Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905.
eigenaars onbekend zijn, ter beschikking der politie worden gesteld, schijnt deze bepaling eenerzjjds niet
doeltreffend, anderzijds veel te streng. Aanhouding van een hond is alleen geoorloofd als de eigenaar
onbekend is. Is deze dus bekend dan kan alleen proces-verbaal worden opgemaakt tegen den houder van
den hond wegens het ontbreken van het kenteeken, zonder bevoegdheid tot aanhouding van den hond,
maar dan dient nog vooraf onderzocht te worden of er al dan niet behoorlijk aangifte van den hond is
gedaan, omdat, is dit wel het geval, het niet doen dragen van het kenteeken niet als overtreding wordt
beschouwd. In hare algemeenheid is do bepaling veel te streng. Als do eigenaar van een hond zonder
kenteeken onbekend is, d.w.z. als de politie niet weet aan wien zoodanige hond toebehoort, dan stelt de
verordening dezen hond ter beschikking van de politie. Dit kan niet anders beteekencn, dan dat de po
litie zonder vorm van proces den hond onmiddellijk kan doodeu.
Deze gebreken in de verordening hebben zeker aanleiding gegeven dat, ten minste in de laatste jaren
voor zoover ons bekend, nimmer eenig proces-verbaal is opgemaakt wegens overtreding der verordening
dat geen honden meer worden aangehouden; dat men honden op straat ziet, niet voorzien van het kenteeken
en dat het getal honden, waarvan geen belasting wordt betaald, steeds belangrijk is geweest en nog toeneemt.
Het schijnt dus wenseheljjk dat, ter verzekering der belasting, betere voorschriften worden gemaakt,
meer in den geest zooals die in onderscheidene andere gemeenten bestaan.
Het dragen van een kenteeken moet, als een krachtig controle-middel voor de verzekering der belasting,
algemeen voorgeschreven en overtreding van dit voorschrift strafbaar worden gesteld, onverschillig
of de belasting al dan niet is betaald. Eu dan moet der politie de bevoegdheid worden toegekend, eiken hond,
dien zjj op de openbare straat aantreft, die niet voorzien is van het kenteeken, aan te houden. Maar zij moet
niet dadelijk over den hond kunnen beschikken, maar eerst na bijv. 3 X 24 uur. De eigenaar die den hond al
spoedig zal missen, wetende dat deze zonder kenteeken de straat opgegaan is, zal dan met vrij groote
zekerheid kunnen gissen waar hij hem kan vinden. Wel is waar zal hij, wanneer hij den hond recla
meert, zich bloot stellen aan een bekeuring wegens overtreding der belasting-verordening, doch hem blijft
toch de gelegenheid om den houd terug te bekomen als hij daarop prijs stelt.
Alleen voorschriften in dezen geest kunnen de heffing eeiier belasting op de honden voldoende verzekeren.
Vorenstaande mededeelingen en beschouwingen geven zeker voldoende aan, waarom wij het noodig
hebben geoordeeld den Raad eene nieuwe verordening tot heffing eener belasting op het houden van hon
den en op de invordering dezer belasting ter vaststelling aan te bieden.
Tot toelichting van sommige artikelen het volgende:
ONTWERP-HEFFINGSBESLUIT.
De ontwerp-verordening komt in hoofdzaak overeen met het bestaande heffingsbeslnit.
Art. 6. In dit artikel is bepaald dat een verhoogde belasting verschuldigd is wegens honden die in den
loop van het jaar niet meer dienst doen als waak- of trekhond. Voor deze honden zal dus een aanvul-
lings-belasting verschuldigd zijn van ƒ1.50 of ƒ0.75, naar gelang die verandering in de eerste of de
tweede helft van het dienstjaar plaats heeft.
Art. 7. Under de omschrijving zijn ook bepaaldelijk opgenomen houders van honden die vóór 1 Juli
de gemeente met der woon verlaten.
Aan deze personen zal dadelijk gedeeltelijke teruggave van belasting kunnnen geschieden aan alle andere
personen zal eerst na afloop van het belastingjaar gedeeltelijke teruggave kunnen worden verleend, omdat
eerst dan kan zijn gebleken, dat in de tweede helft van het belastingjaar niet weder een houd is aangeschaft.
ONTWERP-VERORDENING op de invordering der belasting.
Art. I. Volgens art. 1 van de bestaande verordening heeft jaarlijks in de maand Januari eene op
schrijving plaats van alle honden in de gemeente en hunne houders.
In andere gemeenten is dit anders.
Volgens de verordeningen, die wij raadpleegden, is in onderscheidene gemeenten voorgeschreven dat de
gemeente-ontvanger beschrijvingsbiljetten rondzendt en binnen eenige dagen weder laat ophalen, of dat
eenvoudig in de maand Januari aangifte aan diens kantoor moet worden gedaan, waarvoor dan een be-
schrijviugsbiljet verkrijgbaar is.
Daar verscherping der controle wordt beoogd, achten wij het wenschelijk dat een eigen schriftelijke
aangifte gevraagd wordt, en ook dat een beschrijvingsbiljet door een beambte wordt bezorgd bij ieder die
hij weet dat een hond heeft of vermoedt dat dit het geval is. Dat kan hem van nut zijn bij het houden
van toezicht op de naleving der verordening.
218
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Bijl.no.
Terughalen der beschrijvingsbiljetten is naar ons oordeel niet noodig. Het is voor de belastingplichti
gen geen groote moeite om het ingevulde beschrijvingsbiljet ter Secretarie te laten bezorgen. Ook leert
elders de ervaring, dat veelal, als men een beschrijvingsbiljet terug komt halen, het nog niet ingevuld is.
Wanneer in de eerste helft van de maand Februari eene herinnering in de Leeuwarder Courant en zoo
noodig in de hier verschijnende advertentiebladen wordt geplaatst, dat de biljetten vóór 15 Februari moe
ten worden ingeleverd en dit met vette letter op de biljetten zelve wordt gedrukt, zal dit zeker voldoende
mogen worden geacht.
Het is de bedoeling een afschrift van de lijst van uitreiking der biljetten (art. 1, laatste alinea) aan
den Commissaris van politie te zenden, daar deze voor de politiebeambten bij hunne surveillance van
grooten dienst kan zijn.
Ook zij die geen hond houden, doch aan wie een beschrijvingsbiljet is uitgereikt (art. 2 vóórlaatste
alinea) moeten het biljet inleveren. Een goede controle eischt, dat alle uitgereikte biljetten weder in
komen.
De artt. 36 behoeven geene toelichting.
Art. 7. Volgens art. 2 der bestaande verordening op de invordering kunnen bezwaren tegen den aan
slag worden ingebracht bij Burgemeester en Wethouders.
Vooral ook nu volgens art. 4 Burgemeester en Wethouders ambtshalve verhooging of aanslag kunnen
toepassen schijnt het meer rationeel dat de raad op gewone bezwaarschriften beslist.
Art. 9. De laatste alinea strekt om de politie in kennis te kunnen stellen met het volgnommer van
het uitgereikte kenteeken. Het behoeft geen betoog dat dit zijn nut kan hebben, ook in verband met
het bepaalde in art. 10.
Art 122e alinea heeft dezelfde strekking.
Art. 10 en 13. Na de uitvoerige algemeene beschouwingen behoeven deze artikelen zeker geene nadere
toelichting.
21