1 Bijlage No8. Memorie van Toelichting. Aan den Baad. Mijne li eer en Wij hebben de eer II hiernevens ter vaststelling aan te bieden twee ontwerpen tot wijziging en aanvulling van de a. Verordening omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden in dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen (gemeente blad no. 32 van 1893), b. Verordening omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden, die hunne betrekking, in dienst der gemeente of' van gemeentelijke instellingen, hebben aanvaard na den len Juli 1899 (ge meenteblad no. 12 van 1899). Eene memorie van toelichting, waarin de gronden voor de voorgestelde wijzigingen en aanvullingen zijn ontwikkeld, gaat mede hierbij. Leeuwarden, 14 April 1903. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden A. ROELL, Burgemeester. P. A. BERGS MA, Secretaris. Ontwerp I. De raad der gemeente Leeuwarden, Overwegende, dat het noodzakelijk is de verordening omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden in dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen (gemeenteblad no. 32 van 1893), zooals die is aangevuld bij raadsbesluit van 27 November 1900 (gemeenteblad no. 28), nader te wijzigen en aan te vullen Besluit ain artikel 1 voor „de onderwijzers en onderwij zeressen, de kweekelingen en helpsters aan de gemeen telijke bewaarscholen" in de plaats te stellen de hoofdonderwijzeressen, onderwijzeressen, hulponder- wijzeresscn en oppassters aan de gemeentelijke bewaar scholen; b. na artikel 7 in te lasschen een nieuw Artikel 7 bis. Aan ambtenaren, bedienden of werklieden, aan wie eene rente is toegekend ingevolge de bepalingen der „Ongevallenwet 1901", wordt het overeenkomstig artikel 7 vastgestelde pensioen slechts uitgekeerd tot het bedrag, waarmede het pensioen de jaarlijksche som der toege kende rente overtreft. Ontwerp I!. De raad der gemeente Leeuwarden, Overwegende, dat het noodzakelijk is do verordening omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden, die hunne betrekking in dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen hebben aanvaard na den len Juli 1899 (gemeenteblad no. 12 van 1899), zooals die is aangevuld bij raadsbesluit van 27 November 1900 (gemeenteblad no. 29) nader te wijzigen en aan te vullen Besluit a. in artikel 2 vóór „de onderwijzers en onderwij zeressen, de kweekelingen en helpsters aan de gemeen telijke bewaarscholen", in de plaats te stellen de hoofdonderwijzeressen, onderwijzeressen, hulponder wijzeressen en oppassters aan de gemeentelijke bewaar scholen b. na artikel 4 in te lasschen een nieuw Artikel 4 bis. Aan ambtenaren, bedienden of werklieden, aan wie eene rente is toegekend ingevolge de bepalingen der „Ongevallenwet 1901", wordt het hun krachtens artikel 4 toekomende pensioen slechts uitgekeerd tot het bedrag, waarmede het pensioen de jaarlijksche som der toegekende rente overtreft c. artikel 11 te lezen als volgt „Teruggave van betaalde pensioensbijdragen wordt „alleen verleend aan den ambtenaar, bediende of werk- „man, die wegens ziels- of lichaamsgebreken eervol is „ontslagen, doch wegens te korten diensttijd geen aan- spraak op pensioen kan doen gelden en niet voor toe kenning van pensioen, ingevolge artikel 4, laatste lid „of van eene rente ingevolge de bepalingen der „Onge vallenwet 1901" in aanmerking komt." De Baad voornoemd. Ad a van beide ontwerpen. I)e wijziging is een noodzakelijk uitvloeisel van de nieuwe verordening op de gemeentelijke bewaarscholen (gemeenteblad no. 17 van 1902) met het oog op de nieuwe titulatuur van het aan die inrichtingen verbonden bezoldigde personeel. Ad b van beide ontwerpen. Het inwerkingtreden van de „Ongevallenwet 1901" maakt de inlassching der voorgestelde artikelen noodig. Onder de personen toch, op wie de pensioensverorde ningen van toepassing zijn, komen er velen voor, die werklieden zijn in den zin der aangehaalde wet en mits dien tegen de geldelijke gevolgen van ongevallen, hun in verband met de uitoefening van hun bedrijf overkomen, verzekerd zijn. Treft dezulken een ongeval, dat hen voor onbepaalden tijd geheel of gedeeltelijk tot werken ongeschikt maakt, dan ontvangen zij van de Rijksverzekeringsbank eene rente, die 70 pCt. van het loon kan bedragen en waar van de gemeente de contante waarde bij de bank moet storten. In den regel zullen zij, die in zoodanig geval vcrkee- ren, „ten gevolge van lichaamsgebreken niet meer in staat „zijn hunne betrekking naar behooren waar te nemen „en dientengevolge eervol worden ontslagen" en dus ook in aanmerking komen voor pensioneering overeenkom stig de verordeningen. De rjjksuitkeering en het pensioen, beide door de ge meente gedragen, zouden dan cumuleeren en hiervoor bestaat geen grond. Nu rijst de vraag, welke wijziging in de verordenin gen moet worden gebracht om dit bezwaar te ontgaan. De eenvoudigste weg zou zijn, om de verordeningen buiten toepassing te stellen ten aanzien van hen, aan wie anders dan voorloopig eene rente wordt toegekend in gevolge de bepalingen der wet. Dit ware echter niet billijk, omdat, al kan eene rente 70 pCt. van het laatstgenoten (vgl. art, 7 der wet) loon

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1903 | | pagina 38