OVERZICHT van de $QV/Q(IQ uita-de jaten OPMERKINGEN. STAAT D. 1901 en 1881. Opbrengst der opcenten op de personeele belasting en uitkeering van het 4/5 der rijks personeele belasting. Yoor liet jaar 1881 werden gelieven 80 opcenten. De hoofdsom van dat jaar bedroeg 97,814. Voor 1886 was de hoofdsom iets lager, doch in 1891, toen 40 opcenten werden geheven, was zij geklommen tot 99,172.39, terwijl zij in 1896, toen het getal op centen gelijk bleef, weer daalde tot 96,542.- De gemiddelde hoofdsom kan over de jaren 1881 tot en met 1896 gesteld worden op ƒ97,000.maakt met de 20 rijksopcenten 116,400.waarvan het is 93,120.Het aandeel der gemeente in de kwade j posten in dit bedrag kan gesteld worden op 2400. blijft een zuiver bedrag van 90,720.Daar aan de gemeente als gefixeerd bedrag werd uitgekeerd ƒ90,761.151 (zie den algemeenen staat van ontvangsten), zoo volgt liieruit, dat de fixeering van hetV 5 geen nadeel aan de gemeente heeft berokkend. Door de nieuwe wet op de personeele belasting, die met 1897 is ingevoerd, bedroeg de hoofdsom over 1901 84,780.46. Om het in de laatste jaren ontvangen bedrag aan opcenten weer te kunnen verkrijgen, zou eene heffing van 45 a 46 opcenten noodig zijn geweest. De middelen eischten echter versterking; daarom worden nu van 5070 opcenten geheven, die in 1901 opbrachten 53,456.74. Daar, zooals gezegd is, de hoofdsom over 1901 bedroeg 84,780.46, zijn gemiddeld geheven 63 j opcenten. Hoofdelijke omslag. De percentage bedroeg: in 1881, 3.52; in 1886,3.95; in 1891, 4.3; in 1896, 5.82 en in 1901, 5. Volgens den algemeenen staat van ontvangsten is de opbrengst geweest: in 1881, na afrrek van de terug gaven ad ƒ1428.— (zie den algemeenen staat der uitga ven) 146,450.21; in 1886 170,155.44$in 1891 178,851.66); in 1896 212,805.46) en in 1901 204,923.21). Bijgevolg heeft het zuiver belastbaar inkomen be dragen in 1881 ƒ4,160,520.in 1886 ƒ4,307,732. in 1891 4,159,341.— in 1896 4,000,103.— en in 1901 4,098,465.—. Vat liet laatste jaar betreft moet worden opgemerkt, dat slechts 99 van de aanslagen is ingevorderd, zoo- dat het werkelijk zuiver belastbaar inkomen is geweest ƒ4,139,863.—. B{j raadsbesluit van 9 September 1890 werd het on belastbaar bedrag van het inkomen met 100 ver hoogd en werden nog enkele andere wjjzigingen in het heffingsbesluit aangebracht. A olgens de memorie van toelichting verminderde daarmede het belastbaar inkomen met ongeveer ƒ146,000.Voor eene vergelijking zal dit bedrag getrokken moeten worden bij liet belastbaar in komen over 1891, 1896 en 1901. Voor 1901 zou dan het belastbaar inkomen gesteld kun nen worden op 4,285,863.,voor 1896 op 4,146,100. en voor 1891 op ƒ4,305,34.1. Uit vorenstaande opgaven blijkt, dat het belastbaar inkomen in 1881 bedroeg 4,160,520.en voor 1901 gesteld kan worden op 4,285,863.derhalve in 21 jaren slechts eene vermeerdering van ƒ125.343. Pacht van terreinen voor het plaatsen van caroussels enz. In den laatsten tijd worden deze terreinen gedurende de kermis verpacht, wat goede resultaten geeft. Vroeger werd van die inrichtingen de gewone belasting geheven, waarvan zij nu zijn vrijgesteld. Vandaar dat de opbrengst der belasting op tooneelvertooningen nu minder is dan vroeger. Opbrengst der exploitatie van de gasfabriek. Ten aanzien van het verschil in de opbrengt der gas fabriek valt op te merken, dat het minder bedrag niet als achteruitgang kan worden beschouwd. Men heeft hier te doen met eene industrieel© onderneming, die uit den aard der zaak met elk jaar een verschillend over schot aanwijst, in 1896 was het overschot ƒ30,841.431, in 1891 f 20,923.74), in 1886 47,394.04). Het gemiddeld overschot is de 5 jaren, die in den algemeenen staat der ontvangsten en uitgaven voor komen, geweest 31,436.34. Volgens de nadere regeling van do finaucieele ver houding der gasfabriek tot de gemeente, die met 1 Januari 1903 in werking is getreden, zal op dergelijke belangrijke overschotten niet meer kunnen worden ge rekend. Onder de ontvangpostInteressen van uitgezette ka pitalen" is voor 1901 begrepen eene som van 32,895.09) als rente voor kapitalen, aan de gasfabriek verstrekt. Die post zal vervallen en vervangen worden door eene uitkeering in verband met de lengte van liet buizennet, waarvoor op de gemeentebegrooting voor 1903 is ge raamd ƒ27,300.voorts is voor aflossing van schuld op die begrooting gebracht 4,212.50 en voor rente ƒ5,897.50, te zamen ƒ37.410..Mocht de rekening dei- gasfabriek een overschot aanwijzen, dan wordt dat aan gewend tot buitengewone aflossing van de schuld dei- fabriek, en in zoover steunt dit overschot de gemeente begrooting. Opbrengst van de gemeente-reiniging. De enorme achteruitgang is te wijten aan de daling der prijzen van de compost en de ier. liet is zeer twijfelachtig, of die opbrengst weer iets van beteckenis zal toenemen, daar liet gebruiken van kunstmest meer en meer schijnt toe te nemen. 1 it den staat blijkt, dat de meerdere ontvangst in 1901, vergeleken met 1881, hoofdzakelijk is moeten worden verkregen door verhoogiug van de opcenten op het personeel en de percentage van den hoofdelijken omslag. Toegenomen is de opbrengst der volgende middelen Opcenten op de grondbelasting met. 5,758.12 Pacht van de terreinen voor caroussels enz., na aftrek van de mindere op brengt der belasting op tooneelver- tooningen met- 2,837.99 Vermeerdering der hondenbelasting met - 66.50 Rechten en loonen met- 3,915.64.) Vergunningsrecht met- 8,986.30 Baten en opkomsten van gemeente-eigen dommen met- 8,348.35.) Uitkeering volgens de wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad no. 156) met - 22,749.31) Totaal 52,662.22 Daar staat tegenover eene vermindering van de ontvangsten van verschillenden aard (die der gasfabriek buiten bereke ning latende) van20,634.18 Het overschot bedraagt dan nog. 32,028.04) Om echter in de gestegen uitgaven te kunnen voor zien was het nog noodig, in 1901 bijna 84,000. meer aan gewone belasting (opcenten op het personeel en hoofdelijken omslag) te heffen dan in 1881.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1903 | | pagina 63