Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905.
ONTWERP I.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
Overwegende dat het wenschelijk is, dat in den
dienst der gemeente of van hare instellingen zooveel
mogelijk alleen die personen worden aangesteld, die na
een geneeskundig onderzoek geschikt zijn bevonden
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
Besluit
Yast te stellen de navolgende
VERORDENING, regelende het geneeskundig
onderzoek van personen die in aanmerking
komen voor aanstelling in den dienst
der gemeente en van hare instellingen.
Art. 1.
In den dienst der gemeente of van hare instellingen
worden door den llaad, door Burgemeester en Wet
houders of door aan een dezer ondergeschikte besturen
of ambtenaren geene personen aangesteld of over
geplaatst dan na gebleken lichamelijke geschiktheid,
waf overplaatsing betreft, alleen behoudens het geval,
dat naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
deze geschiktheid niet nader behoeft te zijn gebleken.
Art. 2.
Deze geschiktheid moet blijken uit een onderzoek,
verricht door den Geneesheer-Directeur van het Stads
ziekenhuis, die voor ieder onderzoek een honorarium
van 2.50 geniet.
Art. 3.
Indien de benoeming bij den Gemeenteraad berust,
wordt bij de aanbeveling of voordracht omtrent ieder
der aanbevolenen of voorgedragenen de conclusie van
het onder art. 2 bedoelde onderzoek aan den Raad
overgelegd.
Indien de Gemeenteraad een persoon benoemt, die
niet op de betreffende aanbeveling voorkomt, draagt
deze benoeming een voorwaardelijk karakter en doen
Burgemeester en Wethouders zoo spoedig mogelijk
het geneeskundig onderzoek geschieden. De benoeming
Wordt geacht niet te zijn geschied, indien de conclusie
van dit onderzoek niet gunstig mocht zijn.
Art. 4.
De ter zake van het in art. 2 bedoelde onderzoek
gemaakte reiskosten worden aan de tot dit onderzoek
opgeroepen, niet benoemde, sollicitanten naar billijk
heid, ter beoordeeling van Burgemeester en Wet
houders, vergoed.
Art. 5.
Deze verordening is niet toepasselijk op personen,
292
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905.
Art. 3 (bestaand.)
Een der artsen wordt belast met
a. de genees- en heelkundige behandeling in het
stadsziekenhuis en het stadsarmhuis, alsmede, voor
zooveel noodig, met het verleenen van bijstand bij
verlossingen van vrouwen in eerstgenoemde inrichting
opgenomen
b. de genees- en heelkundige praktijk bij behoeftigen
in het hem door Burgemeester en Wethouders als
werkkring aan te wijzen gedeelte der gemeente;
c. het verleenen van verloskundigen bijstand in
het hem door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen gedeelte der gemeente, indien de vroedvrouwen
verhinderd zijn dien te verleenen, of deze volgens
art. 30 dezer verordening zijne hulp inroepen;
d. het onderzoek, bedoeld bjj art. 24 der verordening-
op de huizen van ontucht en de publieke vrouwen
in deze gemeente.
Deze arts voert den titel van geneesheer-directeur
van het stadsziekenhuis.
die, tijdel ijk voor een jaar of korter worden aange
steld, noch op hen, die na het verstrijken van den tijd
waarvoor zij werden aangesteld, volgens de betrekke
lijke verordeningen voor een herbenoeming in aan
merking kunnen komen.
Art. 6.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1906.
De Raad voornoemd.
ONTWERP II.
De Raad der gemeente Leeuwarden
Gelet op art. 2 der bij besluit dd. heden no.
vastgestelde verordening, regelende het geneeskundig
onderzoek van personen, die in aanmerking komen
voor aanstelling in den dienst der gemeente en van
hare instellingen, alsmede op het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders;
Besluit
in art. 3 der verordening op den genees-, heel- en
verloskundigen dienst voor behoeftigen in de gemeente
Leeuwarden (Gemeenteblad 1892 no. 16), gewijzigd
bjj Gemeenteblad 1900 no. 26 en Gemeenteblad 1904
no. 37,
na vd. het onderzoek, bedoeld bij art. 24 der ver
ordening op de huizen van ontucht en de publieke
vrouwen in deze gemeente."
in te lasschen de woorden
„e. het onderzoek, bedoeld bij art. 2 der verordening,
regelende het geneeskundig onderzoek van personen,
die in aanmerking komen voor aanstelling in den
dienst der gemeente en van hare instellingen."
De Raad voornoemd..
293