Bijlage no. 3é.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1004. Bijl.no.%4t.
VOORSTEL van tie heeren Duparc en Haverschmidt
tot wijziging der verordening op den genees-, heel- en
verloskundigen dienst voor behoeftigen in de gemeente
Leeuwarden. (Gem. bl. 1892, no. 16).
Aan den Baad
Mijne lleeren
Toen in Uwe zitting van 11 October j.l. aan de orde kwam ons voorstel om den heer P. II. van Eden,
Geneesheer-Directeur van het Stads-Ziekenhuis, wederom voor den tijd van drie jaren als arts bij den
gemeentelijken genees-, heel- en verloskundigen dienst te benoemen, werd door Uwe medeleden, de heeren
Duparc en Haverschmidt, het volgende voorstel ingediend
Aan den Gemeenteraad
Ondergeteekenden hebben dc eer den raad voor te stellen
lo. Art. 2 van dc Verordening op den genees-, heel- en verloskundigen dienst voor behoeftigen in de
gemeente Leeuwarden (Gemeenteblad no. 16 van 1892) te lezen
„De artsen worden door den gemeenteraad benoemd, geschorst en ontslagen.'
„Een aanvraag om ontslag moet ten minste drie maanden vooraf worden ingediend.
2o. In afwachting van de op dit onder lo. vermeld voorstel te nemen besluit, dat voorstel van Bur
gemeester en Wethouders, om den heer P. II. van Eden weder te benoemen tot Geneesheer-Directeur van
het Stads-Ziekenhuis voor een tijdvak van drie jaren, aan te houden.
11 October 1904.
A. DUPARC.
V. T. HAVERSCHMIDT J.Hzn.
Dit voorstel werd in onze handen gesteld ten fine van prae-advies en in verband daarmede de benoe
ming van den heer van Eden aangehouden.
Hoewel èn de Commissie van beheer over het Stads-Ziekenhuis èn de Voogden der Stadsarmenkamer,
die wij over meergemeld voorstel hoorden, de aanneming ervan in overweging geven, meenen wij U
toch te moeten ontraden eene dergelijke wijziging, zooals zij daar ligt, in de verordening op den genees-,
heel- en verloskundigen dienst aan te brengen. „In den regel toch", zoo werd o.a. bij de vaststel
ling dier verordening in 1892 door den lieer Troelstra beweerd, „worden als stadsgeneeskundigen be
noemd jonge artsen, die zich hier pas gevestigd hebben en derhalve nog weinig praktijk hebben. Toe
neming hunner praktijk zou aanleiding kunnen geven zij blijven toch altijd menschen dat de ar
menpraktijk op den achtergrond treedt. Indien nu hunne benoeming voor drie jaren geschiedt, hebben
zij telkens de gelegenheid om te overdenken, of zij zich met het oog op hunne praktijk wel weder voor
eene herbenoeming mogen aanmelden en behoeven zij geen ontslag te vragen, waar men gewoonlijk niet
zoo spoedig toe komt." Een betrekkeljjk amendement werd hierop met 16 tegen 3 stemmen verworpen.
Gereedeljjk erkennen wij evenwel, dat de aangehaalde argumentatie meer en eerder in hoofdzaak klemt
vooi' de beide stadsartsen dan voor den Geneesheer-Directeur. De betrekking van laatstgenoemden titularis
draagt niet zoo zeer een tijdelijk karakter als dat van de beide anderen, voor wie het inderdaad geheel
eene nevenbetrekking is. De Geneesheer-Directeur daarentegen past meer in het kader der vaste
gemeente-ambtenaren en is dan ook in de pensioenverordening opgenomen. Het schijnt derhalve rede
lijk ten aanzien van dezen ambtenaar hetzelfde te doen wat onlangs voor een andere categorie van ge
meente-ambtenaren, de bevolkingsagenten, eveneens is gedaan en de aanstelling voor het driejarig tijdvak
te veranderen in eene vaste. Voor de beide andere artsen zouden wij op grond van het bovenstaande
echter niet zoover weuschen te gaan en te hunnen opzichte het tegenwoordig stelsel der verordening
willen behouden, zoodat telkens bij periodieke herbenoeming door Uwe vergadering kan worden overwogen,
in hoeverre het met het oog op hunne andere werkzaamheden wenschelijk is, hen daarvoor weder in
aanmerking te doen komen.
In verband met bovenstaande hebben wij de eer U voor te stellen