Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. TOELICHTING. Art 4 geeft eene omschrijving van de straten, naar gelang harer breedte enz. Nu worden die in de eerste plaats onderscheiden in verkeers- en woonstraten en de woonstraten weder in drie soorten. Nu zijn eigenlijk alle openbare straten verkeersstraten en van een soort- verschil tussehen woonstraten kan geen sprake zijn. Alleen van een verschil in breedte enz., een gradueel verschil dus, waarom het juister schijnt do straten in klassen in te deelen. Indien wij geene andere opmerkingen omtrent art. 4 hadden te maken, zou ons dit waarschijnlijk geen aanleiding hebben gegeven tot het voorstellen van een amendement op dit artikel. Maar het artikel zoo als het thans luidt, dient noodzakelijk verduidelijkt te worden. Volgens dat artikel worden de aan te leggen openbare straten onderscheiden o.a. in verkeersstraten. Wat is nu een verkeersstraat? Volgens de omschrijving, een straat met ten minste 11 meter breedte, verdeeld in 6 meter voor rijweg en 2.50 nieter ter weerszijden voor trottoirs met rollagen. Maar een straat, die aan die omschrijving voldoet, is nog geen verkeersstraat. Iets verder leest men toch, dat verkeersstraten zijn die straten, welke de Baad in het rechtstreeksch belang acht van de ge meente, zonder meer. (Jok is de omschrijving nog niet volledig, want in art. 9 wordt bepaald, dat de afstand tussehen de rooilijnen voor verkeersstraten moet bedragen 14 meter, doch dat deze niet vergunning van den raad grooter mag zijn. Deze opmerkingen gelden ook ten aanzien der woonstraten, waaromtrent bovendien nog het volgende wordt opgemerkt. Aan de eerste soort woonstraten wordt, wat de omschrijving betreft, later in art. 4 nog toegevoegd, „waarlangs gebouwen mogen worden gesticht hooger dan 7 meter." Die toevoeging nu schijnt geheel overbodig, want volgens art. 14 mogen aan straten met ten minste 10 nieter breedte (eerste soort woon straten) zelfs gebouwen worden gesticht van 1JS meter hoogte. (lelijke opmerking geldt voor de tweede soort woonstraten, waarlangs volgens art. 14 gebouwen van 10 meter hoogte mogen worden gesticht. III. Art. 6. De tweede alinea te lezen als volgt: Bij de aanvrage om vergunning verbindt de verzoeker zich tot betaling cener bijdrage in de kosten van het voortdurend onderhoud ten bedrage van ƒ1.50. per M» voor straten behoorende tot de eerste klasse, voor zoover de Baad oordeelt, dat de straat van rechtstreeksch belang is voor het algemeen ge meentelijk verkeer; 2 per M- voor straten der eerst; klasse, niet ge acht wordende van rechtstreeksch belang te zijn voor het algemeen gemeentelijk verkeer en voor straten der tweede klasse; ƒ2.50 per M- voor straten der derde en vierde klasse. Afwijking van het bepaalde bij dit artikel kan door den Baad worden toegestaan, ingeval de aan vrage klaarblijkelijk geschiedt in het belang van ver betering der volkshuisvesting. De 3e en de laatste alinea van art. 6 roieeren. TOELICHTING. Art. 6 der bestaande verordening (van 22 December 1903, Gemeenteblad no. 2 van 1904) luidt als volgt „Eene gunstige beschikking op aanvragen, als bedoeld in art. 3, wordt, voor zooveel deze straten-aanleg betreffen, niet genomen, tenzij de verzoeker zich bij zijne aanvrage verbindt de straten, op particulieren grond aangelegd en ingericht, nadat zij niet inachtneming van de bepalingen dezer verordening zijn vol- 134 Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. BijLno. 16. tooid, aan de gemeente in eigendom over te dragen, onder bijbetaling van eene bijdrage in de kosten van het voortdurend onderhoud ten bedrage van ƒ1.50 per vierkanten meter, voor straten die, naar het oordeel van den Baad, van rechtstreeksch belang zijn voor het gemeentelijk verkeer 2.50 per vierkanten meter, voor alle overige straten. „De verschuldigde bijdrage wordt bij de beschikking vastgesteld. Zij moet door hem, ten wiens name deze is gesteld, worden voldaan binnen één maand na het verstrijken van den krachtens art. 3 bis vast- gestelden termijn. „Afwijking van het bepaalde bij dit artikel kan door den raad worden toegestaan, ingeval de aanvrage klaarblijkelijk geschiedt in het belang van verbetering der volkshuisvesting." Dit artikel is met op 2 na algetneene stemmen aangenomen. Het bedrag der bijdragen is,' naar gemaakte berekeningen, nog geen anderhalf jaar geleden vastgesteld en er is geen enkele omstandigheid aanwezig, die aanleiding zou geven om die cijfers te wijzigen en alzoo op een zoo kort geleden genomen besluit terug te komen. Nu echter volgens de 'omschrijving van art. 4 de eerste soort woonstraten (straten 2e klasse) een vrij belangrijke breedte zullen moeten hebben, niet veel afwijkende van de verkeersstraten (straten le klasse) bestaat er alleen eciiigc aanleiding om voor deze straten de bijdrage te bepalen op ƒ2.— per M2. Ofschoon dit niet zeer duidelijk is, schijnen voor de toepassing van het bepaalde in art. 6, „dat voor de overdracht aan de gemeente van verkeersstraten geen bijdrage verschuldigd is," in verband met het bepaalde in art. 4, de ontwerpers te bedoelen, dat alle straten, uitgezonderd die der derde soort woon straten, wat de bijdrage betreft, als verkeersstraten kunnen worden gekwalificeerd. Hiermede zal echter het stelsel van bijdragen vrijwel op losse schroeven worden gezet. Wel zou men zich kunnen beroepen op de bestaande bepalingen, waarin, ten aanzien vau straten, die naar het oordeel van den Baad van rechtstreeksch belang zijii voor het gemeentelijk verkeer, ook van geen breedte der straten sprake is, doch de geschiedenis dezer bepaling wijst er op, dat men daarbij altijd het oog had op hoofdstraten, en dan wil de bestaande verordening voor die straten nog 1.50 per M». vorderen, terwijl het voorgestelde art. ti de als verkeersstraten erkende straten van elke bijdrage wil vrijstellen. Het stelsel van klassificatie der straten heeft zijn goede zijde, vooral voor de toepassing der bjjdrage voor onderhoud. Dan toch kunnen de bijdragen voor de onderscheidene straten meer nauwkeurig worden aangewezen. Daardoor kan ook dit bereikt worden, dat de Baad zoo weinig mogelijk gesteld wordt voor de vraag, of eenige straat al dan niet in 't rechtstreeksch belang van de gemeente wordt geacht, wat zeker wenscheljjk is. Daarover toch kan men zeer in meening verschillen. Die vraag kan bij de aangenomen klassificatie nu beperkt blijven tot straten met een bepaalde mininum- breedte (zoo als men dit ook gedacht heeft bij het vaststellen van liet bestaande art. 6) en voor de toepassing van het bedrag der bijdrage zal daardoor meer vastheid worden verkregen, wat ook is in 't belang der bouwondernemers, die dan beter weten waar zij op moeten rekenen. Geen bouwondernemer legt een straat aan met het oog op het belang der gemeente. Hij doet dit in zijn eigen belang, om de huizen, die hij sticht, meer waard te doen zijn. Reden om hem van elke bjj drage vrij te stellen, ook al is de straat die hij aanlegt, in 't rechtstreeksch belang der gemeente, bestaat er dus niet. Stelt men hem geheel vrij dan geraakt hij tegenover andere bouwondernemers in eene be voorrechte positie. Het komt onderge teekend en wenschelijk voor, dat de bepaling van liet bestaande art. 6, dat afwijking ten aanzien der bijdragen kan worden toegestaan, ingeval de aanvrage geschiedt in het belang van verbe tering der volkshuisvesting, worde behouden. Van die bepaling is reeds gebruik gemaakt bij de onlangs aangelegde straten door de Vereeniging „Eigen brood bovenal". Voorts zij opgemerkt dat die bepaling facultatief is en bij toepassing daarvan geen algeheels vrijstelling van een bijdrage voor onderhoud behoeft te worden verleend. De laatste alinea van art. 6 is iets geheel nieuws. Daarbij betreedt de gemeente het gebied der spe culatie en dit moest zij maar aan de bouwondernemers overlaten. En bij die speculatie kan zij in zeer ongunstige conditie komen. Een bouwondernemer legt een openbare straat derde soort aan en bouwt daaraan enkele woningen, die hij verhuurt voor ƒ1.50. I)an krijgt hij na 5 jaar de gestorte bijdrage terug en de gemeente kan de straat teu eeuwigen dage op hare kosten onderhouden. 135

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1905 | | pagina 68