Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Redactie volgens Raadsbesluit van 16 Mei 1905. Art. 12. Bij elk gebouw moet achter de rooilijn een ruimte, waarvan de oppervlakte ten minste t/4 gedeelte be draagt van het bebouwde gedeelte van het perceel, onbebouwd en onbedekt blijven. Open zijdelingsehe ruimte tusschen twee gebouwen moet ten minste 1 Meter breed zijn, behoorlijk wor den bestraat en zoo mogelijk aan liet openbaar riool worden aangesloten. Zoogenaamde wanden tusschen twee gebouwen moeten van boven en van weerszijden, ter beoordeelirig van Burgemeester en Wethouders, voldoende vocht- keerend zijn afgedekt en mogen niet tot afvoer van menage-, spoel- of regenwater worden gebruikt. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van het in dit artikel bepaalde vrijstelling te verleenen. In dat geval gelden de door hen te stellen nadere eischen. Art. 17. De hoofdtoegang tot eenc woning moet voorzien zijn van een van de buitenlucht voldoend afsluitbaar portaal of gang, van ten minste 1.25 M». oppervlakte na aftrek van alle betimmeringen. Dit portaal of deze gang moet een breedte hebben van ten minste 0.90 Meter. I. Art. 12. Het 3e lid wordt gelezen Zijdelingsehe, minder dan 1 Meter breede, ruimten tusschen twee gebouwen moeten van boven en aan alle zijden, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders voldoende, vochtkeerend zijn afgedekt en mogen niet tot afvoer van menage-, spoel- of regen water worden gebruikt. II. Aan art. 17 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende Indien een winkel, magazijn, werkplaats of andere overdekte en afgesloten ruimte gebruikt wordt als hoofdtoegang tot de woning, kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling van het in dit artikel be paalde verleenen. In dat geval gelden de door hen te stellen nadere eischen. Art. 21. III. Het is verboden een gebouw op te richten, dat niet voldoende bereikbaar is voor de brandweer. Alle opgaande gevels, buiten- en binnenmuren, scheidsmuren tusschen gebouwen of woningen, uitge zonderd de omlijsting van de daarin noodige openin gen, moeten worden opgetrokken van brandvrij mate riaal, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. Scheidsmuren tusschen gebouwen en woningen van twee of meer verdiepingen, gedekt met zink, mastiek of houtcement of dergelijk materiaal, moeten tot ten minste 0.20 Meter boven en door het dak in brandvrij materiaal worden .opgetrokken. Het is verboden op de buitenzijde der daken licht brandbare stoffen aan te brengen. Burgemeester en Wethouders kunnen van bovem staande bepalingen vrijstelling verleenen. In dat ge val gelden de door hen te stellen nadere eischen. Art. 30. Na het tweede lid van art. 21 wordt een nieuw lid ingelascht van dezen inhoud Scheidsmuren moeten tot aan het dak in brandvrij materiaal worden opgetrokken. IV Onder houten vloeren van benedenvertrekken, waar onder geen kelders zijn, moet de aarde afgedekt zijn met een laag zuivere sintels of cokes ter dikte van 0.20 Meter of met een dubbele platte laag middelbonte mop In het eerste lid van art. 30 wordt tusschen de woorden „een" en „beton-" gevoegd het woord „vochtkeerende". 204 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Bijl. no,2 O. of andere steen van dezelfde hardheid in basterdtras of met een een beton- of asphaltlaag. Bij afdekking met sintels of cokes moet over de gehecle oppervlakte eene ruimte worden gelaten van tenminste 0.20 Meter beneden den onderkant der binten, welke ruimte door muisdichte roosters in open gemeenschap met de buitenlucht moet zjjn, liet is verboden de genoemde ruimte uit het gezicht te werken, alvorens ten genoegen van Burgemeester en Wethouders is gebleken, dat aan de gestelde voor schriften is voldaan. Art. 31. Tusschen het fundament en de opgaande muren van gebouwen moet een trasraam van tenminste 0.50 Meter hoogte, op ongeveer de halve hoogte boven en beneden den aanliggenden buitengrond, of eene, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders vol doende andere isoleerlaag worden gemaakt. De omtrekmuren en vloeren van kelders moeten op, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, voldoende wijze waterdicht worden gemetseld. Deze muren en vloeren moeten, evenals het tras raam, van klinkers in sterke tras of cemcntspecie of, behoudens aanduiding bij de vergunningsaanvrage, bedoeld in art. 5 der Woningwet, van andere even harde en dichte materialen, waarvan de voldoende eigenschappen door of vanwege den bouwondernemer, ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, vóór of tijdens den bouw moeten worden aangetoond, worden gemaakt. Art. 32. Vloeren van woon- en slaapvertrekken moeten van hout of ander slecht warmte geleidend materiaal zijn gemaakt. Kappen en dakvlakken moeten zoodanig zijn samen gesteld, dat zij, met de dakbedekking, een volkomen afsluiting vormen tegen wind, water en sneeuw, een en ander ter beoordeeling van Burgemeester en Wet houders. Dakgoten moeten buiten de gebouwen worden aan' gebracht, waar dit mogelijk is. Burgemeester en Wethouders kunnen, indien het hóófd woonvertrek voldoet aan het voorschrift in het eerste lid van dit artikel gesteld, voor keukens afwij king van dat voorschrift toestaan. In dat geval gelden de door hen te stellen nadere eischen. Art. 37. V. Het tweede lid van art. 31 wordt gelezen De omtrekmuren en vloeren van kelders moeten waterdicht worden gemetseld en van woon- of slaap- ruimten worden gescheiden door een laag van krimp- vrij materiaal, een en ander ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders VI. Na het tweede lid wordt in art. 32 een nieuw lid ingelascht, luidende Behoudens het bepaalde in het vorige lid, moeten trappen en dakvlakken, onmiddellijk boven woon- en slaapvertrekken, beschoten zijn. VII. De hechtheid van trappen, vloeren en zolderingen De aanhef van art. 36 wordt gelezen moet in evenredigheid zijn met het gebruik, waarvoor „De hechtheid van trappen, vloeren, zolderingen en zij zijn bestemd, ter beoordeeling van Burgemeester dak moet" enz. en Wethouders. 205

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1905 | | pagina 103