Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Art. 2. De belasting, ten bedrage van drie gulden voor eiken hond, behoudens de hierna te vermelden uitzon deringen, is telkeu jare verschuldigd door hen, die in de gemeente hun hoofdverblijf houden, zoomede door! hen, die er minstens drie maanden verblijven. Art li. Voor de belasting zijn aansprakelijk de hoofden der! huisgezinnen, in welke de honden thuis belmoren. 1 Art. 3. I liet bij 't vorig artikel gemeld bedrag der belasting wordt op de helft verminderd voor honden, uitsluitend gehouden ten dienste van den landbouw of eenig be drijf van nijverheid of ter bewaking van gebouwen of erven. Art. 5. Voor honden, die den ouderdom van twee maanden niet hebben bereikt, is geene belasting verschuldigd. Nieuw. Nieuw. Art. 4. Zij, die in de tweede helft des dienstjaars in het bezit van een hond komen, zijn over dat jaar slechts de helft der belasting verschuldigd. Nieuw\ Art. 8. Aan de belastingschuldigen, die zich vah hunhê honden vóór den eersten Juli van het jaar, waarover de belasting loopt, ontdoen, wordt op hunlui aanvraag afschrijving van de helft van hunnen aanslag verleend. Art. 14 (invorderingsverordening.) De aanvragen om afschrijving van deze belasting geschieden schriftelijk aan burgemeester en wethouders. Art. 2. De belasting is verschuldigd door ieder, die tijdens het belastingjaar in de gemeente zijn hoofdverblijf heeft en een of meer -honden houdt. Als houder wordt aangemerkt hij, die, onder welken titel ook, een of meer honden bezit of onder zijn opzicht heeft, of, wanneer in een gezin een hond gehouden wordt, onverschillig of deze meer bijzonder aan een der leden van het gezin mocht toebehooren, het hoofd van het gezin. Art. 3. De belasting bedraagt, behoudens het hierna be paalde, drie gulden 's jaars voor eiken hond. Voor honden, uitsluitend gehouden ten dienste van den landbouw of eenig bedrijf of nijverheid of ter bewaking van gebouwen of erven, bedraagt de belasting één gulden vijftig cent 's jaars voor eiken hond. Art. 4. De belasting is niet verschuldigd, lo. voor honden, die nog geen twee maanden oud zijn 2o. voor honden, gehouden op vaartuigen, door daarop wonende schippers, die geen woonplaats aan den vasten wal hebben, mits de honden aan boord van het vaartuig worden gehouden 3o. voor honden van kooplieden in honden, voor zoover zij daarin handel drijven. Art. 5. De belasting volgens art. 3 is slechts voor de helft verschuldigd, wanneer de belastingplichtigheid ontstaat in de tweede helft van liet belastingjaar. Art. (1. Voor honden, die in den loop van het belastingjaar niet meer vallen onder die, aangeduid onder art. 3' 2e alinea, is de volle belasting verschuldigd. Art. 7. Aan belastingschuldiger!, die Zich vóór 1 Juli vafl het belastingjaar van hunne honden hebben ontdaan en in de tweede helft van dat jaar niet weder volgens deze verordening belastingplichtig worden, alsmede aan houders van honden, die in eerstgemeld tijdvak hun hoofdverblijf naar een andere gemeente over brengen, wordt op hunne schriftelijke aanvraag door Burgemeester en Wethouders teruggave van de helft van hunnen aanslag verleend, mits deze aanvraag geschiede vóór of op 1 Juli en onder overlegging van het gekwiteerd aanslagbiljet en het voor den hond afgegeven kenteekenbedoeld in art. 9 der veror dening op de invordering dezer belasting. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Byjl.no. 21. Art. 2, alinea 2 (invorderingsverordening.) Belanghebbenden kunnen binnen dien termijn hunne Van de beslissing van Burgemeester en Wethouders bezwaren tegen den aanslag bij Burgemeester en Wet- kunnen belanghebbenden in beroep komen bij den houders indienen, liet kohier wordt daarop onderin- Ilaad. achtneming der ingediende bezwaren door het college definitief vastgesteld. Art. 7. liet belastingjaar loopt van 1 December. Januari tot ultimo Art. 8. liet belastingjaar loopt van 1 Januari tot en met ultimo December. Art. 9. Deze verordening treedt in werking met den lsten Januari 1900. Met dat tijdstip vervalt het besluit tot heffing eener belasting op het houden van honden in de gemeente Art. 1. Jaarlijks in de maand Januari heeft, door een of meer daartoe door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen beambten, de opschrijving plaats van alle honden in de gemeente en hunne houders. Houders van honden, die aanspraak maken op de toepassing van artt. 3, 4 en 5 van het besluit tot heffing dezer belasting, geven de gronden op, waarop die aanspraak steunt. Leeuwarden, vastgesteld den 22sten Februari 1877. II. De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat bij zijn besluit van heden is vastgesteld eene nieuwe verordening tot heffing eener belasting op het houden van honden Gezien art. 257 der Gemeentewet, alsmede de voor dracht van Burgemeester en Wethouders BESLUIT vast te stellen de volgende VERORDENING op de invordering dezer belasting. Art. 1. Jaarlijks in de maand Januari wordt door een of meer daartoe door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen beambten aan ieder, die bij dezen bekend is of vermoed wordt als te zijn houder van een of meer honden, aan zijne woning een beschrijvingsbiljet uitgereikt. liet formulier voor het beschrijvingsbiljet wordt door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Bedoelde beambten houden nauwkeurig aanteekening van de personen eu hunne woonplaats (straat en wijk- nummeij, aan wie een biljet is uitgereikt, volgens nader door Burgemeester en Wethouders te geven voorschriften. Art. 2. Nieuw. Ieder, aan wien een beschrijvingsbiljet is uitgereikt, is verplicht dit behoorlijk ingevuld en onderteekend, vóór den 15 Februari ter secretarie der gemeente, afdeeling financiën, in te leveren. Die niet kan schrijven kan zijne aangifte met zijn handmerk bekrachtigen, mits dit geschiede in tegen woordigheid van twee meerderjarige personen, die op het beschrijvingsbiljet hebben te verklaren, dat het handmerk in hunne tegenwoordigheid is gesteld. 213

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1905 | | pagina 107