Bijlage no. 27. INVOERING VAN EEN SCHEIDSGERECHT. a VOORSTEL der heeren Kooptnans e s. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. hiji.no. Leeuwarden, 22 Maart 1905. Aan den Naad. Mijne heeren! Het onderwerp Scheidsgerechtenhetwelk onlangs in vergaderingen en couranten is behandeld, heeft de algemeene aandacht gevestigd op het groote belang van zoodanige instelling. Hoewel de Minister van Binnenlandsche Zaken bij de voorgenomen wijziging dei gemeentewet in vooruit zicht heeft gesteld, daarin twee artikels aan te brengen waarbij het instellen van scheidsgerechten ver plichtend wordt gesteld, hebben ondergeteekenden gemeend niet langer te moeten wachten met de uitvoering van hun voorgenomen plan om aan den Raad der gemeente Leeuwarden een voorstel aan te bieden, in houdende het verzoek, om in afwachting der verwezenlijking van 's Ministers voornemen, de invoering van scheidsgerechten, welke aangelegenheid als een zeer urgente kwestie is te beschouwen, opnieuw in ernstige overweging te nemen. Niet onwaarschijnlijk zal ten dezen de vraag kunnen worden gesteld, welke beteekenis nu reeds de te maken bepalingen zouden hebben, indien wellicht 11a een kort tijdsverloop een wettelijke regeling op dit stuk kan worden tegemoet gezien, maar dan meenen wij te kunnen antwoorden, dat in zoodanig geval al hetgeen ton dezen van gemeentewege mocht zijn tot stand gebracht, niets van zjjne beteekenis zal Verliezen. Men denke slechts aan de wettelijke regeling op het bouwen, thans in de Woningwet neergelegd en toch hebben de bepalingen van de vroeger vastgestelde plaatselijke verordeningen steeds goede diensten bewezen en eene rijksregeling vergemakkelijkt. De noodzakelijkheid bestaat om een beslissend college daar te stellen dat, boven de partijen verheven, met gezond verstand en kalme beraadslaging kan oordeelen over geschillen, soms miniem in beginsel, doch die zich, zoo ze niet worden getemperd, aanleiding kunnen geven tot toenemende wrok en wrevel, waaronder niet alleen beide partijen, maar ook het werk en dus de gemeenschap zullen lijden. Immers hoe lichtelijk kan soms door een liooger geplaatst ambtenaar een ondoordacht woord worden gesproken tegen of in overijling aan mindere ambtenaren of werklieden straf worden opgelegd. Gebeurt zulks in de particuliere maatschappij, niemand behoeft er zich mede te bemoeien en niemand doet zulks, omdat ook hij niet gewaarborgd is voor de nadeelige gevolgen van een, hoewel de humaniteit het gebood, zich bemoeien met andermans zaken. Ongelukkig de mindere ambtenaar of werkman in die positie tegenover zijne meerderen, als niemand zich zijner aantrekt of geen hooger beroep voor hem openstaat. liet is waar dat ook reeds in onze gemeente eenig gezag bestaat, hetwelk werkt als een soort scheids gerecht en wel het college van Burgemeester en Wethouders, doch men vergeve ons onze veronderstelling dat zulk een college niet altijd de rechtvaardigheid kan betrachten, omdat zij door haar samenstelling niet altijd juist onpartijdig zal blijken te kunnen zijn. Dat college, ook in onze gemeente heeft zich in den laatsten tijd zulk een voorbeeld voorgedaan, is soms met haar eigen ambtenaren alles behalve homogeen. Er mag worden medegedeeld, ja! zelfs worden geconstateerd dat in onze gemeente zelden verschillen voorkomen dit mag echter allerminst een reden zjju 0111 het scheidsgerecht niet te doen instellen, daar immers algemeen de stelling wordt gehuldigd „beter tien schuldigen vrij dan één onschuldige gestraft. Waarom is hel scheidsgerecht thans een eisch des tijds geworden? De gemeenten zijn industrieel geworden in de laatste jaren, zij produceeren zelve en leveren aan hare inwoners, de consumenten, om geld te verdienen. Toch heeft de gemeente er belang bij om goede waar te leveren voor weinig geld en komt daardoor in botsing met de krachten die de consumtie bereiden: de arbeider, werkman, opzichter, enz. Teneinde dien druk zooveel mogelijk te ontkomen, moet de arbeider zich tegenover die industrie, or- 209

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1905 | | pagina 135