Bijlage No. 23. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. (Gemeenteblad no. 14) en 12 Maart 1901 (Gemeen teblad no. 3) te herzien Gelet op artikel 70, laatste lid der Wet tot Regeling van het Lager Onderwijs; Besluit I. De bovenaangehaalde verordening te doen ver vangen door eene gelijkluidende in de thans gebrui kelijke spelling, behoudens de navolgende wijzigingen a. artikel 17 vervalt. b. artikel 18 wordt gelezen „Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van de ver ordening ter uitvoering van de verordening tot rege ling van het Openbaar Lager Onderwijs in de ge meente (Gemeenteblad no 14 van 1904) en in de derde alinea van art. 3 van de verordening tot het heffen van Schoolgelden voor het Openbaar Lager Onderwijs (Gemeenteblad no. van 1904), geschiedt de toelating vanMdnderen op eene der openbare scho len voor lager onderwijs door de Commissie. Zij geeft van de toelating schriftelijk kennis aan het hoofd der school c. Artikel 21 wordt gelezen „Deze verordening treedt in werking met den ln Augustus 1904. Op dien datum vervalt de „Verordening, regelende de zamenstellinginrigting en bevoegdheid van de Commissie van toezigt op het Lager Onderwijs," vast gesteld bij raadsbesluit van 27 October 1881 (Ge meenteblad no. 23) jen gewijzigd bij raadsbesluiten van 26^ October 1882 (Gemeenteblad no. 10), 24 Januari 1884 (Gemeenteblad no 7), 26 Januari 1897 (Gemeenteblad no. 6), 27 Maart 1900 (Gemeenteblad no. 14) en 12 Maart 1901 (Gemeentebladjno. 3). De op) 1 Augustus 1904 fungeerende leden treden af op het tijdstip, waarop zij zouden zijn afgetreden, indien de vervallen verordening van kracht ware gebleven. d. De artikelen 10 tot en met 16 worden ge nummerd 9 tot en met 15 en de artikelen 18 toten met 21 worden genummerd 16 tot en met 19. De Raad voornoemd. Bjjlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. Bijl.no. PRAEADVIES van de Commissie voor de strafveror deningen, in zake de adressen betreffende 9 uur-winkelsluiting. Aan den Gemeenteraad. Wij hebben de eer V hierbij te doen toekomen het door Uwen Voorzitter in onze handen gesteld, aan U inge diend adres van den Voorzitter en den Secretaris van den Algemeenen magazijn- en winkelbediendenbond afdeeling Leeuwarden, met memorie van toelichting, houdende verzoek tot het maken van verordeningen betreffende een 9-uur winkelsluiting, benevens de van verscheidene vereenigingen alhier ingekomen adressen, waarbij met dit verzoek instemming wordt betuigd. Evenals de Kamer van koophandel en fabrieken wier door den Voorzitter ingewonnen advies bij de stukken is gevoegdwillen wij gaarne verklaren, dat vóór een vervroegde winkelsluiting 's avonds veel, zoo niet alles, valt te zeggen. Wij stelden ons intusschen de vraag, of niet de arbeidswet, met het oog op art. 150 der gemeentewet, den Raad verbiedt, de verlangde verordening te maken. Kaar onze meening is dit niet het geval. Bij de arbeidswet toch zijn alléén bepalingen gemaakt tot het tegengaan van overmatigen en gevaar lijken arbeid van jeugdige personen (tot 16 jaar) en van vrouwen en dan nog alleen in fabrieken en werkplaatsen. Slechts met déze personen houdt de arbeidswet zich op. Wèl bevat haar art. 15 een voorschriftdat ook tot volwassen personen zich uitstrektdoch bij dit voorschrift is geen regeling van den arbeid betrokken. De arbeid van mannen boven den 16jarigen leeftijd is daarom bij de arbeidswet geheel vrijgelaten. De Raad zou daarom volkomen bevoegd zijn beperkende bepalingen vast te stellen voor den arbeid van volwassen mannen zelfs voor dien van mannen beneden 16 jaren en ook van vrouwen indien het arbeid buiten fabrieken en werkplaatsen in den zin der arbeidswet betreft. Dit blijkt, naar ons voorkomt, voldoende uit haar artt. 1 en 2. Een andere vraag is echter, of de Raad aan de bepaling van art. 135 der gemeentewet, luidende„Aan hem (den raad) behoort het maken van de verordeningen, die in het belang der openbare orde, zedelijk heid en gezondheid worden vereischt, en van andere betreffende de huishouding der gemeente", de bevoeg- heid ontleent, aan het verlangen der adressanten te voldoen. Wij willen het betwijfelen. Wij zijn van meening, dat het maken eener bepaling, waarbij vervroegde winkelsluiting wordt bevolen geenszins raakt een dor eerste drie onderwerpen, vermeld in genoemd wetsartikel, veel minder de huishouding der gemeente. liet uitoefenen van het politierecht van den plaatselijken wetgever zou hier daarom zijn een ingrijpen in de persoonlijke vrijheid van een, zjj het slechts betrekkelijk, klein, gedeelte der ingezetenen. Het zal wel geen betoog vereischea, dat het nimmer de bedoeling van den gemeente wetgever is geweest, aan den Raad zoodanige bevoegheid te geven. Al ware het echter anders, al zouden n.l. letter en geest van art. 135 der gemeentewet zich niet verzetten tegen het maken der verlangde verordening, dan nog zouden wij U moeten ontraden, daartoe over te gaan. De Kamer, van koophandel en fabrieken wees er reeds op, dat bij de Tweede Kamer der Staten- Generaal is aanhangig gemaakt een wetsontwerp tot bescherming van den arbeid. Wordt dit ontwerp aan genomen, dan vervalt de bestaande arbeidswet. In het genoemde wetsontwerp nu, in art. 298, komt allereerst voor een verbod tot het doen verrichten van arbeid door jongens, meisjes en vrouwen, die, zij het ook niet voortdurend, in een winkel werkzaam zijn. Verder bevatten de artt. 343345 voorzieningen ten opziehte van mannen, die, zij het mede niet voortdurend, werkzaam zijn in winkels. In art. 344 wordt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1904 | | pagina 64