangetoond. Maar waartoe meer Het geheele hoogst merkwaardige verslag is ééne doorloopende aanklacht tegen het verzuim van eene afdoende vleeschkeuring. Dat die vleesch keuring door gestrenge bepalingen moet worden gehandhaafd, is door burgemeester en wethouders wel ingezien. Ten bewijze daarvan strekt de aanhaling van de artikelen uit de Groningsche verordening op pag. (5 en 7 van de memorie van toelichting. Die bepalingen gelden vooral het in- en doorgevoerde vleesch. Dat die invoer van vleesch, vooral van minderwaardig vleesch, ook hier ter stede enorm is, ziedaar een feit van algemeene bekendheid. De bewoners ten platten lande in den omtrek van Leeuwarden weten zeer goed, dat vleesch van zieke koeien, uit nood geslacht, in groote hoeveelheden naar de stad gaat. Men behoeft zich slechts te posteeren in eene der herbergen, nabij de stad gelegen, om getuige te zijn van 't vervoer daarvan. Met een certificaat van een veearts van buiten kan natuurlijk bedrog worden gepleegd. En dat men niet schroomt ook wrak vee levend in de stad te brengen, daarvan was een der rapporteurs onlangs nog getuige. Op den 13en October 's avonds 11 uur zag hij eene koe van 't aller akeligst gehalte, die ter nauwernood kon loopen, door een drietal drijvers over de Noorderbrug de stad binnenbren gen en iu eene der stegen op de Nieu weburen verdwij nen. Op de vraag, vanwaar die koe kwam en voor wien ze bestemd was, was natuurlijk een brutaal en ontwijkend antwoord het bescheid, 't Spréékt van zelf, dat van die waarneming aangifte werd gedaan aan het politiebureau, maar hoevele van dergelijke gevallen ontsnappen aan het waakzaam oog der politie Nu wordt door de tegenstanders beweerd, dat door een abattoir die frauduleuze invoer van vleesch zou toenemen. Die bewering is moeilijk met bewijzen te staven. Wat clandestien geschiedt, komt niet aan 't licht. Wèl ligt daarentegen 't gevaar voor de hand voor steden zonder abattoir, dat juist daar wordt ingevoerd, wat in eene na burige stad met abattoir minderwaardig is bevonden, ter wijl het voor verbruik geheel ongeschikte onverbidde lijk wordt vernietigd. Maar tegen frauduleuzen invoer in eene stad van middelbare grootte, zooals Leeuwarden, met goed geregelde vleeschkeuring aan een abattoir, is door een voldoend aantal actieve beambten zeker beter te waken dan in groote steden, zooals Amsterdam cn Rotterdam. Intusschen wordt door niemand, ook door de voorstan ders niet beweerd, dat daarmede een volmaakte toe stand in het leven zou zijn geroepen. Die onvolmaakt heid is eigen aan alle menschen werk, ook aan hygiënische Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. 5 maatregelen. Maar liet voordeel, daaraan verbonden, is zoo overwegend, dat het bezwaar van die onvolmaaktheid daarbij veilig op den achtergrond kan worden geschoven. Datzelfde geldt voor de andere bezwaren, die door burgemeester en wethouders onder de oogen zijn gezien, die in de sectiën zijn te berde gebracht en weerlegd. Rapporteurs aarzelen dan ook niet, zich ter wille van het hygiënisch oelang aan de zijde der voorstanders van liet abattoir te scharen. Rapporteurs zijn thans genaderd aan de bespreking van het door burgemeester en wethouders voorgestelde terrein a en de vergelijking daarvan met het in de sectiën bespro ken terrein b. En dan wenschen zij al aanstonds de verklaring af te leggen, dat zij zich scharen aan de zijde van de voorstanders van het laatste terrein. Een voorname grond voor die voorkeur is hierin gele gen, dat, terwijl men bij de bespreking in de sectiën nog ten eenen male in de onzekerheid verkeerde, of de eigenaar van het terrein, gelegen ten westen van dat van do gemeente achter den versclnvatervijver, welk terrein zij r zullen noemen, genegen zou zijn, daarvan op billijke voorwaarden afstand te doen, die onzekerheid voor zeker heid heeft plaats gemaakt. Terwijl de grootte van het geheele terrein cten bedrage van 3 H.A., 23 A., 10 cA., slechts weinig minder is dan die van n, ten bedrage van 3 II. A., (36 A., 70 cA., is de eigenaar gebleken genegen te zijn, dat voor minder dan den hal ven koopprijs van terrein aan de gemeente af te staan. Rapporteurs kunnen niet nalaten daarvoor aan dien eigenaar een woord van dank en hulde te brengen. Daardoor is in de eerste plaats een belangrijk bezwaar, dat bij een aantal leden in de sectiën bestond, de hooge koopprijs van terrein weggevallen. Men zal nu zeker in den naasten omtrek der stad wel geen ander terrein kunnen aanwijzen, dat dit terrein c in billijken koopprijs eii gunstige ligging evenaart. liet is, evenals terrein gelegen buiten de bebouwde kom der gemeente. Maar het onderscheidt zich daarvan gunstig, doordat het geheel vrij ligt en niet, zooals terrein a reeds aan de zuidzijde is ombouwd. Het bezwaar, in de 2e sectie uitgesproken, dat ook dit ter rein met den tijd wel ombouwd kan worden, bestaat althans nu nog niet, en kan toch waarlijk op 't oogenblik geen ge wicht in de schaal leggen. Aan de noordzijde is het geheel begrensd door een paar stukken land, toebehoorendeaan den eigenaar van terrein c. Aan de zuidzijde is het voor ver het grootste deel begrensd door een stuk land, welks eigenaar dat wellicht ook niet zoo spoedig tot bouwter rein zal bestemmen. Datzelfde geldt van liet land, aan de westelijke grens gelegenterwijl aan de oostzijde de gemeente zelve eigenares is. Maar ook hier mag het bezwaar van ombouwing, evenmin als bij terrein a overwe gend worden geacht, waar een terrein van meer dan 3 II.A. ter beschikking van de gemeente wordt gesteld. Dat terrein c op een 300 nieter grooteren afstand van de veemarkt is gelegen dan terrein a, is naar de meening van rapporteurs geen groot bezwaar. Voor het vervoer van het levende vee derwaarts kunnen bijzondere maatregelen worden getroffen door het te leiden langs de Elizabeth- straat en verder langs een afzonderlijk pad langs den W estersingel, ook wel op dezelfde wijze langs den geliee- len singel tot aan den toegangsweg tot terrein c. De onmiddellijke nabijheid van het tramstation biedt eene zeer gemakkelijke gelegenheid tot het inladen van vleesch, terwijl het gebruik van den overweg weinig be lemmerd wordt door het tramvervoer. De nabijheid van het openbaar vaarwater en de gele genheid tot afwatering bieden niet mindere voordeden aan dan die van terrein a. Daarentegen achten rappor teurs de nabijheid van de N rouwenpoortsbrug en de wei nige belemmering van het verkeer te land over de brug in tegenstelling van de beide andere bruggen, een zeer groot voordeel voor de slagers, zooals dat ook reeds in de sectiën is uitgesproken, dat zij ook uit dit oogpunt den aankoop van dit terrein, als plaats van bestemming voor het abattoir, met warmte aanbevelen. Maar dan ook van het geheele. terrein. Daargelaten de omstandigheid, dat de eigenaar slechts den verkoopsprijs van het geheele terrein heeft genoemd, zoodat het minder waarschijnlijk is, dat hij het perceel zou wenschen te zien versnipperd, is de aankoop van het geheele perceel liuns inziens voor de gemeente van overwegend belang. Zij nioet meester blijven van het terrein in den onmiddel- 1 ijken omtrek van liet abattoir, ook met het oog op mo gelijke later gewenschte uitbreiding. Ze kan dat terrein oji voldoende wijze cxploiteeren. Het denkbeeld, uit een zuinigheidsoogpunt aanbevolen, om het perceel land achter den verscli water vijver, aan de gemeente tocbehoorende, groot 97,50 are, te bestemmen voor een gedeelte van de abattoirgebouwen en hetgeen dan te kort komt te zoeken aan de overzijde dor sloot, waarvoor dan slechts pl. m. 1 H.A. van het nieuw aan te koopen terrein strikt uoodig zou wezen, verdient huns inziens geen aanbe veling. Het terrein van de gemeente bezit minstens dezelfde waarde als het aan te koopen terrein aan de overzijde van de sloot. In de toekomst, bij eventueele demping van den vijver, heeft het als bouwterrein grootere waarde. En wat de sloot betreft, die gedempt zou moeten worden, deze biedt als bouwterrein voor de abattoirgebouwen groote moeilijkheden aan. Terwijl dus rapporteurs den aankoop van het geheele terrein e zeer genegen zijn, volgt daaruit vanzelf, dat zij het bezwaar van hinderverbonden aan het terrein, aan de westzijde der stad gelegen, in de 2de sectie geopperd, niet deelen. liet denkbeeld daarentegen, om ver buiten de stad, aan de oostzijde nabij de 2e Kanaalbrug het terrein te kiezen, komt hun wegens den verren afstand van veemarkt en tramstation en den grooten afstand, dien de slagers zouden moeten afleggen, onpractisch, dus onaannemelijk voor. Rapporteurs komen ten slotte tot de financiëele berekenin gen van burgemeester en wethouders, welke in de verschil lende sectiën nog al eenige bezwaren hebben ontmoet. Op de berekening van burgemeester en wethouders op pag. 14, le kolom der memorie van toelichting van een gemiddeld verhoudingseijfer van 7.van de oprich tingskosten van een abattoir tot het getal inwoners, is in de sectiën, voor zoover wij weten, geen aanmerking gemaakt. Toch gaan rapporteurs met dit verhoudingseijfer niet onvoorwaardelijk mede. Immers het is een niiddencijfer van al te uiteenloopende verhoudingen, die b.v. te Roer mond circa 12, te Utrecht nog geen (5, te Haarlem zelfs minder dan 5 bedragen. Geen wonder. Het getal vleeschverbruikers houdt geen gelijken tred met het grootere bevolkingscijfer, liet komt hun wenschelijker voor om gemeenten van eenzelf de getal inwoners met gelijke maat te nieten. En dan komt hun een verhoudingseijfer als dat van Maastricht: oprichtingskosten buiten het terrein pl.m. 280,000. bevolking 35,000 inwoners, verhouding 8, ook voor Leeuwarden juister voor. Naar dien maatstaf zou voor de oprichtingskosten van een abattoir hier ter stede, ge rekend op 34,000 inwoners, ƒ272,000.moeten worden uitgetrokken. Intusschen verschilt dit cijfer niet veel van dat van 200,000.waartoe burgemeester en wet houders uit andere overwegingen op pag. 14, kolom 2 zijn gekomen. In de le sectie heeft men verder het verhoudingseijfer op pag. 51, 2e kolom van de exploitatiekosten tot de oprich tingskosten buiten die van het terrein 0 pCt. tot 5 pCt. een vicieus cijfer genoemd, als op goen voldoenden grond berustende. Rapporteurs kunnen die opmerking niet deelen. Im mers de oprichtingskosten van een abattoir staan in ver band met de grootte der bevolking. Met de exploitatie kosten is dat eveneens het geval. En nu mogen die ver houdingen binnen zekere grenzen variëeren, uit de lucht

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1903 | | pagina 134