BESTAANDE VERORDENING. VERORDENING omtrent de gaarders van de bruggelden. 10.- v Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. Ofschoon nu het in 1902 ingevoerde nachttarief aan het doe! beantwoordt, daar slechts zelden meer tusschen 's avonds 10 en 's morgens 5 a 6 uur een brug behoeft te worden afgedraaid, waardoor de taak der gaarders is verlicht, komt het ons toch billijk voor, dat tengevolge van de toenemende scheepvaart hunne bezoldiging eenigszins worde verhoogd, met inachtneming tevens van de meerdere of mindere inspanning, die de bediening der brug vcreischt. Wij zijn dan van oordeel, dat, in verband met het getal vaartuigen, waarvoor iedere brug volgens de laatste opgaven gemiddeld per jaar moet worden afgedraaid, de bezoldigingen kunnen worden vastgesteld als volgt: voor die van de Yerwersbrug le Kanaal brug op 7,50 per week 10,50 gevolgd, 2c Kanaalbrug 10, Vrouwenpoortsbrug 8,50 r Prins Ilendrikbrug 11,— Wirdumerpoortsbrug 9,— llarlingervaartsbrug voor iederen gaarder 10, v v Noorderbrug8,50 De totale verhooging zou dan zijn 5,50 per week of 286 per jaar. Wordt ons voorstel omtrent de verhooging van de bezoldiging van den gaarder van de Verwersbru dan zal art. 6 van do bestaande verordening moeten vervallen. Dit artikel luidt „De tegenwoordige gaarder van de bruggelden voor het afdraaien van de Verwersbrug blijft in het genot zijner jaarwedde van /'365." Wanneer nu het weekloon op ƒ7,80 wordt gebracht, zal de bezoldiging per jaar zijn ƒ390. De overige artikelen der verordening behoeven gcene wijziging te ondergaan. Met het oog op de veranderingen, die daarin zouden moeten worden aangebracht, komt het ons echter wensche- ljjk voor, eene nieuwe verordening in het leven te roepen. Op grond van het voorafgaande hebben wij dan ook de eer, de volgende concept-verordening U aan te bieden. ter vaststelling LEEUWARDEN, 28 Juni 1904. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden A. RÖELL, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat het wenschelijk is de verordening omtrent de gaarders van de bruggelden in de gemeente Leeuwardenvastgesteld den 11 April 1899, te herzien; Gelet op de verordening op de invordering der brug gelden voor het afdraaien der beide bruggen over het Nieuwe Kanaal, vastgesteld den 11 Februari 1902 en op die op de invordering der bruggelden voor het afdraaien van de Wirdumerpoortsbrugde Prins Hendrikbrugde Harlingervaartsbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Noorder brug en de Verwersbrugvastgesteld den 10 Februari 191)3 Besluit vast te stellen de volgende Art. 1. Onveranderd. De gaarders der bruggelden kunnen bij eerste benoe ming voor cén jaar tijdelijk worden aangesteld. Art. 2. Thans respectievelijk 7.— 9.50 9.— 8.— 8.50 9.50 8-- De bezoldiging der gaarders wordt volgt die van den gaarder van Verwersbrug le Kanaalbrug 2e Kanaalbrug Vrouwenpoortsbrug Prins Hendrikbrug Wirdumerpoortsbrug gaarder vastgesteld als de r> Noorderbrug op 7.50 per week 7J V 10.50 D V n n 10.— V n n n 8.50 •n ij V) 11.— V n V D 9/ •A voor ieder jt D 10. T) n 7) 8.50 rt V Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. Boven deze bezoldiging genieten de gaarders vrije wo ning en wordt de daarvoor verschuldigde personeele be lasting door de gemeente betaald. Art. 3. Onveranderd. Le gaarders zijn verplicht hunne betrekking persoonlijk waar te nemen. Wanneer burgemeester en wethouders dit noodzakelijk achten, kan hun op kosten der gemeente tijdelijke hulp bij de bediening van de brug worden verleend. Bij afwezigheid of tijdelijke ongeschiktheid van een gaarder wordt door burgemeester en wethouders in den dienst voorzien. Art. 4. I,lem. De kosten der tijdelijke vervanging worden door de gemeente gedragen a. wanneer uit eene verklaring van een arts blijkt, dat de gaarder wegens ziekte zijn dienst niet kan waar nemen b. bij door burgemeester en wethouders verleend ver lof tot afwezigheid, ten hoogste voor zeven dagen in het jaar. Bij langer verlof worden de kosten van bediening door den gaarder vergoed. Art. 5. Idem. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, de gaar ders onderling tijdelijk of definitief te verplaatsen, Bij tijdelijke verplaatsing wordt mede de bezoldiging genoten aan de bediening der betrekkelijke brug verbon den. Is die lager dan de bezoldiging, die de gaarder genoot, dan kunnen burgemeester en wethouders voor het verschil aan den betrokken gaarder eene toelage verleenen. Bij tijdelijke verplaatsing worden de noodzakelijke kos ten van verhuizing door de gemeente vergoed. Art. 6 (oud). De tegenwoordige gaarder van de bruggelden voor het afdraaien van de Verwersbrug blijft in het genot zijner jaarwedde van f 365. Art. 6. Deze verordening treedt in werking met den 1 Januari 1905. Met dit tijdstip vervalt de verordening, vastgesteld den 11 April 1899 en het besluit van 11 Februari 1902 omtrent het aanstellen van een tweeden gaarder aan de Harlingervaartsbrug enz., voor zoo veel betreft het vast stellen van diens belooning. De Raad voornoemd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1904 | | pagina 57