Bijlage No, 17.
Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. bijl.no* 17.
WIJZIGING van de bij Raadsbesluit van 23 Februari 1904
vastgestelde verordeningen tot het heffen en op de
invordering van schoolgelden voor het Openbaar Lager
Onderwijs.
Aan den Baad.
Mijne Ifeeeen,
Bij missive van 26 April j.l., no. 1, 2e afdeeling, deelden lieeren Gedeputeerde Staten van Friesland ons
mede, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken de bjj Uw besluit van 23 Februari dezes jaars vastgestelde
gewijzigde verordening op de heffing van schoolgelden niet voor goedkeuring vatbaar acht, omdat de regeling
van het schoolgeld voor minvermogenden aan de school der vierde klasse niet in overeenstemming is met arti
kel 46, laatste lid der wet tot regeling van het lager onderwijs.
Bij uw aangehaald besluit (vgl. handelingen 1904, blz. 60 en bijlage no. 3) is het schoolgeld voor de school
der vierde klasse (nieuwe school voor voortgezet onderwijs) gesteld op 30.en aan minvermogenden drieërlei
reductie van dat schoolgeld toegestaan n.l. tot ƒ20.ƒ10.en ƒ5.terwijl aan burgemeester en wethou
ders werd overgelaten, naar gelang der omstandigheden, het juiste bedrag van het door elk dier minvermogenden
te betalen schoolgeld te bepalen.
Gedeputeerde Staten zagen in deze regeling eene evenredige schoolgeldheffing, waarbij de schoolgeldplichtigen
overeenkomstig hunne draagkracht naar vier klassen zouden moeten betalen en waarop daarom de bepalingen
van artikel 46 der wet tot regeling van het lager onderwijs toepasselijk moesten worden geacht.
-Nadat wij aan lieeren Gedeputeerde Staten de practisclie voordeelen der getroffen regeling nader hadden uit
eengezet, heeft genoemd college deze intusschen bij den Minister van Binnenlandsche Zaken ondersteund, doch
Zijne Excellentie maakte, op grond der oorspronkelijk door hot gewesteljjk bestuur gemaakte opmerking, bezwaar
dc lu ffingsverordering ter goedkeuring aan Hare Majesteit de Koningin voor te dragen.
Voldoende aan de tot ons gerichte uitnoodiging, om dc vereischte wijzigingen te bevorderen, hebben wij het
advies gevraagd van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs die, om tegemoet te komen aan de
gemaakte bedenking, nader voorstelt het schoolgeld aan de school der vierde klasse te bepalen op f 25.en
dat voor minvermogenden op 5.of van het volle bedrag.
"Wij kunnen ons met dit voorstel zeer goed vereenigen; vooreerst vervalt hierdoor de aan artikel 46, laatste
lid ontleende bedenking en wordt dus de administratieve omslag vermeden, verbonden aan het alléén voor de
nieuwe school invoeren van eene evenredige schoolgeldheffing, maar ten anderen is ons, bij het onderzoek, hoe
eene regeling als de nu voorgestelde zou werken als zij werd toegepast op de leerlingen, die zich bereids voor
de nieuwe school hebben aangegeven, gebleken, dat zij voor de overgroote meerderheid der ingeschrevenen geen
bezwaar behoeft op te leveren, voor een aantal zelfs voordeelig zal zijn, terwijl de totale opbrengst met die,
welke bij de oorspronkelijke heffing zou zijn verkregen, vrijwel overeenkomt.
Onder overlegging van het advies, der Commissie van Toezicht en van de met heeren Gedeputeerde Staten
gevoerde briefwisseling, hebben wij derhalve de eer uwe vergadering voor te stellen:
Het raadsbesluit van 23 Februari 1904, no. 9, opnieuw vast te stellen met de navolgende wijzigingen:
I. Wat betreft de heffingsverordening,
in artikel 1 voor „ƒ30.te lezen: 25.
b. van artikel 3 het tweede, derde en vierde lid te doen vervangen door de volgende bepalingen
„Voor de kinderen en de minvermogende pupillen van minvermogenden bedraagt het schoolgeld op de scholen
„der eerste klasse en der tweede klasse a de helftop de school der vierde klasse één vijfde gedeelte van de
„bedragen in artt. 1 en 2 bepaald.
„Burgemeester en wethouders beslissen, of de aanvragers om kosteloos onderwijs of verminderd schoolgeld en
„de pupillen, waarvoor het gevraagd wordt, tot de on- of minvermogenden behooren."
c. in artikel 8 voor „den lsten Mei" te lezen den lsten Augustus.
II. Wat betreft de verordening op de invordering,
in artikel 7 voor „den lsten Mei" te lezen: den lsten Augustus.
Leeuwarden, 4 Juni 1904.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A. RÖELL, Burgemeester
M. GOSLINGS, Secretaris.