Bijlage No. 3. 2 Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. Artikel 9a. De vaak onoordeelkundige, gevaar opleverende aanleg van binnenleidingen of wel het slechte materieel, dat er voor gebezigd wordt, maken het noodig, dat hieromtrent be palingen worden voorgeschreven. Welwillende raadgevingen vanwege den directeur werden tot nu toe zelden opge volgd; het eenige middel tot het tegengaan van onvol doende binnenleidingen is o. i. het stellen van de in dit artikel voorgestelde verplichtingen tegenover de aanspraak op gasverkrijging. Stoomdrukkerij van C. Jongbloed Az., Leeuwarden. 5 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. 1 Aan den llaad. Mijne Heeren Met 12 Mei 1903 vervalt de termijn, waarvoor konink lijke goedkeuring is verleend op het raadsbesluit tot heffing van eene belasting onder den naam van bruggeld, voor het afdraaien van de Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hendriksbrug, de ITarlingervaartsbrug, de Vrou- wenpoortsbrug, de Noorderbrug en de Yerversbrug. Ten einde na dat tijdstip met de heffing te kunnen voortgaan, hebben wij de eer U hiernevens, vergezeld van eene memorie van toelichting, ter vaststelling aan te bieden de ontwerpen van een nieuw heffingsbesluit en van eene verordering op de invordering. Leeuwakden, 27 Januari 1903. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden A. RÖELL, Burgemeester. P. A. BERGSMA, Secretaris. Ontwerp. De Raad der gemeente Leeuwarden, Gelet op de koninklijke besluiten van 1 Maart 1898, no. 7, 8 Juli 1901, no. 38 en 7 Juli 1902, no. 44, waar bij is goedgekeurd tot den 12en Mei 1903 het besluit tot heffing van eene belasting onder den naam van bruggeld, voor het afdraaien van de Wirdumerpoortsbrug, de Prins- Hendriksbrug, de Ilarlingervaartsbrug, de Yrouwenpoorts- brug, de Noorderbrug en de Yervershrug, vastgesteld den 25en Januari 1898, en gewijzigd bij raadsbesluiten van 28 Mei 1901 en 11 Februari 1902; Overwegende, dat het noodig is voort te gaan met de van bruggeld op den laatstelijk gevolgden voet; Gezien de artikelen 238 v.v. en 254 der gemeentewet heffing Besluit Yast te stellen de navolgende 1°. VERORDENING tot heffing van eene belasting onder den naam van bruggeld voor het afdraaien van de Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hendriksbrug, de Harlingervaarts- brug, de Vrouwenpoortsbrug, de Noorder- brug en de Verversbrug. Art. 1. Ten behoeve van de gemeente Leeuwarden wordt, onder den naam van bruggeld, eene belasting geheven voor het afdraaien van de Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hendriksbrug, de Harlingervaartsbrug, de Yrouwenpoorts- brug, de Noorderbrug en de Verversbrug. Art. 2. Het in artikel 1 vermelde bruggeld bedraagt, telkens wanneer een der daaarin aangewezen bruggen moet wor den afgedraaid, voor ieder vaartuig: voor de Wirdumerpoortsbrug des daags20 cent nachts40 voor de Prins Hendriksbrug des daags10 cent nachts40 voor de Harlingervaartsbrug des daags10 cent nachts40 behalve voor trekschepen, die in geregelde beurt varen, waarvoor het bruggeld bedraagt des daags5 cent nachts20 n voor de Vrouwenpoortsbrug des daags15 cent nachts40 voor de Noorderbrug des daags15 cent nachts40 voor de Verversbrug des daags5 cent nachts40 Voor de toepassing dezer bepaling wordt: de dag gerekend aan te vangen, van 1 April tot en met 31 October, 's morgens te 5 uur en gedurende den overigen tijd van het jaar 's morgens te 6 uur de nacht gerekend aan te vangen 's avonds te 10 uur. Art. 3. Het recht is verschuldigd door dc gezagvoerders, schip pers of eigenaars der vaartuigen en, bij afwezigheid door hen, die in hunne plaats optreden. Art. 4. Vrijdom van het in art. 2 vermelde bruggeld wordt verleend voor vaartuigen, rechtstreeks in gebruik voor den gemeentedienst. Art. 5. Deze verordening treedt in werking met den 12en Mei 1903. 11°. VERORDENING op de invordering der be lasting onder den naam van bruggeld, geheven wordende voor het afdraaien van de Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hendriksbrug, de Harlingervaartsbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Noorder brug en de Verversbrug. Art. 1. Do invordering van het bruggeld geschiedt door mid del van gadering, tenzij de raad besluit, de invordering door middel van openbare verpachting te doen plaats hebben. De gaarders worden door burgemeester en wethouders benoemd. Deze voorzien hen van eene instructie, waarin mede wordt bepaald de wijze van verantwoording der geïnde bruggelden. De instructie wordt aan den raad medegedeeld. De raad bepaalt de belooning der gaarders. Ingeval van verpachting worden de pachtvoorwaarden door den raad vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1903 | | pagina 28