Bijlage JSo. 19.
Bijlage tot, liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904.
In het het tweede jaar (1906?) uit te voeren de werkzaamheden, omschreven in begrootingen Nos. Ill V
en VI, te weten liet vervangen van de in slechten staat verkeerende houten balklagen door ijzeren, en de veran
kering daarvan, geraamd op 3500.en van het leveren en aanbrengen van een uurwerk met wijzerplaten etc.
opgegeven voor 2000.te zamen een bedrag van ƒ5500.— voor het tweede jaar.
In het derde en vierde jaar (1907—1908?) datgene te doen wat bedoeld is bij begrooting No. IV: hetrestau-
reeren van liet metselwerk geraamd op 10200welke som verminderd met /'900.reeds inliet gedachte
lste jaar verwerkt, dus terug gebracht kan worden tot ƒ9120.kunnende voor ieder jaar verwerkt worden
een som van 4500.
In het vijfde jaar (1909 dat te doen, wat opgenomen is in begrooting No. II voor het wegnemen en plaatsen
van een nieuwen klokkenstoel met het afnemen en op andere wijze weer ophangen der luidklokken, wat ver
moedelijk ƒ3700.— zal kosten.
Resumeerende zou op deze w jjze verwerkt worden
ln het eerste jaar (1905 eene som van 4500.
tweede (190ö 5500.—
derde (1907 n 4560.—
i» vierde (1908?) 4560.—
vijfde (1909?) 3700.—
Samen 22820.
Deze verdeeling van werk over een aantal jaren moet worden beschouwd als een voorbeeld, dat voor wijziging
vatbaar is. De Directeur van Gemeentewerken hierover geraadpleegd, verwees naar zijn rapport d.d. 7 Februari
1904, waar ZijnEd. aan het slot ook „een of meer jaren" noemt, en kon zich vereenigen met het denkbeeld om
de uit te voeren werkzaamheden zelfs over zes jaren te verdoelen, waardoor de te verwerken sommen per jaar
nog verminderd worden, hetgeen het voorstel nog meer aannemelijk maakt.
liet is bijna niet denkbaar, dat er één Raadslid gevonden wordt, die niet voor het behoud van den toren zal
zijn. In de memorie van toelichting van den Directeur wordt op uitstekende wijze voor het voortbestaan van de
Oldehove gepleit, en 't zou overbodig zijn daaraan meer toe te voegen.
Maar wel zou menig raadslid huiverig zijn met het oog op de gemeentefinantiën zoo dadelijk eene som van
bijna 23 mille toe te staan voor de restauratie van bedoeld gebouw.
5\ elnu, de Commissie, meent ook aan dat bezwaar tegemoet te komen, door de kosten over vijf, zoo noodig
over zes jaren te verdeelen. Op ieder volgende begrooting kan een zoodanig bedrag worden aangebracht als
voor ieder jaar ongeveer noodig zal zijn.
liet is naar aanleiding van al het aangevoerde, dat de Commissie voor Openbare Werken adviseert: al de dooi
den Directeur van Gemeentewerken voorgestelde herstellingen en verbeteringen, waarbij begrepen een nieuw uur
werk etc., bij den Raad aanhangig te maken, en voor te stellen dit te doen over een aantal jaren
voorloopig te laten rusten, en tot tijd en wijle uit te stellen, het aanbrengen van een carillon van de bestaande
klokken, en het daartoe plaatsen van een torentje op een der hoeken van de Oldehove.
C. BEEKHUIS.
N. T. HAYERSCHMIDT, J. Hz.
T. KOM TER.
S. JANSEN.
VAN KETWICH VERSCHUUR.
Aan tteeren
Burgemeester en Wethouders
can Leeuwarden.
Bjjlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. BijUnn.
WIJZIGING dar verordening op de inrichting en het
gebruik van de algemeens begraafplaats en de be
grafenissen in de Gemeente Leeeuwarden (gemeente
blad 1888 no. 19).
Aan den Raad.
Mijne Heeren,
ln bovengenoemde verordening werd in 1872 eene wijziging opgenomen, waardoor de gelegenheid werd geopend
om als Directeur der begraafplaats een ambtenaar ter secretarie te benoemen, in welk geval aan deze betrekking
geene afzonderlijke beloouing zou zijn verbonden.
Tot 1888 heeft dit geduurd; de oorspronkelijke, van 1869 dateerende, redactie der betreffende artikelen werd
toen hersteld en in dat jaar voor het eerst sinds 1872 een directeur buiten het secretarie-personeel aangesteld.
Burgemeester en wethouders motiveerden hun voorstel, dat tot die aanstelling leidde, aldus: „De weikzaam-
„heden van dezen verdienstelijken ambtenaar (den heer Menkema), en van iedcren ambtenaar op de secretarie in
„'t algemeen zijn zóó uitgebreid dat het niet mogelijk is ter voldoening aan het voorschrift der verordening
„behoorlijk toezicht te houden op de begrafenissen, liet is daarom wenschelijk, iemand tot directeur te benoemen,
„die over meer vrijen tijd kan beschikken, om bij de begrafenissen tegenwoordig te zijn en de administratie\e
„werkzaamheden, aan de betrekking verbonden, na te komen." (Bijlage 1888 no. 5.)
De werkzaamheden, waarop burgemeester en wethouders aan het eind van deze toelichting doelen, zijn m de
laatstverloopen jaren langzamerhand van een vrij uitgebreiden omvang geworden en de directeur uei begiaaf-
plaats, aan wien voor hot bijhouden zijner-administratie en voor het te woord staan van het publiek dagelijks
van 12 1 en van 35 -eene plaats op de secretarie is aangewezen, kan in den regel in dien tijd al zijn ad
ministratief werk niet af. Buitendien heeft hij nog zijne verplichtingen op de begraafplaats zelve te vei vullen,
zoodat naar ons oordeel deze betrekking thans met/4UU.vast eeii salaris dat reeds in de oude verordening
van 1832 voorkomt niet meer behoorlijk bezoldigd mag genoemd worden.
Met het voornemen, om hiervoor, indien de onderstaande wijzigingen tot stand komen, bij de begrooting 19Uo
een hooger bedrag uit te trekken, hebben wij mitsdien de eer U voor te stellen
a. in art. 45 der verordening op de inrichting en het gebruik van de Algemeene Begraafplaats en de be
grafenissen in de gemeente Leeuwarden (gemeenteblad 1888 no. 19), gelijk dat art. gewijzigd is bij gemeente dm
no. 8 van 1901, in het eerste lid in plaats van „ƒ400" te lezen „ƒ400—ƒ604
op het aldus gewijzigde eerste lid eene nieuwe alinea te laten volgen van dezen inhoud
„Verhooging der jaarwedde wordt binnen de|f ia het vorig lid gestelde^ grens door Burgemeester en V et-
houders toegekend."
Leeuwarden, 14 Juni 1904.
Burgemeester en Wethouders ran Leeuwarden
A. RÖELL, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
