Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904.
vergunning loopt, aan Burgemeester en Wethouders
kennis, door wie onverwijld eene nieuwe schatting van
de in art. 1 omschreven huurwaarde wordt gelast.
Op deze herhaalde schatting zijn de artikelen 3 tot
en met 13 van toepassing.
Art. 8.
Indien door den belanghebbende bij den gemeente
raad tegen den aanslag in het vergunningsrecht be
zwaren worden ingebracht, wordt de huurwaarde her
schut door twee deskundigen, waarvan één bij het
bezwaarschrift door den belanghebbende kan worden
aangewezen en één wordt aangewezen van de zijde
van den liaad door den Voorzitter. Maakt de belangheb
bende van de bevoegdheid tot aanwijzing vaneen deskun
dige geen gebruik, dan wordt de licrsehatting verricht
door twee door den Baad benoemde herschatters. Dooi
den belanghebbende kan niet een der schatters, die de
eerste schatting hebben verricht als deskundige worden
aangewezen.
De in het vorige lid bedoelde twee herschatters
worden jaarlijks in de maand Maart voor liet volgend
vergunningsjaar benoemd. De Raad ontvangt daartoe
van Burgemeester en Wethouders eene aanbeveling
van twee dubbeltallen. De volgens art. 3 door Bur
gemeester en othouders benoemde deskundigen
zijn niet benoembaar tot herschatters.
De herschatters gaan binnen 8 dagen, nadat zij van
do opdracht kennisgeving hebben ontvangen, tot de
schatting over, maken van hunne bevinding ter plaatse
proces-verbaal op en zenden dit onverwijld aan den
Voorzitter van den Raad in.
Indien hieruit blijkt dat de herschatters over het
bedrag der huurwaarde in gevoelen verschillen, wordt
door den Burgemeester een derde deskundige aange
wezen, die met de beide herschatters binnen 8 dagen
na de daartoe ontvangen opdracht de herschatting
verricht. Een schatter die tot de eerste schatting
heeft meegewerkt kan niet als derde deskundige
worden aangewezen. Het vorige lid is ook ten deze
van toepassing.
De Raad is bevoegd van de ingevolge de beide vorige
alinea's vastgestelde bevindingen af te wijken.
De artt. 5 en 6 zijn toepasselijk met dien verstande
dat de belooning van den door den belanghebbende
aangewezen herschatter voor diens rekening blijft,
indien de Raad den aanslag niet vermindert.
De bezwaarschriften en de betrekkelijke processen-
verbaal worden met het prae-advies van Burgemeester
en Wethuudors zoodra mogelijk aan den Raad overgelegd.
Art. 9.
liet doen van eene overschrijving eener akte van
eene vergunning, als bedoeld in art. 26 der Drankwet,
wordt ten aanzien van deze verordening en van die
op de invordering met het verleonen eener nieuwe
vergunning gelijkgesteld.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. mjt.no.óD.
Art. 16.
Deze verordening treedt in werking met den 1
Januari 1886, met welk tijdstip alle vroegere bepa
lingen, nopens de heffing van het vergunningsrecht
vastgesteld, vervallen.
Art. 10.
Deze verordening treedt in werking met den len
Maart 1905, met welk tijdstip vervalt de verordening
op de heffing van het recht wegens vergunning tot
verkoop van sterken drank in het klein, vastgesteld
den 27 October 1885 (Gemeenteblad no. 27 van 1885).
O VERGAS G S 1! E 1' A L I N G.
Art. 17.
Wegens de vergunningen, die van 1 Januari 1886
tot 30 April van dat jaar verlengd worden, is het
recht, in art. 1 vastgesteld, verschuldigd voor zooveel
twaalfde gedeelten als de termijn voor de vergunning
maanden bevat. Een gedeelte van eene maand geldt
voor een geheele.
Art. 1.
De invordering van het vergunningsrecht geschiedt
door den gemeente-ontvanger.
Art. 2.
De betaling van het recht geschiedt in één termijn
ten kantore van den gemeente-ontvanger, tegen uit
reiking door dezen aan den verzoeker van het afschrift,
bedoeld in art. 14 van de heffings-verordening, dat
als bewijs strekt van de betaling van het recht.
Van de ontvangst van het recht en de uitreiking
van het afschrift der vergunning wordt door den ont
vanger onmiddellijk aan Burgemeester en Wethouders
kennis gegeven.
II. VERORDENING op de invordering van het
gemeentelijk vergunningsrecht voor den
verkoop van sterken drank in 't klein.
Art. 1
De invordering van het vergunningsrecht geschiedt
door den gemeente-ontvanger.
Art. 2.
De betaling van het recht geschiedt in één termijn
ten kantore van den gemeente-ontvanger, tegen kwitantie
op het aanslagbillet.
Op vertoon van het gekwiteerde aanslagbillet ter
Secretarie der gemeente wordt, voor zoover het eene
nieuwe vergunning betreft, het in art. 32 der Drank
wet bedoelde, door den gemeente-secretaris gewaar
merkte afschrift der vergunnings-akte door Burgemeester
en Wethouders afgegeven.
Van de ontvangst van het recht wordt door den
Ontvanger onmiddellijk aan Burgemeester en Wethou
ders keunis gegeven.
Art. 3.
In het geval, bedoeld in art. 15 van de heffings
verordening, geschiedt de betaling van het vergun
ningsrecht vóór het einde van den vergunningstermijn,
ten kantore van den gemeente-ontvanger, in eens en
tegen door dezen af te geven kwitantie.
Door deze betaling wordt de vergunning telkens
geacht weder voor een jaar te zijn ingegaan.
De laatste zinsnede van art. 2 is in dezen van
toepassing.