MEMORIE VAN TOELICHTING,
Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904.
Gelijk aan de bestaande verordening.
Idem.
Idem. Zie echter de aanteekening bij art. 8.
Gelijk aan de bestaande verordening.
Id., doch in plaats van burgemeester en wethouders
staat in de bestaande verordening de tvaaijcommissie.
De aanplakborden moeten door den huurder worden
geleverd.
De plaats voor het aanhechten der borden en van de
in gebruik te nemen muurvlakten, wordt door den waag-
meester aangewezen.
Art. 11.
Het recht van gebruik volgens de artt. 8, 9 en 10 is
geheel persoonlijk en mag niet duurzaam of tijdelijk aan
een ander worden overgedragen of afgestaan.
Indien dit plaats heeft, vervalt het recht van gebruik
onmiddellijk, buiten en behalve de bepalingen van art.
271 der gemeentewet.
Art. 12.
Het recht van gebruik volgens de artikelen 8, 9 en 10
eindigt in elk geval met het einde van het belastingjaar,
waarin het is ontstaan. In geen geval wordt restitutie
van betaalde rechten verleend.
Art. 18.
De rechten in artikel 2 vernield, zijn verschuldigd
door den eigenaar der ter waag gebrachte goederen of
door hem, die de weging hoeft verlangd. Zij zijn dade
lijk na de weging of verwerking der goederen invorder
baar.
De rechten, in art. 7 vermeld, zijn verschuldigd dooi
den eigenaar der boter, of die hem vervangt. Zij ziju
invorderbaar telkens na het eindigen van een tijdvak als
in gemeld artikel is bepaald.
Geene goederen mogen uit de waag worden weggevoerd,
zonder dat de daarvoor verschuldigde rechten zijn betaald.
Overtreding dezer bepaling wordt als ontduiking van
belasting beschouwd.
De rechten, in de artt. 8, 9 en 10 vastgesteld, zijn
verschuldigd door hen, die aanvrage om eene standplaats
of een aanplakbord of muurvlakte hebben gedaan. Zij
zijn dadelijk na de aanwijzing door den waagmeester voor
het volle bedrag invorderbaar.
Art. 14.
liet belastingjaar loopt van 1 Januari tot en met ul
timo December.
Art. 15.
Dit besluit treedt in werking den lsten Januari 1905.
VERORDENING op de invordering der
waayrechten.
Art. 1.
De invordering der waagrechten geschiedt door den
waagmeester.
Art. 2.
Ingeval van verschil over het bedrag der verschuldigde
rechten, is de schuldenaar niettemin verplicht, het dooi
den waagmeester gevorderde bedrag dadelijk te voldoen,
behoudens beroep op burgemeester en wethouders, die
ten deze in het hoogste ressort beslissen, en, indien zij
het beroep gegrond achten den waagmeester gelasten het
te veel gevorderde terug te betalen.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden1904. Ji'ljl.tlO15,
Art. 8.
Gelijk aan de bestaande verordening. waagrechten, die, om welke reden ook, niet aan
den waagmeester op diens vordering worden betaald,
worden ingevorderd overeenkomstig de voorschriften van
de artt. 258261 der gemeentewet.
Art. 4.
Deze verordening treedt in werking den lsten Janu
ari 1905.
Het besluit tot heffing van rechten aan de waag, vastgesteld den 5 September 1899 (Gem.blad no. 11 van
1900), is bij kon. besluit van 21 December 1899, no. 35, goedgekeurd tot den 1 Januari 1905.
Eene nieuwe verordening dient dus te worden vastgesteld.
Werden in de bestaande verordening, vergeleken met de vroegere, eenigc veranderingen, bet reebt betreffende,
aangebracht, sedert is niet gebleken, dat het noodig of wenschelijk is in die rechten opnieuw wijziging te brengen.
Ook naar het oordeel van den waagmeester, die daarover mondeling door ons is gehoord, kunnen de bestaande
heffingen onveranderd in de nieuwe verordening worden overgenomen.
Eene aanvulling is echter gewenscht. Op verzoek van de afdeeling Leeuwarden en Leeuwarderadeel van de
Eriesche .Maatschappij van Landbouw werd bij raadsbesluit van 23 December 1902 besloten tot wijziging van de
verordening, regelende het gebruik van de waag, in dien zin, dat deze ook zou kunnen worden aangewezen voor
markt van eieren.
Het gold hier eene proefneming, die, zoo als in de Memorie van Toelichting op ons voorstel tot herziening
van evengemelde verordening reeds is aangetoond, als gelukt mag worden beschouwd.
Terwijl reeds in 1903 werd aangevoerd 16,597 kilogram eieren, die bruto pl.m. /11,000 opbrachten, was de aan
voer van 1 Januari tot ultimo April van dit jaar reeds 15,840 kilogram. In de maanden Mei tot het einde van
1903 bedroeg de aanvoer 9,506 kilogram. Daar nu het verschil over de eerste vier maanden van beide jaren
meer dan het dubbele is (7092 kilogram in 1903 en 15,840 in 1904), mag worden aangenomen, dat van 1 Mei
tot bet einde dezes jaars de aanvoer ongeveer 18,000 kilogram zal bedragen. Mitsdien kan do totale aanvoer per
jaar worden geschat op 33,000 kilogram, vertegenwoordigende eene bruto opbrengst van pl.m. ƒ22,000.
Het komt ons dus billijk voor, dat voortaan voor het gebruik van de waag voor eierenmarkt eene retributie
wordt betaald.
De oppervlakte, die voor deze markt in beslag wordt genomen, bedraagt ongeveer 60 centiare en van de waag
wordt gewoonlijk gebruik gemaakt Donderdags-namiddags van 5 tot 9 uur, hoofdzakelijk voor het aanvoeren
en ontpakken der eieren; verder 's Vrijdags van 's voormiddags 7 tot 's namiddags 5 uur en 's Zaterdags van
voormiddags 9 tot 101 /2 uur, hoofdzakelijk voor liet opbergen van ledige kisten en andere werkzaamheden.
Het komt ons het meest geschikt voor dat liet recht wordt berekend in verhouding tot de ingenomen opper
vlakte, en verder overeenkomstig de bepalingen in art. 9 der ontwerp-verordeuing omschreven.
Daarzooals is medegedeeldniet alleen op den marktdag van de waag gebruik wordt gemaakt en, volgens
vermeld artikel, ook zal worden toegestaan, dat de ledige kisten en verdere benoodigdheden voor den eierenhandel
in de waag verblijven, wat voor de belanghebbenden gemak aanbrengt en bergloon uitspaart, meenen wij, dat liet
recht op 1,25 per centiare en per jaar kan worden gesteld.
Wordt de ingenomen oppervlakte als maatstaf genomen, dan hebben belanghebbenden het eenigszins in hunne
macht, bij verminderden aanvoer ook een mindere oppervlakte in beslag te nemen, terwijl deze maatstaf er toe
zal medewerken, dat niet meer oppervlakte dan noodig is, in gebruik wordt genomen, wat met het oog op het
gebruik van de waag in 't algemeen geen onverschillige zaak is.
Bij een recht van ƒ1,25 per centiare zal de jaarlijksche retributie ongeveer ƒ75 bedragen, wat bij een aanvoer
van ongeveer 33,000 kilogram eieren, vertegenwoordigende een waarde van /"22,000, niet te bezwarend schjjnt te
zijn, daar dan van elke 100 kilogram zal worden betaald nagenoeg 23 cent of, van elke 100 waarde 34 cent.
liet gebeurt eene enkele maal, dat iemand met oen mand met eieren de waag bezoekt en die daar tracht te ver
knopen. Wij meenen daarvoor een vast recht van 5 cent te moeten voorstellen.
Overigens zijn in de ontwerp-verordeuing alleen nog wijzigingen aangebracht, die in verband staan met de voor
gestelde opheffing der waagcommissie en zijn aan art. 4 de woorden toegevoegd „en evenmin op de aangevoerde
eieren."
Meenen wij met deze toelichtingen te kunnen volstaan, zoo rest ons nog, met het oog op art 254 der gemeen
tewet, aan te toonen, dat de gezamenlijke opbrengst der waagrechten niet overtreft de ten laste der gemeente
komende kosten van de waag.
De ontvangsten der waagrechten hebben bedragen
11
1899
3,744.06£
n
1900
2,843.70|
rt
1901
2,8Ö2.07|
n
1902
2,528.71
n
1903
2,913.88^
Totaal 14,882.44
Gemiddeld
2,976.48|