Bijlage 3 O. O. Aan den Raad.
4
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904.
Art. 15.
Met het in werking treden dezer verordening vervalt
de verordening tot regeling der jaarwedden en der ver
dere belooningen van de onderwijzers aan de scholen van
openbaar lager onderwijs te Leeuwarden, vastgesteld bij
Raadsbesluit dd. 28 September 1897 en goedgekeurd bij
besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland dd. 21
October d a.v. no. 61, aangevuld bij Raadsbesluit dd. 28
Maart 1899, goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde
Staten van Friesland dd. 6 April d.a.v. no. 46.
Art. 15.
Met het in werking treden dezer verordening vervalt
de verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere
inkomsten van het onderwijzend personeel aan de scholen
van Openbaar Lager Onderwijs te Leeuwarden, vastge
steld bij raadsbesluit van 12 November 1901, goedgekeurd
bij besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland dd. 12
December d. a. v. No. 49.
Be Baad voornoemd.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Nevensgaand ontwerp brengt in de sedert 1 Januari 1902 bestaande regeling van de onderwijzersjaarweddeil
voor de scholen der eerste, tweede en derde klasse geen verandering (behoudens alléén het bepaalde bij artikel 8.)
Die regeling vereischt slechts aanvulling met het oog op de aanstaande opening van de nieuwe school der
vierde klasse (Gemeenteschool no. 12). Wellicht had dus kunnen worden volstaan met de aanbieding van een aan-
vullingsontwerp maar, waar alle Lager Onderwijsverordeningen, in verband met de oprichting der nieuwe school,
worden herzien en opnieuw vastgesteld, scheen het aanbeveling te verdienen ten aanzien der onderwerpelijke hierop
geen uitzondering te maken.
Bij de beoordeeling van de vraag, welke jaarwedden voor het hoofd en het verder onderwijzend personeel aan school
no. 12 dienden te worden bepaald, is rekening gehouden met de meermalen door den Raad uitgesproken bedoeling,
om die inrichting aan hooge eischen te doen beantwoorden. Zal dit oogmerk worden bereikt, dan is het in de
eerste plaats noodig, dat men in de gelegenheid zij aan de school superieure onderwijskrachten te verbinden niet
alléén, maar ook die geruimen tijd voor de school te kunnen behouden. Daartoe moeten niet slechts de aanvangs-
tractementen vrij hoog worden gesteld, maar ook de periodieke verhoogingen niet te lang op zich laten wachten.
Het ontwerp meent het beoogde doel te kunnen bereiken, door de jaarwedde te bepalen voor het hoofd der school op 500
boven het gewone bedrag of op ƒ1700 ƒ2000, het maximum te bereiken bij twaalfjarigen diensttijd als hoofd
eener school artikel 1), en voor de onderwijzers van bijstand op 900 1200, het maximum te berei
ken bij vijftienjarigen diensttijd als zoodanig of op in den regel circa 35 jarigen leeftijd [art. 3).
Komen bij laatstbedoelde jaarwedden een of meer der toelagen, bedoeld in artikel 5, dan kunnen de onderwijzers
op eene bezoldiging rekenen, die hen niet gedurig doet uitzien naar eene positie op plaatsen, waar de finantieele
vooruitzichten voor onderwijzers van het gehalte, dat men aan de school wenscht, beter zijn.
De voorgestelde jaarwedden zijn zeker niet onaanzienlijk, maar blijven toch aanmerkelijk beneden de bedragen, die
hadden moeten worden uitgeloofd, als het vroegere denkbeeld om de Burgerdagschool door eene Iioogere Burgerschool
met driejarigen cursus te doen vervangen, ware verwezenlijkt geworden.
Artikel 8. Bij de behandeling van adressen der onderwijzeressen in de handwerken om verhooging harer jaar
wedden in de raadszitting van 20 October 1903, is medegegaan met het praeadvies, opgenomen in Bijlage no. 29
van dat jaar, waarbij belooningen werden voorgesteld, in verband met het getal wekelijksche lesuren en den omvang
van het handwerkonderwijs aan de onderscheiden scholen.
Yan de herziening der verordening wordt gebruik gemaakt, om dit stelsel van salarieering daarin op te nemen
en voor de jaarwedden de bedragen vast te stellen, nagenoeg overeenkomende met die, waarop zij bij het aange
haalde raadsbesluit worden gesteld.
Titularessen, die, volgens de voorgestelde bepaling, minder dan thans zouden genieten, vallen onder het 3e lid vail
artikel 14.
Artikel 11. Al zal het zelden voorkomen, dat aan de school der vierde klasse een tijdelijk onderwijzer moet
worden benoemd, dient toch voor tijdelijke waarneming bij de verordening (vgl. het raadsbesluit van 28 Maart 1899)
.een bedrag te worden vastgesteld. De aanvangsjaarwedde der vaste onderwijzers schijnt hiervoor in aanmerking
te komen.
Artikel 14. Yoor het voorgestelde bij het tweede lid wordt verwezen naar het voorstel van Burgemeester en
Wethouders dd. 12' Januari 1904 tot overplaatsing van den heer Th. Boersma naar de school der vierde klasse.
Stoomdruk, N. MIEDEMA Co., Leeuwarden.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904.
1
Mijne Heeren!
Wij hebben de eer U hiernevens ter vaststelling aan te bieden het ontwerp eener nieuwe verordening ter
uitvoering van de verordening tot regeling van het openbaar lager onderwijs in de gemeente.
Dit ontwerp, dat is opgemaakt in overleg met de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, is vergezeld
van eene Memorie van Toelichting, waarin de gronden voor de voorgestelde nieuwe bepalingen, voor zooveel noodig,
zijn uiteengezet.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
Leeuwarden, 29 Maart 1904. A. RÖELL, Burgemeester.
P. A. BERGSMA, Secretaris.
Bestaande verordening.
Art. 1.
Om op de scholen der le, 2e en 3e klasse te worden
toegelaten, moeten de kinderen den leeftijd van zes jaren
hebben bereikt.
Kinderen, die binnen de eerstvolgende drie maanden
en, wat de school der eerste klasse voor jongens betreft,
die in den loop van het kalenderjaar na de in .het vol
gende artikel bepaalde tijdstippen dien leeftijd zullen heb
ben bereikt, kunnen, onder goedkeuring van de commissie
van toezicht op het lager onderwijs, mede worden toegelaten.
Art. 2.
Het leerjaar begint: voor de scholen der le klasse en
2e klasse a den Dinsdag, volgende op het einde der zomer-
vacantie voor de scholen der 2e klasse b en der 3e klassse
den eersten Maandag in de maand Mei.
Zij, die de kinderen verlangen te hebben toegelaten,
doen daartoe aangifte aan de commissie van toezicht op
het lager onderwijs, in het voor hare vergaderingen be
stemde lokaal, voor de scholen der twee eerstgenoemde
klassen in de maand Juni, voor de andere scholen in de
maand Maart, op jaarlijks door de commissie vast te stellen
en, door middel van een of meer dagbladen, tijdig bekend
te maken dagen en uren.
Bij de aangifte voor de scholen der 2e klasse b en der
3e klasse kan worden opgegeven de school, waar de be
langhebbenden de kinderen bij voorkeur wenschen te zien
geplaatst.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden
overwegende, dat, in verband met zijn besluit van 25 Fe
bruari 1902tot oprichting eener nieuwe dagschool voor
voortgezet lager onderwijs en met de bij zijn besluit van 23
Februari 1904 vastgestelde verordening tot regeling van
het openbaar lager onderwijs in de gemeente, waarmede
Heeren Gedeputeerde Staten van Friesland zich, blijkens
resolutie d.d. 17 Maart, 2e afd. no. 72 hebben vereenigd, de
verordening tot uitvoering van de nieuwe regeling van
het openbaar lager onderwijs in de gemeente, opnieuw
vastgesteld bij raadsbesluit van 16 Maart 1889 (Gemeen
teblad no. 5) en gewijzigd bij raadsbesluiten van 4 Sep
tember 1894 (Gemeenteblad no. 16), 23 Januari 1896
(Gemeenteblad no. 3), 26 Januari 1897 (Gemeenteblad no.
5), 26 April 1898 (Gemeenteblad no. 8), 23 Mei 1899
(Gemeenteblad no. 10) en 22 Juli 1902 (Gemeenteblad
no. 13) herziening behoeft;
Besluit
vast te stellen de navolgende
VERORDENING ter uitvoering van de verorde
ning tot regeling van het Openbaar Lager
Onderwijs in de gemeente.
Art. 1.
Om op de scholen der eerste, der tweede en der derde
klasse te worden toegelaten, moeten de kinderen den leeftijd
van zes, om op de school der vierde klasse te worden
toegelaten, dien van twaalf jaren hebben bereikt.
Kinderen, die binnen de eerstvolgende drie maanden
en, wat de scholen der eerste klasse betreft, die in den
loop van het kalenderjaar na de in het volgende artikel
bepaalde tijdstippen dien leeftijd zullen hebben bereikt,
kunnen, onder goedkeuring van de commissie van toezicht
op het lager onderwijs, mede worden toegelaten.
Art. 2.
Het schooljaar begintvoor de scholen der eerste klasse
den Dinsdag, volgende op het einde der zomervacantie;
voor de scholen der tweede, der derde en der vierde
klasse den eersten Maandag in de maand Mei.
Zij, die kinderen verlangen te hebben toegelaten, doen
daartoe aangifte bij de commissie van toezicht op het
lager onderwijs, in het voor hare vergaderingen bestemde
lokaal, voor de scholen der eerste klasse in de maand
Juni, voor de andere scholen in de maand Maart, op
jaarlijks door de commissie vast te stellen en, door middel
van een of meer dagbladen, tijdig bekend te maken dagen
en uren.
Bij de aangifte voor de scholen der 2e klasse b en
der 3e klasse kan worden opgegeven de school, waar de
belanghebbenden de kinderen bij voorkeur wenschen te
zien geplaatst.