Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905.
gelo, ia deze provincie de zuivelfabriek te Warga,
en, naar aanleiding der groote staking, en de daaruit
gevolgde wetten ter voorkoming van zulke stakingen,
de spoorwegmaatschappijen op last der regeering. Waar
deze wetten nu ook hunne volle werking doen ge
voelen voor de gemeentewerklieden, kan*'dit!eveneens
slechts een reden te meer zijn voor de invoering van
een scheidsgerecht voor deze werklieden, die boven
dien ook nog missen een beroep op de Kamers van
Arbeid. Ten slotte zij voor het buitenland gewezen
op de gunstige werking van b.v. de (xeworbe-Gerichte
in Duitschland.
De artikelen van het voorstel.
De lezing der artikelen geeft aanleiding tot de be
spreking van verschillende zaken, voor de goede wer
king van het scheidsgerecht van het grootste belang.
Ie. Omtrent de kwestie, op welke wijze de leden
van het scheidsgerecht zullen worden aangewezen, en
wie dat zullen zijn, bestaat op dit oogenblik geen
vaste overtuiging.
Voorop moet echter staan, dat de onpartijdigheid
van het college zoo groot mogelijk zij, terwijl in de
tweede plaats zooveel mogelijk gestreefd moet worden
naar deskundigheid onder de leden.
Voor het Amsterdamsche scheidsgerecht is de sa
menstelling dusdanig geregeld, dat twee leden en hunne
plaatsvervangers worden aangewezen door Burgemees
ter en Wethouders, en eveneens twee leden en hunne
plaatsvervangers worden gekozen door de werklieden,
terwijl het vijfde lid en zijn plaatsvervanger worden
benoemd door den Raad. De leden kiezen dan een
voorzitter uit hun midden, terwijl Burgemeester en
Wethouders een secretaris aan het college toevoegen.
Deze regeling wordt voorloopig vrijwel als de beste
beschouwd. Bij de op het oogenblik aan de orde
zijnde reorganisatie van het Amsterdamsche werklie
denreglement wordt echter door de betrokken raads
commissie het wenschelijk geacht, dat Burgemeester
en Wethouders en de werklieden alleen het recht
van voordracht hebben, en de benoeming bij den Raad
berust, liet ontwerp van directeuren der Amster
damsche bedrijven houdt echter aan de oude regeling
vast.
Tegen de regeling volgens art. 2 van het voorstel
kunnen echter moeielijk overwegende bezwaren wor
den ingebracht. Alleen is hierbij op te merken, dat
bij het niet verkrijgen van overeenstemming omtrent
het vijfde lid, door den Raad zouden worden benoemd
drie leden, waartegenover door de werklieden slechts
twee.
2e. Wie als lid van het scheidsgerecht moet zit
ting nemen is een kwestie, die, op grond der ervaring,
beter kan worden opgelost. Het Amsterdamsche
scheidsgerecht heeft gedurende hare werking het be
wijs geleverd, dat de samenstelling uit gemeenteamb
tenaren en werklieden niet de juiste is. Op advies
274/(
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1935 liijLno.zt.
van het scheidsgerecht zelf, wordt dan ook door de
Amsterdamsche raadscommissie voorgesteld, de leden
van het scheidsgerecht in het vervolg te doen benoe
men en kiezen buiten de gemeenteambtenaren en
werklieden. liet advies van het scheidsgerecht baseert
zich voornamelijk hieropdat de werklieden in
tegenwoordigheid van boven hen gestelde ambtenaren
zich niet vrij zullen uitspreken b. dat de beoordee
ling door den oenen ambtenaar van een strafoplegging
door een ander ambtenaar een scheeve verhouding zal
scheppen, en e. dat de werklieden zich als advocaat
der werklieden, de ambtenaren als die van hunne
collega's zullen gevoelen.
Deze zienswijze wordt ook gehuldigd door de voor
stellers in hun art. 2, waar zij de direct belangheb
benden buiten sluiten. Tegen deze regeling kan dan
ook geen bezwaar bestaan de onpartijdigheid van het
college wordt er te grooter door.
Daar tegenover staat, dat de deskundigheid van het
college wel eenigszins schade zal lijden. Hieraan is
echter te gemoet te komen, door het college een
permanent karakter te geven, b.v. door, gelijk in art.
2 is gedaan, hen voor den tijd van één jaar te be
noemen, met onmiddellijke herkiesbaarheid. De leden
krijgen dan de gelegenheid zich in de gemeentezaken
in te werken, en het gebrek aan deskundigheid zal
zich niet meer doen gevoelen.
3e. Ken ander punt van groot belang is het wen-
schelijke van eene snelle rechtspraak. Het verwijt,
dat aan het scheidsgerecht wordt gericht, van nadeeligc
werking tengevolge van het uitstellen der straftoe
passing, is niet geheel ongegrond, en dient dus zooveel
mogelijk te worden voorkomen. Natuurlijk kan dit
verwijt dan alleen treffen, wanneer werkelijk, tenge
volge van een straf beroep op het scheidsgerecht plaats
heeft, terwijl bovendien alle gevallen, maatregelen van
orde betreflende, van de beslissing van het scheidsge
recht zijn uitgesloten, en in deze gevallen dus van
nadeeligc werking van het scheidsgerecht geen sprake
kan zijn.
Wil de gunstige werking der straf niet te loor
gaan, dan moet een snelle berechting plaats vinden,
waarop dus bij de betrekkelijke bepalingen wel is te
letten.
ie. Yan de beslissing van het scheidsgerecht zullen
steeds uitgesloten moeten blijven het z.g. „eervol
ontslag", en de „maatregelen van orde."
Eervol ontslag, b.v. wegens te veel personeel, moet
steeds mogelijk blijven, al lijkt bet niet ongewenscht,
dat ook in dit geval het scheidsgerecht een recht van
meespreken heeft, b.v. door het uitbrengen vau advies.
Wat betreft de maatregelen van orde, zonder welke
een goede gang van zaken niet wel mogelijk is,
daarop een beroep toe te laten, b.v. bij het wegzenden
van het werk wegens dronkenschap, wanordelijk gedrag,
te laat komen, brutaliteit, enz., zou een groote stoor
nis in den geregelden gang van werken brengen.
274/