Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1904. liet getal, de bezoldigingen en de borgtochten dezer ambtenaren en beambten worden door den gemeente raad vastgesteld, de commissie gehoord. Art. 10. De eerste ambtenaar der bank voert den titel van directeur. Hij wordt benoemd door den gemeenteraad. De commissie zendt daartoe tijdig eene voordracht van drie personen in. Hij kan ten allen tijde worden geschorst en ont slagen geschorst door Burgemeester en Wethouders en ontslagen door den gemeenteraad, in beide gevallen de commissie gehoord. -Art. 11. De benoeming, schorsing en het ontslag van alle overige ambtenaren en beambten geschiedt door de commissie, den directeur gehoord. Van alle te dezer zake genomen besluiten wordt aan Burgemeester en Wethouders kennis geven. Art. 12. De directeur legt in handen van Burgemeester en Wethouders, alle andere ambtenaren en beambten in handen van de commissie den eed of de belofte af, dat zij getrouw en naar belmoren hunne bediening zullen waarnemen, geene gelden of giften van de pandgevers zullen vorderen, inhouden of aannemen boven hetgeen deze, krachtens dit reglement, verschul digd zijn, en het geheim bewaren omtrent de werk zaamheden der bank, uitgezonderd tegenover de com missie van administratie en de justitie. Art. 13. Eene instructie, door den gemeenteraad vast te stel len, de commissie gehoord, regelt de werkzaamheden der ambtenaren en beambten der bank. Art. 14. Jaarlijks in de maand Februari levert de commissie aan Burgemeester en Wethouders een beredeneerd I verslag omtrent den staat der bank in. Zij zendt jaarlijks vóór den eersten April aan den gemeenteraad ter goedkeuring de rekening en verantwoording van do ontvangsten en uitgaven van het vorig dienstjaar met de daartoe behoorende bescheiden. Art. 15. Jaarlijks vóór den eersten October wordt door de j commissie aan den gemeenteraad ter goedkeuring aan geboden eene begrooting van uitgaven ten behoeve j harer administratie voor het volgend dienstjaar, naar I de voorschriften van Burgemeester en Wethouders opgemaakt. De posten dezer begroeting mogen zonder machti ging van den gemeenteraad niet worden overschreden. (Jeene uitgaven mogen plaats hebben voor zaken, welke hare omschrijving in de begrooting niet vinden. Art. 16. De commissie van administratie draagt zorg voor verzekering tegen brand van de gebouwen en de aan wezige panden, in verhouding tot de geschatte waarde daarvan, bij eene soliede maatschappij. De polissen worden aan Burgemeester en Wethou ders ingezonden. Art. 17. Het bedrijfskapitaal bestaat uit het eigen fonds der bank, voortgesproten uit makingen en batige sloten der jaarljjksche rekeningen, j voor zoover deze niet sti-ekken tot aflossing van op genomen gelden b. fondsen opgenomen van de gemeente, van an- j dere instellingen of particulieren c. borgtochten door ambtenaren in contant geld gesteld en in de kas der bank gestort. Van het bedrag der sub c vermelde sommen wordt laan de rechthebbenden eene jaarljjksche rente van 4 pereent vergoed. Art. 18. De bank beoogt geeu winst. Mocht over cenig jaar winst zijn gemaakt en deze niet moeten worden aangewend overeenkomstig het bepaalde bij artikel 20 van het Koninklijk Besluit van 31 October 1826, dan bepaalt de gemeenteraad, tenzij de omstandigheden toepassing mochten vorderen van artikel 19, 2e lid van genoemd besluit, welke bestemming daaraan zal worden gegeven ten bate der instelling. Art. 19. De inkomsten bestaan uit 1. de interesten door de pandgevers te betalen; 2. het in het hulpkantoor te betalen administra- tieloon 3. de winsten, die de verkochte panden opleveren, voor zoover die niet door de rechthebbenden worden opgevorderd 4. de bij den verkoop te betalen verhoogiug van ó'/o voor onkosten. Art. 20. De interesten, door de pandgevers te betalen, bestaan uit a. een bewaarloon van 2 cent per pand, bij voor uitbetaling te voldoen b. eene rente bedragende per jaar voor panden van 0.50 tot 50.12 - 50.— - 100.—10 - 100.— - 150.—8 - 150.en daarboven6 °/b Bijlage tot het verslag van de handelingen van den De rente wordt voor alle panden berekend bij maan den en dagen, van den dag der beleening tot en met dien der lossing, volgens do daarvan op te maken interest-tabel. Indien de rente, voor eene beleening verschuldigd, minder bedraagt dan ééne cent, zoo wordt deze voluit aan de bank betaald; de breuken zijn wijders altijd ten voordeele van de bank, wanneer zij een vierde cent te boven gaan. Art. 21. Zij, die van het hulpkantoor gebruik maken, hetzij voor beleening, hetzjj voor lossing, betalen een admi- nistratieloou, bedragende voor ieder pand beneden een gulden waarde 0.021/2 en boven die waarde ƒ0.05. Art. 22. De bank is voor het publiek op alle werkdagen geopend, met uitzondering van den dag, waarop de verknoping der niet afgeloste panden gehouden wordt en den daaraan voorafgaanden dag. De uren van opening en sluiting worden in de in structie voor de ambtenaren en beambten geregeld. Deze uren worden op voor het publiek zichtbare wijze aan de buitenzijde van het gebouw aangekondigd. Art. 23. De boeken en registers, in het belang der goede administratie noodig, worden in de instructie voor de ambtenaren en beambten omschreven. Art. 24. De tot pand aangeboden voorwerpen worden voor de beleening door de daartoe aangewezen ambtenaren geschat naar de wezenlijke waarde. Art. 25. Aan den pandgever wordt een beleenbriefje uitge reikt, waarop vermeld worden de aard van het pand, de voorgeschoten som, de dag der beleening en de geschatte waarde, voor het geval een minder bedrag genomen wordt, dan waarop het paud recht geeft. Een duplicaat-beleenbriefje, daarvan afgeknipt, wordt aan het pand vastgehecht. Art. 26. Het aan de pandgevers te verstrekken voorschot bedraagt hoogstens voor goud en zilver «/s, voor alle andere voorwerpen -/3 der geschatte waarde. De pand gever zal evenwel een minder bedrag in voorschot kunnen ontvangen. gemeenteraad van Leeuwarden 1901. fiy7.wo.39. Art. 27. De panden worden met de meest mogelijke zorg bewaard, ten einde alle bederf of vermindering te voorkomen. lie bank is in geen geval verplicht, liooger bedrag dan de geschatte waarde der panden uit te koeren bij geheel verlies of beschadiging. Art. 28. Alle aanspraak op schadevergoeding is verloren, zoodra het pand, na gelost te zijn, buiten de kantoren der bank is vervoerd. Art. 29. Hij, die een beleend pand wil lossen, moet het be leenbriefje inleveren met betaling van het verstrekte voorschot en de verloopen rente. Art. 30. Ingeval van aangifte, dat een beleenbriefje is ver loren of ontvreemd, zal de lossing aan den houder van dat briefje kunnen worden geweigerd. Indien aangever en houder zich niet tot eene min nelijke schikking kunnen verstaan, zal de eerste ge houden zijn, zich binnen vijf dagen na de aanvrage tot lossing bij gerechtelijke akte tegen de afgifte van het pand te verzetten, bij gebreke waarvan die afgifte aan den houder van het briefje zal geschieden. Art. 31. De veilingen van niet afgeloste of opnieuw belegde panden worden iedere drie maanden in het openbaar, ten overstaan van een der leden van de commissie, gehouden. In de veilingconditiën wordt de bepaling opgeno men, dat de kooper boven den koopprijs 5 yc daarvan voor onkosten betaalt. Art. 32. Indien een geveild pand niet opbrengt de beleenings- som en verschenen rente, benevens, voor zooveel ver schuldigd, het keurloon, kan het worden opgehouden, ten einde in de volgende veiling weder te worden aan geboden. Art. 33. Dit reglement treedt in werking op den ln Juli 1905.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1904 | | pagina 95