Bijlage No, 10.
4
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904.
Art. 14. Art. 14.
Deze verordening treedt in werking op 1° Juli 1889. Deze verordening treedt in werking den len Augustus
Bij hare invoering zijn alle bestaande verordeningen 1904.
betreffende onderwerpen, bij deze verordening geregeld, Met dat tijdstip vervalt de verordening tot uitvoering
vervallen. van de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs
1 in de gemeente, opnieuw vastgesteld bij raadsbesluit van
16 Maart 1889 (Gemeenteblad no. 5) en gewijzigd bij
raadsbesluiten van 4 September 1894 (Gemeenteblad no.
j 16), 23 Januari 1896 (Gemeenteblad no. 3), 26 Januari
1897 (Gemeenteblad no. 5), 26 April 1898 (Gemeenteblad
j no. 8), 23 Mei 1899 (Gemeenteblad no. 10) en 22 Juli
1902 (Gemeenteblad no. 13).
Art. 13.
De bepalingen omtrent de sehooltucht en hetgeen tot
nadere regeling van het in deze verordening voorgeschre-
vene mocht noodig zijn, worden opgenomen in eene ver
ordening, binnen twee maanden na het in werking treden
dezer verordening vast te stellen door burgemeester en
wethouders, de commissie van toezicht op het lager onder
wijs en de hoofden der scholen gehoord.
Art. 15.
De bepalingen omtrent de sehooltucht en hetgeen tot
nadere regeling van het in deze verordening voorgeschre-
vene mocht noodig zijn, worden bij het inwerking treden
daarvan door burgemeester en wethouders hei zien en
opnieuw vastgesteld.
De Baad voornoemd.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
De algemeene strekking van bijgaand ontwerp, dat een noodzakelijk uitvloeisel is van de vaststelling der nieuwe
verordening tot regeling van het openbaar lager onderwijs in de gemeente (vgi. Hand. 1904, blz. 24—30) schijnt
geen toelichting te behoeven.
Ten aanzien van de artikelen wordt, voor zooveel deze toelichting schijnen te vereischen, hel volgende opgemerkt
In artikel 1 is een leeftijdsgrens opgenomen, om op de school der vierde klasse te worden toegelaten. Voorde
kinderen afkomstig van de scholen te dezer stede was dit niet bepaald noodig, de grens is echter gesteld met het
oog op de leerlingen uit andere gemeenten, die op de school worden verwacht.
Het bepaalde bij het tweede lid, thans evenzeer voor de school der eerste klasse voor meisjes als voor de jon
gensschool, houdt verband met het feit, dat de cursus aan school no. 3 thans ook over zeven leerjaren is verdeeld.
Artikel 2 stelt den aanvang van het schooljaar voor de school der vierde klasse op den eersten Maandag in
Mei. Deze school sluit toch onmiddellijk aan aan de scholen der tweede klasse b en der derde klasse, wier school
jaar evenzeer loopt van Mei tot Meiin verband hiermede wordt ook het begin van het schooljaar aan de school
der tweede klasse a op den eersten Maandag in Mei gesteld (vgl. Bijl. no. 7 v. 1902, blz. 2).
Het oude artikel 4 dient te vervallen, als zijnde in strijd met art. 16, 3e lid der wet tot regeling van het
Lager Onderwijs.
Het tweede lid van artikel 6 bevat eene bepaling, waarvan de ervaring de wenschelijkheid, in het belang van
on- en minvermogenden, heeft aangetoond.
Artikel 7. Het bestaande artikel is aangevuld met het beginsel, aangenomen bij punt V van het raadsbesluit
van 25 Februari 1902 (Hand. blz. 30 en 32), voor zooveel de scholen der tweede en der derde klasse betreft.
Een maximum van 30 leerlingen per lokaal is aan de scholen der eerste klasse in overeenstemming met de praktijk
en mag, buitengewone omstandigheden uitgezonderd, aan de school der vierde klasse zeker niet worden overschreden.
Do artikelen 10—12 komen in de plaats van het oude artikel 11. Zullen ingevolge het bepaalde bij die ar
tikelen, de getuigschriften aan de scholen der eerste klasse vervallen een maatregel, die met het oog op het
karakter dezer scholen, die niet voor eindonderwijs bestemd zijn, reeds geruimen tijd wenschelijk is voorgekomen
aan de scholen der tweede en der derde klasse blijven zij op den ouden voet gehandhaafd met dien verstande, dat
eene daarop geplaatste aanteekening den leerlingen, die de noodige bekwaamheid hebben verworven, den toegang
opent tot de school voor voortgezet onderwijs aan het einde van het zesde (hoogste voor de scholen dei-
tweede klasse b en der derde klasse) leerjaar. Alleen het bezit van zoodanig getuigschrift met aanteekening kan
aan de leerlingen dezer scholen dien toegang verschaffen zij kunnen zich niet onderwerpen aan het onderzoek,
bedoeld in het laatste lid van artikel 10, dat zich bepaald tot kinderen, afkomstig van scholen, wier leerplan niet
onmiddelijk aan dat van de scholen der vierde klasse aansluit.
Het diploma en de verklaringen, bedoeld in art. 11, dragen een eenigszins ander karakter dan de gewone
getuigschriften van artikel 10. Daarbij staan de gemaakte vorderingen op den voorgrond: zij worden alleen ge
geven aan hen, die met vrucht de geheele school der vierde klasse resp. een of twee leerjaren daarvan met vrucht
hebben doorloopen.
De tot dusverre gebruikelijke wijze van uitreiking der getuigschriften, waarop in ruimen kring prijs wordt
gesteld en die voor de scholen der tweede en der derde klasse gehandhaalfd blijft, wordt bij artikel 12 ook ten
aanzien van het einddiploma der dagschool voor voortgezet onderwijs ingevoerd.
Van de overige wijzigingen, in de bestaande verordening gebracht, schijnt toelichting overbodig; alleen kan
nog ter verduidelijking van die van artikel 15 (14 oud) worden medegedeeld, dat het ontwerp eener herziening
der verordening, houdende bepalingen van orde en tucht op de scholen van openbaar lager onderwijs (Gemeente
blad no. 9 van 1892) waarover door de Commissie van Toezicht tevens advies is uitgebracht, in bewerking is,
om gelijktijdig met dit ontwerp in werking te treden, terwijl ten slotte wordt opgemerkt, dat, om in deze verordening
het gebruik van het woord „klasse" in tweeërlei beteekenis te vermijden, telkens waar het in de beteekenis van
schoolklasse voorkwam, daarvoor het woord leerjaar is in de plaats gesteld, in verband waarmede dit woord telkens
door schooljaar is vervangen.
Stoomdruk, N. M1EDEMA Co., Leeuwarden.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. Bijl no, 10.
WIJZIGING (Ier instructie voor den directeur
der gasfabriek (gemeenteblad 1895 no. 8
en 1900 no. 22).
Aan den Raad.
Mijne Heer en
Onze aandacht is gevestigd geworden op de omstandigheiddat artikel 25 der instructie voor den directeur
der gasfabriek bij de algeheele herziening, die deze bij besluit van Uwe vergadering van 9 April 1895 (Ge
meenteblad no. 8) heeft ondergaan, zonder andere wijziging uit de bestaande instructie van 2 September 1865
is overgenomen, dan dat voortaan niet meer Burgemeester en Wethouders zelfstandig de vervanging van den directeur
bij diens ontstentenis zouden regelen, maar daartoe eerst op voorstel van de betrekkelijke raadscommissie zou
worden overgegaan.
Nu evenwel bij ïaadsbesluit van 10 Maart 1891 (Gemeenteblad no. 3 van dat jaar) in de formatie van het
personeel der fabriek ook een opzichter is opgenomen, ware tot ingrijpender verandering ten opzichte van de
vervanging van den diiecteur toenmaals reden geweest. De bedoeling heeft immers in 1891 voorgezeten en
wij mogen volstaan met te dien aanzien te verwijzen naar no. 5 van de bijlagen van 's raads handelingen
van dat jaar in dien opzichter aan de gasfabriek een ambtenaar te verbinden, die ten allen tijde "bij
ontstentenis van den directeur in diens plaats zou kunnen invallen. In dien gedachtengang werd door ons dan
ook in de instructie voor den opzichter de bepaling opgenomen, dat hij bij afwezigheid, ontstentenis of verhin
dering in des directeurs plaats zou treden.*)
Het komt derhalve wenschelijk voor ook voornoemd artikel hiermee in overeenstemming te brengenwaarvoor
bovendien nog andere redenen pleiten, die door l in de tot deze zaak betrekkelijke stukken, die wij hiernevens
overleggen zullen worden aangetroffen.
Onder verdere verwijzing daarnaarhebben wij mitsdien de eer U voor te stellen te besluiten art. 25 der
iusti actie voor den directeur der gasfabriek te Leeuwarden (Gemeenteblad 1895 no. 8, gewijzigd bij Gemeente
blad 1900 no. 22) te vervangen door het navolgende:
Bestaande verordening. ^rt' (uieuw)-
Art, 25. De directeur wordt bij ontstentenis, ongesteldheid,
afwezigheid of andere verhindering vervangen door den
Bij ziekte of ontstentenis van den directeur wordt
door de raadscommissie aan Burgemeester en Wethouders 00<? °P ze vei'vanging is de directeur ver
een voorstel gedaan tot het nemen dor noodige maatre- ,on °Pzlc"ter °P (\e hoogte te stellen van den gang
gelen, om do werkzaamheden geregeld te doen doorgaan. vaR z: 'n aan fabriek en van het bedrijf in zijn
vollen omvang.
Leeuwarden, 26 April 1904.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
J. TBOELSTRA, l.-Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Zie art. 5 zijner instructievastgesteld bij besluit
onzer vergadering van 8 April 1903 no. 8.