MEMORIE VAN TOELICHTING.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904.
Art 5, lid 1, onveranderd.
lid 2. Buiten den tijd, dien hij aan de waag moet
doorbrengen, stelt hij zich beschikbaar tot het verrichten
van de werkzaamheden, welke burgemeester en wethou
ders hem, krachtens de de alinea van art. 7 der veror
dening voor de waag mochten opdragen.
Art. 7.
Uitgezonderd het schoonmaken van het beurslocaal, de
afrekenkamers en het telegraafkantoor, onmiddellijk na
liet eindigen der beurs, is aan den waagineester opgedra
gen de zorg voor de bewaking en het schoonhouden van
het beurs- en waaggebouw, zoomede de zorg voor eene
behoorlijke reiniging der daarin aanwezige privaten en
urinoirs.
llij is tevens belast met de zorg voor het behoorlijk
schoonhouden van de in de waag aanwezige bergplaats,
weegtoestellen en gewichten, waarvoor de noodige ge
reedschappen hem, op aanvrage, van wege de gemeente
worden verstrekt.
Art. 2 onveranderd, behalve dat in het voorgesteld art.
9 ook art. 90 van het prov. regl. op de botervaten is
aangehaald.
Art. 6, lid 1 en 2, onveranderd.
lid 3. Vóór de aanvaarding zijner betrekking stelt hij
ten genoegen van burgemeester en wethouders een borg
tocht voor een bedrag van één duizend gulden.
Art. 8.
Onveranderd.
Art. 9.
Ih geval de waagineester door ziekte of eenige andere
oorzaak verhinderd is zijne betrekking waar te nemen,
geeft hij hiervan dadelijk kennis aan den voorzitter der
waagcom missie.
llij wijst onder goedkeuring van burgemeester en wet
houders den persoon aan, die hem in de bovengemelde
omstandigheden vervangt.
Nieuw.
Art. 7.
llij is verplicht dagelijks van de opening tot de slui
ting van de waag aldaar tegenwoordig te zijn.
Art. 8.
llij zorgt voor het schoonmaken en schoonhouden van
de waag en daartoe behoorende lokalen, privaten en uri
noirs, alsmede van de daarin aanwezige weegtoestellen
en gewichten. De hiertoe noodige gereedschappen wor
den hem, op aanvrage, van wege de gemeente verstrekt.
Art. 9.
De waagmeester is mede belast met de werkzaamheden
die uit het bepaalde in de artikelen 30, le alinea, 31 en
37 van het provinciaal reglement op de botervaten (Prov.
blad no. 91 van 1890) voortvloeien, doch kan het hech
ten der geleibiljetten op de botervaten door waagwerkers
doen verrichten.
Art 10.
Hij is belast met de inning van alle aan de waag te
beffen rechten, zoo voor de gemeente als ten behoeve
van de provincie, overeenkomstig de deswege bestaande
bepalingen.
De daarvoor vcreischte boekhouding, zoomede de ver
antwoording der geinde rechten en loonen, heeft plaats
op de wijze door burgemeester en wethouders te bepalen.
Art. 11.
Het is den waagmeester verboden in de waag eeniger-
lei handel te drijven of eenige nering uit te oefenen.
liet is hem verboden ter zake de waarneming zijner
betrekking, onder welk voorwendsel ook, iets te vorderen
of aan te nemen buiten hetgeen volgens de bestaande
verordeningen verschuldigd is.
Art. 12.
Voor afwezigheid buiten de gemeente heeft de Waag
meester verlof noodig van burgemeester en wethouders.
Is lijj door ziekte of eenige andere oorzaak verhinderd
zijne betrekking waar te nemen, dan geeft hij daarvan
dadelijk kennis aan burgemeester en wethouders.
Art. 13.
De waagmeester zorgt dat in de waag steeds aanwe
zig is een exemplaar van de verordening regelende het
gebruik van de waag en een exemplaar van de verorde
ning tot het heffen van waagrechten.
Aan belanghebbenden wordt hiervan op aanvrage in
zage verleend.
Art. 14.
Deze instructie treedt in werking den 1 Juli 1904.
Met dien datum vervalt de instructie vastgesteld den
14 October 1880 (Gemeenteblad no. 14), gewijzigd bij
raadsbesluit van 27 November 1900 (Gemeenteblad no 31).
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904 Bijl.no. 16.
Nu op ons voorstel eene nieuwe verordening regelende het gebruik van de waag is vastgesteld, is het wen-
schelijk, dat ook de instructie voor den waagmeester van 14 October 1880 (gem.blad no. 14), gewijzigd bij raads
besluit van 27 November 1900 (gem.blad no. 31), door een nieuwe worde vervangen.
In het IJ daartoe aangeboden ontwerp is in art. 1 bepaald, dat de waagmeester staat onder de onmiddellijke
bevelen van burgemeester en wethouders. Die bepaling treedt in de plaats van art. 1 der bestaande verordening,
voor zoover daarin wordt gezegd, dat de waagmeester werkzaam is onder toezicht der waagcommissie.
Aangezien in de nieuwe verordening, regelende het gebruik van de waag niet is overgenomen de bepaling, dat
door burgemeester en wethouders aan den waagmeester ook andere dan werkzaamheden de waag betreffende kun
nen worden opgedragen, moet de daarmede verband houdende bepaling der laatste alinea van art. 5 der bestaande
instructie mede vervallen.
In de 3e alinea van art. (i der bestaande instructie wordt bepaald, dat de waagmeester vóór de aanvaarding
zijner betrekking een borgtocht van 14)00 moet stellen.
Wij achten dit geheel overbodig.
De totale ontvangst aan waagrechten bedraagt gemiddeld nog geen 3000 in het jaar; van de wekelijksche
ontvangsten betaalt de waagmeester de waagwerkers, wier loonen jaarlijks ongeveer ƒ1100 bedragen, en het over
schietende wordt maandelijks verantwoord.
Die bepaling is dus niet in de ontwerp-instructie overgenomen.
Een nieuwe bepaling is die in art. 12, omtrent het verlcenen van verlof bij afwezigheid, alsmede de bepaling
van art. 13, die niet overbodig schijnt.
Overigens zijn de bepalingen der bestaande verordening, behoudens redactie-wijziging van sommige artikelen, ook in
de ontwerp-instructie overgenomen.