01$ 46 2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. Voor de volgende 50 vierkante decimeter, per dm1. 3/4 cent. Voor elke dm», boven de 100 vierkante decimeter 1/2 cent. Voor drie maanden Voor de eerste 50 vierkante decimeter, per dm2. 21/g cent. Voor de volgende 50 vierkante decimeter, per dm2 1.875 cent. Voor elke dm2, boven de 100 vierkante decimeter II/4 cent. Voor langer tijdvak tot het einde van het belastingjaar Voor de eerste 50 vierkante decimeter, per dm2. 5 cent. Voor de volgende 50 vierkante decimeter, per dm2. 38/4 cent. Voor elke dm2boven de 100 vierkante decimeter 21/? cent. De aanplakborden moeten door den huurder zelf wor den geleverd. De plaats voor het aanhechten der borden en van de in gebruik te nemen muurvlakken wordt door de beurs- commissie aangewezen. Art. 7. Het recht, in art. 1 bepaald, is verschuldigd dadelijk bij de intrede in het beurslokaal. Dat, bepaald in de artikelen 3, 5 en 6, dadelijk 11a de aanwijzing der daarin genoemde voorwerpen of plaatsen door de beurscommissie. Art. 8. Het abonnement volgens art. 1 en het recht van ge bruik volgens de artikelen 3, 5 en 6 zijn geheel persoon lijk en mogen niet duurzaam of tijdelijk aan een ander worden overgedragen of afgestaan. Indien dit plaats heeft, vervalt het abonnement of het recht van gebruik onmiddellijk, buiten en behalve de bepalingen van art. 271 der gemeentewet. Art. 9. Elk abonnement of recht van gebruik volgens de arti kelen 1, 3, 5 en 6 eindigt in elk geval met het einde van het belastingjaar, waarin het is genomen of ontstaan. In geen geval heeft restitutie van betaalde rechten plaats. Art. 10. Het belastingjaar loopt van 1 Januari tot uit0. December. Art. 11. Dit besluit treedt in werking den 1 Januari 1904. 0NTWERP-VER0RDENING op de invordering der rechten voor het gebruik van de beurs te Leeuwarden. De Raad der gemeente Leeuwarden, Gelet op de heden vastgestelde verordening tot het heffen van rechten voor het gebruik der beurs, van de aldaar van gemeentewege geplaatste meubelen en van het recht van uitstalling en aankondiging; Gezien art. 257 der gemeentewet Besluit vast te stellen de volgende verordening, regelende de invordering van bovenvermelde rechten Art. 1. De betaling der rechten, vermeld in art. 1 van het heffingsbesluit, moet plaats hebben bij de intrede in het beurslokaal, en die, vermeld in de artikelen 3, 5 en 6 van dat besluit, vóórdat van de voorwerpen of plaatsen gebruik wordt gemaakt. Art. 2. De beursmeester is met de invordering der rechten belast. Het entreegeld, volgens alinea 1 van het heffings besluit, kan echter ook worden ingevorderd door een door den beursmeester daartoe onder zijne verantwoor delijkheid aangesteld persoon. Art. 3. Met uitzondering van evenbedoeld entreegeld, wordt overigens van elke betaling door den beursmeester qui- tantie afgegeven. Deze quitantiën moeten door een lid der beurscom missie voor „gezien" worden geteekend. De quitantiën wegens abonnementsgelden, volgens ali nea 3 en 4 van art. 1 van het heffingsbesluit, worden op papier van verschillende kleur gedrukt. In die, wegens betaling volgens alinea 4, wordt mel ding gemaakt van den patroon, de firma of de naam- looze vennootschap van wien of waarvan de geabon neerde bediende, deelgenoot of medebestuurder is. De quitantiën worden overigens ingericht volgens het voorschrift van burgemeester en wethouders. De geabonneerden volgens art. 1 van het heffingsbe sluit zijn verplicht, hunne quitantie steeds aan een lid der beurscommissie, aan den beursmeester en aan den in de 2e alinea van het vorig artikel bedoelden persoon op eerste aanvraag te vertoonen. Art. 4. Bij nalatigheid in het betalen der verschuldigde rech ten wordt daarvan door den beursmeester proces-verbaal opgemaakt en aan den gemeente-ontvanger gezonden, ten einde de invordering te doen plaats hebben over eenkomstig de artikelen 258 tot en met 261 der ge meentewet. Art. 5. Deze verordening treedt in werking met 1 Januari 1904. MEMORIE VAN TOELICHTING op het ontwerp besluit tot het heffen van rechten voor het gebruik der beurs. Het raadsbesluit tot heffing van rechten voor het ge bruik van de beurs te Leeuwarden, vastgesteld den 25 October 1898 is bij koninklijk besluit goedgekeurd tot 1 Januari 1904. Ten einde na dien termijn met gemelde heffing te kunnen voortgaan, dient eene nieuwe verordening te worden vastgesteld. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. 3 Alvorens een ontwerp daarvan aan te bieden, hebben wij tot de beurscommissie de vraag gericht, of naar haar oordeel ook eenige wijziging in het bestaande heffings besluit en do verordening op de invordering der beurs- rechten behoorde te worden aangebracht. Daarop is ingekomen hare hierbij overgelegde missive van den 20 Juni 1903 no. 49, waarbij zij voorstelt eenige wijziging te doen aanbrengen in art. 3 der verordening tot heffing. Wij kunnen ons hiermede vereenigen en hebben mits dien de door de beurscommissie voorgestelde wijziging in ons ontwerp opgenomen. Behoudens deze wijziging is het ontwerp-heffingsbe- sluit gelijk aan de bestaande verordening. Ofschoon wij van oordeel zijn, dat sedert de inwer kingtreding der wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad 110. 156) art. 254 der gemeentewet niet meer op liet heffen van beursrechten van toepassing is, hebben wij niettemin gemeend, tot toelichting van de voorgestelde heffingen het volgende overzicht te moeten laten volgen: De beurs, met de waag in één gebouw vereenigd, werd vanwege de gemeente gesticht in de jaren 18781881. Daaraan werd eene som van f 210,780.46$ ten koste gelegd, waarvoor eene geldleening werd aangegaan tegen eene rente van 4$ pCt., die in 1887 in eene schuld, rentende 3$ pCt., is omgezet en in 1896 in eene schuld, rentende 3 pCt. Aan die som moet nog worden toegevoegd de ge schatte waarde van het terrein, waarop het gebouw is geplaatst. Raar de koopwaarde van omliggende terreinen moet hiervoor evenals vroeger eene som van f 50.000 in reke ning worden gebracht, zoodat een en ander een kapitaal vertegenwoordigt van ruim f 260.000. I11 verband met het tweeledige doel, waarvoor het ge bouw is ingericht, kan worden aangenomen, dat de rente en aflossing van de helft van genoemd kapitaal uit de opbrengst der beursrechten moet worden teruggevonden. De opbrengst dezer rechten en de uitgaven voor de inning daarvan, benevens de kosten van onderhoud, ver lichting en verwarming enz. sedert 1881 (het beurs- en waaggebouw werd 24 Sept. 1880 in gebruik genomen), liiken uit den hierna volgenden STAAT. Opbrengst der Beursrechten. U I T GAVER. de jaarwedde TT inning van de rechten en kosten van verwarming beursmeester. van onderhoud. dek lokalen. helft der kosten de rente van de helft van het stichtingskapitaal. TOTAAL. (Kolommen 2-5). 1881 1882 1883 1884 1885 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 Gemiddeld 4527 26 5005 25 4327 15 4081 70 4059 15 4029 40 4164 421 3963 05 4193 99 4050 45 4029 17 4068 40 4148 271 3832 37$ 3744 274 3710 82$ 3572 2!)" 3437 39 343897$ 356245 3638 97 3740 64 95 95 456 61 530 14 f 87325 3969 329 763 910 945 961 208 151 209 351 518 399 269 345 448 438 631 591 427 445 20 41 16 33 49 52 82 65 74 63 08 74 25 11 IN 01 79 71 11 309 54 189 24 717 65 141 85 278 21 322 01 323 92 703,12$ 406 04 373 09$ 535 98 549 59$ 354 19 296 16 452 17$ 547 66 459 57 461 85 774 67 643 35$ 598 40 559 72$ 86 35 f 10428 63 474 03 f 9998 454 l 200 200] 200 200 200 200 200, 200 200 200 200 200 200 200 300 300 300 300 300 300 300 300 5200 236 36 5850! 5850; 5850]- 5850 5850j 5850 4550 4550 4550 4550 4550 4550 4550 4550 4550 4550 3900 3900 3900 3900 3900 3900 f f 104000 4727 27 6455 49 6695 85 729779 6521 05 7091 [62 7282] 17 601925 6414,61$ 5364|56 5274 91$ 5495 63 5651 33$ 5622 82 5445 24 5571 91$ 5742 91 5107|68 5100 03 5605 68 5226 5204 f 129626 5892 11 83/ 64 12 Uit dit overzicht blijkt, dat tot nu toe de uitgaven niet door de opbrengst der rechten konden worden ge dekt en dat er alzoo van eenige aflossing uit die op brengst geen sprake is geweest. Laat men die buiten rekening, dan moet in de eerst volgende jaren nog uit de opbrengst van de beursrechten worden voorzien i 11 de volgende uitgaven, als rentevan de helft van het hiervoren gespecificeerde kapitaal der stichting van liet gebouw, bedragende ruim f 260,000.berekend naar 3 ten bonderd in het jaar ad f 3900.— het gemiddeld bedrag der uitgaven voor onderhoud- 474.03 alsvoren der kosten van de inning der rechten en van verlichting en verwarming - 454.46 Transporteeren 4828.49 Transport jaarwedde van den beursmeester f 4828.49 - 300.— Maakt samen f 5128.49 tegenover eene gemiddelde opbrengst der beursrechten, ad f 3969.35, terwijl, blijkens vorenstaand overzicht de ontvangsten zeer waarschijnlijk in de eerste jaren niet meer dan plm. f 3700.zullen bedragen. Uit een en ander blijkt voldoende, dat de rechten in verhouding tot de uitgaven zeer matig zijn gesteld. De ontwerp-verordening op de invordering is gelijk luidend aan de bestaande met deze wijziging, dat in de laatste alinea van art. 3 ook aan den persoon, die vol e-ens de laatste alinea van art. 2 het entreegeld kan innen, de bevoegdheid wordt verleend de abonnemeutsquitantiën te vorderen. vertooning van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1903 | | pagina 46