Bijl. no. 14. Bijlage tot het verslag van de liandelingon van den Gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. houders te verlichten op de uren, gedurende welke de straatverlichting is ontstoken. Eigenaren van gebouwen moeten gedoogen, dat aan die gebouwen toestellen voor straatverlichting, brand weer waterleiding of straatbenaming worden be vestigd en bevestigd blijven. Burgemeester en Wethouders kunnen van het voor schrift, in het tweede lid vervat, ontheffing verleenen In dat geval gelden de door hen te stellen nadere eischen. Art. 6. Straten, met inachtneming van de door den Raad gestelde en bij deze verordening bepaalde voorwaar den aangelegd en voltooid, moeten door de eigenaren op de voorwaarden, in de vergunning, bedoeld bij art. 3 dezer verordening, te vermelden, aan de gemeente in eigendom worden overgedragen. Bij de aanvrage om vergunning verbindt de ver zoeker zich tot betaling eener bijdrage in de kosten van het voortdurend onderhoud ten bedrage van a. 1.per M2. voor eerste soort woonstraten b. 1.50 per M2. voor tweede soort woonstraten c. 1.50 per M2. voor derde soort woonstraten. Voor de overdracht aan de gemeente van verkeers straten is geen bijdrage verschuldigd. De verschuldigde bijdrage wordt bij 's Raads be schikking vastgesteld zij moet door hem, te wiens name de beschikking is gesteld, worden voldaan bin nen ééne maand na het verschijnen van den uit kracht van art. 3 gestelden termijn. Indien het den Raad is gebleken dat de woningen, aan na het inwerkingtreden dezer verordening aange legde tweede of derde soort woonstraten gebouwd, voor ten minste 9/l0 gedeelte van haar getal, gedurende de eerste vijfjaren van haar bestaan, niet duurder zijn verhuurd geworden dan tegen een bedrag van ƒ2. per woning en per week aan tweede en van ƒ1.50 per woning en per week aan derde soort woonstraten, kan aan den aanlegger dier straten of aan zijne recht verkrijgenden de gestorte bijdrage worden terugge geven. Rente wordt daarbij niet berekend. Art. 7. Het is verboden bij het oprichten van een gebouw of van een gedeelte van een gebouw aan eene open bare straat te bouwen of te doen bouwen, anders dan met inachtneming van de vanwege Burgemeester en Wethouders aan te wijzen rooiing, volgens de rooi lijnen door den Raad vastgesteld. Is voor eenige bestaande straat door den Raad geen rooilijn vastgesteld, dan wordt als zoodanig beschouwd de lijn, waarin de naastliggende perceelen zijn gelegen. Liggen deze in verschillende rooilijnen, dan geldt het verlengde van de rooilijn, getrokken evenwijdig met de as der straat, uit het meest achterwaarts ge legen perceelsgedeelte. 106 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Liggen de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde perceelen, naar het oordeel van Bur gemeester en Wethouders, te ver van elkander ver wijderd, dan wordt, vóór met het stichten van een of meer gebouwen wordt aangevangen, de rooilijn door den Raad vastgesteld. Het is verboden achter de rooilijn te bouwen. Burgemeester en Wethouders kunnen van dit laatste verbod vrijstelling verleenen. In dat geval gelden de door hen te stellen nadere eischen. Art. 8. Behalve aan dorde soort woonstraten, is het ver boden te bouwen aan straten, welker breedte op eenig punt minder dan 5 Meter bedraagt. Dit verbod is ook van toepassing voor het geval de eenige toegangsweg tot die straten eene breedte heeft van minder dan 5 Meter. Op de hoeken van straten moeten, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, de erven en ge bouwen worden afgeschuind of afgerond ter lengte van 2 Meter, gemeten langs de schuine lijn, of bij afronding, gemeten langs de koorde van het cirkel segment. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in bijzon dere gevallen van het in dit artikel bepaalde vrijstel ling te verleenen. Alsdan gelden de door hen te stellen nadere eischen. Art. 9. Onverminderd de bevoegdheid van den Raad om in nieuw aangelegde straten een grooteren afstand tusschen de rooilijnen toe te laten, wordt die afstand bepaald op: a. 14 Meter in verkeersstraten; b. 13 Meter in eerste soort woonstraten; c. 10 Meter in tweede- en derde soort woonstraten. Art. 10. Het is verboden aan een gebouw eenig buiten de rooilijn uitstekend werk of voorwerp te maken. Dit verbod is niet van toepassing, voor zoover wordt gehandeld met vergunning van Burgemeester en Wet houders, zoomede niet op gevellijsten. Art. 11. Het is verboden een deur, venster, zonneblind, hek of luik zóó te maken of te plaatsen, dat zij over de openbare straat openslaan. Art. 12. Bij elk gebouw moet achter de rooilijn een ruimte, waarvan de oppervlakte ten minste V4 gedeelte bedraagt van het bebouwde gedeelte van het perceel, onbebouwd en onbedekt blijven. Opengelaten zijdelingsc.he ruimte tusschen twee ge bouwen moet ten minste 1 Meter breed zijn, behoor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1905 | | pagina 54