Bijlage no. 23.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905.
Art. 26.
Hij regelt zijne eigene werkzaamheden en die van
den opzichter in dier voege, dat zooveel mogelijk al
tijd een hunner aan de fabriek aanwezig zij.
Art. 27.
II is verplicht, het huis aan de fabriek met zijn
gezin te bewonen.
Hij mag zonder vergunning van Burgemeester en
Wethouders niemand bij zich in laten wonen, noch
de geheele of een gedeelte der woning aan een ander
ten gebruike afstaan.
Art. 28.
Hij stelt den opzichter op de hoogte van den gang
van zaken aan de fabriek en van het bedrijf in zijn
vollen omgang, opdat deze in staat zij hem, zoonoo-
dig, te vervangen.
Art. 25.
De Directeur wordt bij ontstentenis, ongesteldheid,
afwezigheid of andere verhindering, vervangen dooi
den opzichter.
De Directeur is verplicht den opzichter op de hoogte
te stellen van den gang van zaken aan de fabriek en
van het bedrijf in zijn vollen omvang.
Art. 29.
Voor afwezigheid uit de gemeente voor niet langer
dan acht dagen behoeft hij verlof van den voorzitter
der raadscommissie, voor meer dan acht dagen, doch
niet langer dan een maand, van Burgemeester en
Wethouders, voor langeren tijd van den Raad.
Art. 30.
Bij ziekte of ontstentenis van den directeur, wordt
door de raadscommissie aan Burgemeester en Wet
houders een voorstel gedaan tot het nemen der noo-
dige maatregelen, om de werkzaamheden geregeld te
doen doorgaan.
Art. 31.
Deze instructie treedt in werking met den dag
harer vaststelling, op welk tijdstip is vervallen de in
structie voor den directeur der gemeentelijke gasfabriek
te Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 9
April 1895 (Gemeenteblad no. 8 van 1895), aangevuld
bij raadsbesluit van 27 November 1900 (Gemeente
blad no. 32 van 1900) en gewijzigd bij raadsbesluit
Van 10 Mei 1904 (Gemeenteblad no. 10 van 1904).
228
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Byl.no.23.
VOORSTEL tot reorganisatie van den dienst
der gemeentewerken en tot wijziging
en vaststelling van de daartoe betrek
kelijke verordeningen en instructien.
Aan den Gemeenteraad.
Mijne He-eren
Met 1 October e.k. zal de tijd verstreken zijn, waarvoor de heer H. Thorn Prikker krachtens raadsbesluit
van 14 Juli 1903 werd benoemd tot gemeenteljjk inspecteur voor het woningtoezicht.
Er zal dus te dien aanzien een nader besluit dienen te worden genomen, althans wanneer men met
ons van oordeel is, dat de bemoeiingen en werkzaamheden, die ook voor 't vervolg uit de Woningwet
en de nieuwe Bouwverordening zullen voortvloeien, eene definitieve vermeerdering van personeel noodzake
lijk maken.
Toen wij ons voorstel van 20 Juni 1903 aan IJ indienden, verkeerden wij omtrent dit punt niet in
onzekerheid. Wel omtrent de vraag, of de voorloopig vast te stellen regeling bestendigd zou moeten
worden.
Eerst wanneer het onderzoek naar de woningtoestanden is afgeloopen en alle krachtens de wet te
„maken voorschriften in werking zijn, als de uitvoering van 2 der Woningwet verzekerd is, als de
„raadsbesluiten, bedoeld bij de artt. 27 en 28 zijn tot stand gekomen, kortom, als de eerste en voor
naamste uit de wet voortvloeiende werkzaamheden haar beslag hebben gekregen, eerst dan" zoo
schreven wij „zal beoordeeld kunnen worden, of de behoefte aan een inspecteur een blijvende zal
„blijken te zijn, dan wel of op minder kostbare wijze aan de naleving der bij of krachtens de wet
„gegeven voorschriften de hand zal kunnen worden gehouden."
Zooals wij opmerkten, stond het destijds reeds bij Burgemeester en Wethouders vast, dat voor de
uitvoering der Woningwet en de te maken Bouwverordening ook op den duur meerdere persoonlijke hulp
noodig zou zijn.
Trouwens dit ligt zoo voor de hand, dat het geheel overbodig schijnt dit nader aan te toonen.
De vraag kan alleen zijn, of een meer zelfstandig ambtenaar met het oog op de uitvoering der wetten
en der Bouwverordening definitief moet worden aaugesteld, m.a.w., of de tijdelijke toestand in hoofdzaak
zal moeten worden bestendigd. Wij aarzelen niet die vraag toestemmend te beantwoorden.
Bjj de beourdeeling dezer zaak dient tevens in het oog te worden gehouden, dat, wanneer een onder
geschikt ambtenaar uit hoofde van de vermeerderde werkzaamheden aan het bureau van den directeur dei-
gemeentewerken werd toegevoegd, hij, directeur, opnieuw belast zou worden met hot geheele complex
van bemoeiingen, dat nu gedurende twee jaren van zijne toch reeds zoo zeer belaste schouders is afgenomen
geweest. Nog steeds klaagt de directeur, dat hij zooveel bureau-man moet zijn en zoo weinig tijd kan
vinden om zelfstandig vele zaken na te gaan, zoodat het reeds daarom gewenscht is, de bestaande tijdelijke
regeling, die gebleken is over bet geheel zeer goed te werken, in hoofdzaak te bestendigen.
Er zal dan naast den directeur blijven bestaan een zelfstandig, voor den goeden gang van zaken ver
antwoordelijk ambtenaar, die in den regel rechtstreeks uiet Burgemeester en Wethouders zal correspon-
deeren, die een opzichter en een klerk onder zich zal moeten hebben; iemand, die moet voorbereiden al
hetgeen bij 3 en 4 der Woningwet aan Burgemeester en Wethouders is opgedragen, die rapport zal
moeten uitbrengen over alle voorstellen door de gezondheidscommissie aan het gemeentebestuur te doen,
die, ter uitvoering van de taak bij art. 16 der Woningwet aan Burgemeester en Wethouders opgedragen,
229