Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. moet nagaan, welke woningen ongeschikt ter bewoning zijn, verbetering behoeven ot' overbevolkt zijn; die eindelijk, nu voortaan voor het bouwen vergunning noodig is, alle bouwplannen nauwkeurig zal moeten onderzoeken werkzaamheden dus van veel omvattenden aard, die bovendien ingrijpen in de rechten en belangen der ingezetenen. Om al die redenen meenen wij dan ook, dat deze zelfstandige, verantwoordelijke ambtenaar hooger moet staan dan een gewoon opzichter en dat, om een zoodanig geschikt persoon te kunnen krijgen, het salaris ook hooger dan dat voor de opzichters moet worden bepaald. orenstaande beschouwingen en overwegingen hebben wij belichaamd in de artt. 2, 4 en 5 van bijge voegde concept-verordening, regelende den rang, bet getal, de benoeming, de bezoldiging enz. der ambte naren en werklieden van de gemeentewerken, terwijl hierbij tevens aanhangig worden gemaakt, voorstel len tot wijziging der instructie van den directeur der gemeentewerken en tot vaststelling van een instructie voor den gemeentelijken inspecteur voor het woningtoezicht. Een en ander komt op het volgende neder De behandeling van zaken, behoorende tot de in art. 2 der concept-verordening genoemde onderwerpen, wordt in t algemeen opgedragen aan den gemeentelijken inspecteur voor het woningtoezicht. Intusschen hebben, wat de Woningwet en de Bouwverordening betreft, sommige zaken niet rechtstreeks ot uitsluitend betrekking tot het bouwen of inrichten van woningen of de bewoning. Zoo b.v. niet die be treffende de uitbreiding van bebouwde kommen (artt. 27 en 28 der Woningwet) en de aanleg van stra ten enz. volgens de artt. 2—6 van de Bouwverordening. De behandeling van dergelijke zaken, als meer gemeentewerken of meer algemeene gemeentebelangen betreffende, moet blijven bij den directeur. Ook moeten Burgemeester en Wethouders in 't algemeen de bevoegdheid behouden om, wanneer zij voor stellen of adviezen van den inspecteur voor het woningtoezicht ontvangen, van welken aard die ook mogen zijn, als zij dit wenschelijk achten, daarover ook het oordeel van den directeur te vragen. Dit tot toelichting van art. 5 der eerstgenoemde concept-verordening. In de voorgestelde wijziging van art. 15 der instructie voor den directeur en in art. 2 der concept-in structie voor den gemeentelijken inspecteur voor het woningtoezicht zijn nu enkele bepaalde zaken ge noemd, welker behandeling wel aan den inspecteur is opgedragen, maar waarover het wenschelijk kan zijn, dat de directeur in ede-ad viseert. Zoo heeft de ervaring ons geleerd, dat vele aanvragen, verzoeken enz., die door ons in handen van den inspecteur werden gesteld, in meer of minder verband stonden met algemeene gemeentebelangen, waarover het wenschelijk was ook den directeur te hooren. Uit de aanvragen om vergunning blijkt dit niet altijd dadelijk soms eerst na gehouden onderzoek en dan uit het door den inspecteur uitgebracht rapport. liet komt ons daarom wenschelijk voor, dat alle aanvragen om vergunning volgens de Hinderwet en alle aanvragen om bouwvergunning dooi ons in handen van den directeur worden gesteld, ten einde deze kan nagaan, of daarbjj soms ook een meer bijzonder gemeentebelang kan zijn betrokken. Daarna wordt de aanvraag door hem ter gewone behandeling aan den inspecteur gezonden. Dewijl echter soms eerst later uit het rapport van den inspecteur kan blijken, dat zoodanig belang bij de zaak betrok ken is, is bet tevens aan te bevelen, dat de inspecteur zijne rapporten over bedoelde aanvragen aan ons inzendt door tusschenkomst van den directeur. In beide gevallen voegt de directeur zijne oj>- of aanmer kingen of voorstellen bij des inspecteurs rapport. Hieimede zal ook voldaan worden aan den weusch van den directeur om steeds kennis te kunnen nemen van de aanvulling of wijziging, die in de bebouwing van de gemeente plaats heeft of zal hebben. Wij meenen dat op die wijze de inrichting van den dienst der gemeentewerken het best geregeld wordt, in art. 11 der concept-verordening, regelende den rang enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeen tewerken, is in hoofdzaak overgenomen de bijzondere bepaling van art. 9 der bestaande verordening. De bijzondere instructie van den daar bedoelden opzichter is opgenomen in gem. blad no. 21 van 1895. Wij zijn te zeer overtuigd van het groote nut van het houden van een pertinent toezicht, zooals dat in die instructie is omschreven, dan dat wij dit zouden willen prijsgeven. -Natuurlijk zal die instructie na de totstandkoming der nieuwe verordening eenigszins gewijzigd dienen te worden. Wij meenen, dat na vorenstaande toelichtingen het niet noodig is omtrent de concept-verordening nog in nadere bijzonderheden te treden. Intusschen zal I blijken, dat in art. 2 ook is opgenomen een teekenaar, wiens salaris in art. 7 is ge steld op ten minste 900 en ten hoogste 11U(J. 230 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Bijl. 110.Zó. Dit is geschied op voorstel van den directeur der gemeentewerken bij zijne hierbij overgelegde missive van den 27 Juni j.l. no. 518/48. De door den directeur voor de aanstelling van zoodanigen ambtenaar aangevoerde motieven komen ons gegrond voor. Wij meenen biermede de voorstellen voldoende te hebben toegelicht cn hebben alzoo de eer IJ voor te stellen te besluiten tot vaststelling van de verordening, regelende den rang, bet getal, de benoeming, de bezoldiging enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeentewerken; van de verordening tot wijziging van de instructie voor den directeur tier gemeentewerken en van de instructie voor den gemeentelijken inspecteur voor het woningtoezicht, gelijk deze in concept hiernevens gaan. Burgemeester en Wethouders J. TROELSTRA, l.-Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. Leeuwarden, 5 Augustus 1905. 231

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1905 | | pagina 116