14 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. directeur, een bureau, een laboratorium, een keurlokaal voor ingevoerde vleeschwaren, een wachtlokaal voor de kommiezen (misschien ook een kantoor voor den subontvanger voor het geslacht), terwijl eene bovenwo ning beschikbaar kan blijven voor den halmeester of opzichter. Woningen. Op het terrein is noodig eene directeurswoning. Aanbeveling verdient, dat het verdere personeel, met uitzondering van den halmeester of opzichter, die op het terrein dient te wonen, in elk geval woont in de nabijheid van het abattoir. Met het vorenstaande vertrouwen wij een voldoend overzicht te hebben gegeven van den bouw en de inrichting van een algemeen slachthuis, zooals in hoofdzaken ook te Leeuwarden zou moeten verrijzen, indien de Raad daartoe mocht besluiten. Het zal intusschen wel geen betoog behoeven, dat in dit geval de directeur der gemeentewerken, liefst in gezelschap van den districts- of gemeenteveearts, nogmaals een of meer abattoirs bezoekt, om zich van alle details volkomen op de hoogte te stellen, ten einde in staat te zijn nauwkeurige en uitvoerige plans en teekeningen te kunnen doen samenstellen met eene zoo nauwkeurig mogelijke begrooting van kosten van opbouw en inrichting. Wat dit laatste betreft, meenen wij nu reeds in staat te zijn eene globale opgave te kunnen doen, ook van de vermoedelijke jaarlijksche ontvangsten en uitgaven van een hier eventueel op te richten abattoir. Te Maastricht, met ongeveer 35,000 inwoners, hebben de kosten van bouw en inrichting bedragen 280,442.46®, terwijl de waarde van het terrein is bepaald op 40,481.25. Te Leiden, met ongeveer 56,000 inwoners, was, toen wij inlichtingen vroegen, de bouw nog niet af- geloopen. De kosten van stichting en inrichting werden geraamd op 439,000. De waarde van het terrein is geschat op f 10,000. Te Utrecht, met ongeveer 110,000 inwoners, werd voor stichting en inrichting betaald f 607,423de waarde van het terrein werd bepaald op 57,919.— Te Groningen, met ongeveer 70,000 inwoners, be droegen de kosten van bouw en inrichting omstreeks f 430,316.terwijl voor het terrein werd betaald f 30,000. De kosten van stichting en oprichting en latere verbeteringen bedroegen te Roermond, met ongeveer 13,000 inwoners, 150,000, en de waarde van het het terrein f 5,000. Te Nijmegen, met ongeveer 47,000 inwoners, werd voor stichtings- en inrichtingskosten betaald 320,000. Het terrein was eigendom van de gemeente en had, om zijne ligging, geen waarde van beteekenis. Voor het abattoir te Haarlem, met ongeveer 68,000 inwoners, wordt voor stichtings- en inrichtingskosten geraamd 320,000 en voor het terrein 10,000. Wanneer men de vorenstaande cijfers voor kosten van opbouw en inrichting deelt door het cijfer der bevolking, dan komt men tot een gemiddeld bedrag per inwoner van 7. Yoor Leeuwarden, met ongeveer 34,000 inwoners, zouden dan de kosten van op- en inrichting geraamd kunnen worden op f 238,000. Natuurlijk is bij de oprichting van elk abattoir ge rekend op toeneming van bevolking. Waar dus voor Leeuwarden als maatstaf van berekening is genomen 34,000 inwoners, is ook reeds gerekend op toeneming. Zoo is de bevolking van Nijmegen 47,000, doch er is een abattoir gebouwd voor 60,000 inwoners en dat heeft gekost f 320,000. Intusschen zijn in den laatsten tijd bouwmaterialen en arbeidsloonen gestegen, zoodat de op- en inrich tingskosten voor Leeuwarden zeker niet lager mogen worden geraamd dan 260,000. Stel, dat er dadelijk gerekend moet worden op oen abattoir voor 40.000 inwoners, dan zou, naar de liier- voren vermelde opgave van Osthoff, een terrein be- noodigd zijn van 0.30 M' X 40,000 12,000 Ma. Wenschelijk schijnt het echter te kunnen beschikken over een terrein van 15,000 Ms. De prijs per M2. stellende op 1.50, dan zou daar voor betaald moeten worden 22.500. Het schijnt hier de geschikte plaats om te herin neren aan het in de raadsvergadering van 13 Januari j.l. behandelde voorstel van burgemeester en wet houders tot aankoop van een perceel land, ten ka daster bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 1014 aan den Harlinger trekweg. Voor een abattoir is dit terrein uiterst geschikt. Het voldoet aan alle eischen, die daarvoor gesteld kunnen worden. Het is gelegen buiten de bebouwde kom der ge meente. Het is gelegen in de nabijheid der veemarkt. Het is gelegen in de nabijheid van het spoorweg station. Het is gelegen aan het openbaar vaarwater. Het biedt gelegenheid aan voor afwatering. Het kan door een ruimen toegangsweg worden be reikt en de vorm is zeer geschikt. Het terrein kan in rechtstreeksche verbinding ge bracht worden met de tramlijn en wanneer er in het abattoir ook voor export geslacht mocht worden, zal directe aansluiting aan den Staatspoor kunnen worden verkregen, zooals blijkt uit de volgende correspon dentie. Den 7 Februari j.l. schreven wij aan den Directeur- Generaal der Maatschappij tot Explotatie der Staat- spoorwegen te Utrecht het volgende „De Raad dezer gemeente stelde in zijne vergade ring d.d. 9 Juli 1898 de voorwaarden vast, waaronder concessie werd verleend aan de Nederlandsche Tram wegmaatschappij tot aanleg en exploitatie van een stoomtramweg o. m. in verbinding met het station aan den Staatspoorweg. „Artikel 24 dier voorwaarden luidt „De wijdte der sporen moet die van normaal spoor „wezen, terwijl de inrichting en aanleg zoodanig moo- „ten zijn, dat op het station van den Staatsspoorweg aan- „gekomen goederenwagens, direct, dus zonder over lading, over den weg kunnen worden vervoerd en „tevens, dat beladen wagens zonder veel oponthoud „langs den tramweg kunnen doorrijden op het Staats spoor." „Aan deze voorwaarde is door den concessionaris voldaan, doch tot dusverre heeft, voor zoover ons bekend, nog geen vervoer van goederenwagens van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen over de tramlijnen plaats gehad". „Voor de eventueele stichting van een abattoir in deze gemeente is het oog gevestigd op een aan den tramweg gelegen terrein en in verband hiermede is het voor ons van groot belang te weten, of het vleesch, dat aldaar zal worden geslacht, zonder overlading, van het abattoir over de tramlijnen en verder langs de spoorlijnen zal kunnen worden vervoerd. „Wij hebben derhalve de eer U beleefd te ver zoeken ons te willen mededeelen, of tusschen Uwe Maatschappij en de Nederlandsche Tramwegmaat schappij eene regeling is getroffen, of in uitzicht kan worden gesteld, die den waarborg geeft, dat het van het abattoir te vervoeren vleesch, dat naar elders moet worden geëxporteerd, aan het station van den Staats spoorweg niet zal behoeven te worden overgeladen". Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1903. 15 Wij ontvingen daarop bij schrijven van den 14 Februari j.l. van den Directeur-Generaal het volgende antwoord „In antwoord op het nevensaangehaald schrijven hebben wij de eer mede te deelen, dat tusschen onze Maatschappij en de Nederlandsche Tramwegmaat schappij eene zoodanige regeling bestaat, als door uw college bedoeld." „Daarbij is o.a. bepaald, dat, indien en voor zooverre de lijnen der Nederl. Tramwegmaatschappij daartoe naar het oordeel van onze Maatschappij geschikt zijn, goederen te laden aan magazijnen, fabrieken, opslag plaatsen enz., gelegen aan de lijnen der Ned. Tram wegmaatschappij in de stad Leeuwarden en bestemd om over een of meer lijnen van onze Maatschappij te worden vervoerd, zonder overlading in S. S.-wagens, voor zooverre die beschikbaar zijn, kunnen worden vervoerd." „De S.S.-wagens worden voor dit doel op het station Leeuwarden aan de Ned. Tramwegmaatschappij op haar aanvraag overgegeven, die voor het vervoer op hare lijnen zorg te dragen heeft." „De doorzending zonder overlading van af ons station te Leeuwarden geschiedt, wanneer de belading der wagens aan de bepalingen voldoet, die daaromtrent bestaan." Wij meenden naar aanleiding van dit antwoord, bij missive van 24 Februari j.l. nog het volgend schrij ven aan den heer Directeur-Generaal te moeten richten: „Naar aanleiding van uw in margine aangehaald schrijven hebben wij de eer U te verzoeken, ons alsnog te willen mededeelen, of en in hoeverre het gedeelte der lijn van de Nederlandsche Tramwegmaatschappij, gelegen tusschen het spoorwegstation alhier en het op bijgaande situatieteekening aangegeven perceel no. 1014 van Sectie D, naar het oordeel van mve Maat schappij geschikt is, om daarover goederen, te laden van een eventueel op dat perceel te stichten abattoir en bestemd om over een of meer lijnen Uwer Maat schappij te worden vervoerd, zonder overlading, in Staatsspoorwegwagens te doen vervoeren." Het antwoord op dat schrijven luidt als volgt: Utrecht, den 20 Mei 1903. „Naar aanleiding van het nevensaangehaalde, en als vervolg op ons schrijven van den 14 Februari j.l. hebben wij de eer uw college mede te deelen, dat er geen bezwaar bestaat om voor het, op de met uw schrijven van 24 Februari j.l. no. 98/261 overgelegde teekening, aangeduide gedeelte van den Nederland- schen tramweg, dezelfde regeling en bepalingen voor het overgaan van wagens toe te passen als bedoeld in ons boven aangehaald schrijven, mits spoor- en groefwijdte in de bogen, naar het oordeel onzer Maat schappij, gewijzigd en geschikt gemaakt worden om door normale spoorwegwagens te kunnen worden ge bruikt". De Directeur-Generaal (get.) ENGERINGH, Loco Dir. Gen. Naar aanleiding van deze correspondentie richtte de directeur der Nederlandsche Tramwegmaatschappij onder dagteekening van 4 Juni j.l. no. 2611, aan ons het volgend schrijven „Door dezen heb ik de eer uw geacht college beleefd mede te deelen, dat het ter voldoening aan het bepaalde in art. 24 der voorwaarden, vastgesteld bij het besluit van den Raad uwer gemeente d.d. 9 Juli 1898, no. 15, ten behoeve van het transport van normaal spoorwegmateriëel over de lijnen mijner maat schappij noodig zal zijn in de bogen, welke in den openbaren weg zijn gelegen, den afstand tusschen de rails onderling te vergrooten en den afstand tusschen rails en contrarails te brengen van 45 mM. op 67 mM." „Aangenaam zal het mij zijn te mogen vernemen, dat hiertegen uwerzijds geen bezwaar bestaat." Bij extract uit de notulen van 13 Juni j.l. no. 3 is den directeur te kennen gegeven, dat bij ons geen bezwaar bestaat tegen de voorgestelde vergrooting. De spoor- en groefwijdte in de bogen is naar eisch gewijzigd. Het is dus zeker, dat bedoeld terrein in rechtstreek sche verbinding kan worden gebracht met het staats spoor. Wij gelooven dan ook, dat er alles voor te zeggen is om dit terrein aan te koopen zoowel uit het oog punt van een abattoir in het algemeen, als uit dat van het slachten voor export in het bijzonder. Het terrein is groot 3.66.70 H.A. en nu zou wel is waar voor een abattoir met de halve grootte kunnen worden volstaan, doch als men meester is van het geheele terrein, dan voorkomt men huizenbouw in de onmiddellijke nabijheid. Van evengemelde grootte zou nagenoeg 6 ponde- maat voor weiland overblijven. Thans wordt eene huur betaald van 60 per pondemaat, bedragende alzoo voor 6 pondemaat f 360, maar de vraag is, of die weide niet nog productiever kon worden gemaakt door die vanwege de gemeente te exploiteeren. Er zou een weidegeld kunnen worden vastgesteld, dat door de administratie van het abattoir, die ook toe zicht op het land zou kunnen houden, kon worden geind. Er zou mest in overvloed zijn om het land goed te kunnen onderhouden. Allicht zou dan jaarlijks 600 a 700 uit het land kunnen worden gemaakt, zoodat, indien de gemeente voor die 6 pondemaat 17,500 betaalde, nog eene rente van 3 a 4 percent kon worden gemaakt. Waar nu bedoeld stuk weiland zoo in alle op zichten geschikt is voor het doel, meenen wij, dat de gevraagde prijs van f 40,000 geen reden mag zijn om niet tot den aankoop over te gaan, te minder omdat het abattoir in rekening kan worden gebracht 1.50 per Mk, welke prijs voor bouwterrein daar ter plaatse niet te hoog kan worden genoemd en de gemeente, zooals is aangetoond, voor het overschie tende terrein ongetwijfeld nog eene behoorlijke rente zal kunnen maken. Naar wij meenen op goede gronden, hebben wij de de kosten van op- en inrichting van een abattoir te Leeuwarden geraamd op 260,000 en zouden wij voor bouwterrein willen uittrekken 22,500 voor eene oppervlakte van 15,000 M*. Te zamen zou dit uitmaken eene som van 282,500. Aannemende, dat het eerste jaar de aan de gemeente verschuldigde rente uit het kapitaal zou moeten worden vergoed en eene 31/, leening tegen den koers van 98% kan worden geplaatst, dan zou in eene ronde som eene leening van f 300,000 ten behoeve van het abattoir moeten worden aangegaan. Wij hebben thans de vraag te beantwoorden, of verwacht kan worden, dat ook hier de jaarlijksche kosten van exploitatie, met inbegrip van het oprich tingskapitaal, gedekt zullen worden door de jaarlijksche ontvangsten. Buiten rente en aflossing van het oprichtingskapitaal bedragen de jaarlijksche exploitatiekosten te Maastricht ongeveer 17,000. Utrecht 39,000.— Groningen 33,000. Roermond 11,000. Nijmegen 20,000.— Deze uitgaven bedragen ruim 6.5 van de op richtingskosten, buiten de waarde van het terrein. In het algemeen slachthuis te Groningen, dat zeker niet gunstig gelegen is, zijn in 1901 voor export geslacht477 runderen, 2305 kalveren, 2681 schapen, 576 nuchtere kalveren en 246 varkens.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1903 | | pagina 54